Ondernemingsklimaat; menselijk kapitaal, arbeidsaanbod en -kosten 1990-2011

Ondernemingsklimaat; menselijk kapitaal, arbeidsaanbod en -kosten 1990-2011

Landen Perioden Arbeidsparticipatie en opleidingsniveau Lager onderwijs (% bevolking in bedoelde opleidingsgroep) Arbeidsparticipatie en opleidingsniveau Middelbaar onderwijs (% bevolking in bedoelde opleidingsgroep) Arbeidsparticipatie en opleidingsniveau Hoger onderwijs (% bevolking in bedoelde opleidingsgroep) Arbeidskosten Arbeidskosten per eenheid product (APEP) (index (2005=100))
Australië 2011 . . . 127,1
België 2011 . . . 115,7
Canada 2011 . . . 117,6
Denemarken 2011 . . . 119,4
Duitsland 2011 . . . 105,4
Finland 2011 . . . 115,5
Frankrijk 2011 . . . 112,7
Hongarije 2011 . . . 120,1
Ierland 2011 . . . 105,4
Italië 2011 . . . 115,5
Japan 2011 . . . 95,8
Nederland 2011 . . . 110,9
Oostenrijk 2011 . . . 113,2
Polen 2011 . . . 120,1
Spanje 2011 . . . 110,4
Tsjechië 2011 . . . 106,0
Verenigd Koninkrijk 2011 . . . 117,2
Verenigde Staten 2011 . . . 111,4
Zuid-Korea 2011 . . . 112,6
Zweden 2011 . . . 108,8
EU-15 2011 . . . 99,8
EU-25 2011 . . . .
EU-27 2011 . . . .
OESO 2011 . . . 112,0
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel geeft een internationale vergelijking van het huidige en het potentiële arbeidsaanbod en van de arbeidskosten. De samenstelling van het huidige arbeidsaanbod wordt weergegeven aan de hand van een uitsplitsing naar opleidingsniveau (lager, middelbaar en hoger onderwijs) onder werkzame personen. Van het opleidingsniveau van het potentiële arbeidsaanbod wordt een indicatie gegeven door de leerprestaties van scholieren en het percentage werklozen. Het opleidingsniveau is een maat voor het menselijk kapitaal dat bij de productie wordt ingezet. De arbeidskosten worden uitgedrukt in de kosten per uur en de kosten per eenheid product.

Let op: Om een internationale vergelijking mogelijk te maken is bij de bepaling van de hier gepresenteerde cijfers gebruikgemaakt van internationaal vergelijkbare definities, die soms afwijken van de normaal door het CBS gehanteerde definities. Hierdoor kunnen verschillen optreden tussen deze cijfers en elders op de CBS-website gepubliceerde nationale cijfers.

Gegevens beschikbaar vanaf 1990 tot en met 2011.

Status van de cijfers:
De externe bronnen leveren regelmatig bijgestelde gegevens over voorgaande perioden. Deze bijgestelde gegevens worden in de tabel niet als zodanig aangemerkt.

Wijzigingen per 22 december 2017:
Geen, tabel is stop gezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet.

Toelichting onderwerpen

Arbeidsparticipatie en opleidingsniveau
Werkzame personen van 25 tot en met 64 jaar, naar hoogst genoten opleiding. Onder werkzame personen vallen werknemers, zelfstandigen en onbetaald meewerkende familieleden, die ten minste 1 uur per week werken. De opleidingsniveaus zijn ingedeeld volgens de internationale onderwijsclassificatie ISCED 97 van de UNESCO. ISCED 97 staat voor de International Standard Classification of Education uit het jaar 1997.
Opleidingen zijn ingedeeld in drie klassen:
1) 'lager onderwijs' (ISCED 97 niveau 0-2). In Nederland is dit onder andere basisschool, vmbo en de onderbouw van havo en vwo;
2) 'middelbaar onderwijs' (ISCED 97 niveau 3-4). In Nederland is dit onder andere bovenbouw havo en vwo, mbo-2, 3 en 4 en het leerlingwezen;
3) 'hoger onderwijs' (ISCED 97 niveau 5-6). Hbo, wo en promotietrajecten.

Bron: OESO, Education at a Glance 2010.

Volgens de ISCED 97-classificatie tellen ook enkele andere vormen van onderwijs mee als 'hoger onderwijs'. Volgens de Nederlandse definitie zijn dit particuliere of bedrijfsopleidingen met een duur van tenminste 2 jaar voltijd na havo/mbo-4. Denk hierbij bijvoorbeeld aan ICT- en commerciële opleidingen. Verder zijn er verschillen tussen landen in welke opleidingen tot het hoger onderwijs worden gerekend. Zie bijvoorbeeld Bernelot Moens, W.E., 'Heeft Nederland wel zo weinig hoopopgeleiden? Associate degree vult gaten in onderwijssysteem', CBS, 2005.
Lager onderwijs
Uitgedrukt als percentage van de bevolking van 25 tot en met 64 jaar met lager onderwijs als hoogst genoten opleiding.
Middelbaar onderwijs
Uitgedrukt als percentage van de bevolking van 25 tot en met 64 jaar met middelbaar onderwijs als hoogst genoten opleiding.
Hoger onderwijs
Uitgedrukt als percentage van de bevolking van 25 tot en met 64 jaar met hoger onderwijs als hoogst genoten opleiding.
Arbeidskosten
Totale door werkgevers gedane uitgaven voor arbeid. Onder de uitgaven vallen directe kosten (zoals personeelskosten) en indirecte kosten (zoals collectieve sociale lasten, kosten voor beroepstraining en belastingen gerelateerd aan werkuitoefening). Het betreft hier alle bedrijfstakken met uitzondering van landbouw, visserij en zelfstandigen met personeel.
Arbeidskosten per eenheid product (APEP)
Arbeidskosten gedeeld door het bruto binnenlands product (bbp). De arbeidskosten zijn in nominale prijzen uitgedrukt. Het bbp wordt gecorrigeerd voor prijsontwikkelingen. Hierdoor is het mogelijk te bekijken hoe de arbeidskosten voor een standaard productie-eenheid zich door de jaren heen ontwikkelen.

Bron: OESO, Economic Outlook, No. 89 - Juni 2011.

Bruto binnenlands product (bbp):
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen van alle bedrijfsklassen samen, aangevuld met enkele transacties die niet naar bedrijfsklassen worden verdeeld. Het bbp is gelijk aan de waarde van het in Nederland gevormde inkomen.