Ondernemingsklimaat; infrastructuur internationaal vergeleken 1990-2012

Ondernemingsklimaat; infrastructuur internationaal vergeleken 1990-2012

Landen Perioden Efficiëntie distributie-infrastructuur (schaal (1-10)) Uitgaven aan ICT-infrastructuur ICT-bestedingen (% van bbp) Uitgaven aan ICT-infrastructuur IT-bestedingen (% van bbp) Uitgaven aan ICT-infrastructuur Communicatiebestedingen (% van bbp) Uitgaven aan kennisinfrastructuur Publieke uitgaven aan R&D (% van bbp) Uitgaven aan kennisinfrastructuur Onderwijsuitgaven per leerling Basis- t/m hoger onderwijs Totaal (US-dollar, gecorrigeerd voor koopkracht) Uitgaven aan kennisinfrastructuur Onderwijsuitgaven per leerling Basis- t/m hoger onderwijs Percentage publiek gefinancierd (%) Uitgaven aan kennisinfrastructuur Onderwijsuitgaven per leerling Basis- t/m hoger onderwijs Percentage privaat gefinancierd (%) Uitgaven aan kennisinfrastructuur Onderwijsuitgaven per leerling Basis- t/m hoger onderwijs In % van bbp per hoofd van de bevolking (%) Uitgaven aan kennisinfrastructuur Onderwijsuitgaven per leerling Basisonderwijs (US-dollar, gecorrigeerd voor koopkracht) Uitgaven aan kennisinfrastructuur Onderwijsuitgaven per leerling Voortgezet onderwijs (US-dollar, gecorrigeerd voor koopkracht) Uitgaven aan kennisinfrastructuur Onderwijsuitgaven per leerling Hoger onderwijs Totaal (US-dollar, gecorrigeerd voor koopkracht) Uitgaven aan kennisinfrastructuur Onderwijsuitgaven per leerling Hoger onderwijs Percentage publiek gefinancierd (%) Uitgaven aan kennisinfrastructuur Onderwijsuitgaven per leerling Hoger onderwijs Percentage privaat gefinancierd (%)
Denemarken 2000 8,8 7,0 . . . 8.302 96,0 4,0 29 7.074 7.726 11.981 97,6 2,4
Denemarken 2005 9,0 6,2 3,3 2,9 0,68 10.108 92,3 7,7 30 8.513 9.407 14.959 96,7 3,3
Denemarken 2010 9,0 5,2 2,9 2,3 0,85 . . . . . . . . .
Denemarken 2011 9,4 . . . . . . . . . . . . .
Denemarken 2012 9,3 . . . . . . . . . . . . .
Duitsland 2000 8,7 6,4 . . 0,77 6.849 81,1 18,9 26 4.198 6.826 10.898 91,8 8,2
Duitsland 2005 9,0 5,8 2,9 2,9 0,71 7.872 82,0 18,0 26 5.014 7.636 12.446 85,3 14,7
Duitsland 2010 9,0 5,2 2,6 2,6 . . . . . . . . . .
Duitsland 2011 9,2 . . . . . . . . . . . . .
Duitsland 2012 9,2 . . . . . . . . . . . . .
Finland 2000 8,8 6,9 . . 0,88 6.003 98,0 2,0 24 4.317 6.094 8.244 97,2 2,8
Finland 2005 8,6 6,3 3,3 3,0 0,89 7.711 97,8 2,2 25 5.557 7.324 12.285 96,1 3,9
Finland 2010 9,0 5,5 3,3 2,2 1,00 . . . . . . . . .
Finland 2011 9,0 . . . . . . . . . . . . .
Finland 2012 8,9 . . . . . . . . . . . . .
Japan 2000 7,6 5,2 . . 0,60 6.744 75,2 24,8 26 5.507 6.266 10.914 44,9 55,1
Japan 2005 7,2 7,7 3,5 4,2 0,55 8.378 68,6 31,4 28 6.744 7.908 12.326 33,7 66,3
Japan 2010 8,7 . . . 0,56 . . . . . . . . .
Japan 2011 8,8 . . . . . . . . . . . . .
Japan 2012 8,4 . . . . . . . . . . . . .
Nederland 2000 7,0 7,6 . . 0,62 6.125 90,3 9,7 22 4.325 5.912 11.934 77,4 22,6
Nederland 2005 7,8 6,4 3,3 3,1 0,74 8.147 91,4 8,6 23 6.266 7.741 13.883 77,6 22,4
Nederland 2010 8,5 5,3 2,8 2,5 . . . . . . . . . .
Nederland 2011 8,7 . . . . . . . . . . . . .
Nederland 2012 8,9 . . . . . . . . . . . . .
Verenigd Koninkrijk 2000 5,4 7,6 . . 0,56 5.592 85,2 14,8 21 3.877 5.991 9.657 67,7 32,3
Verenigd Koninkrijk 2005 6,6 6,7 3,6 3,1 0,57 7.741 80,0 20,0 25 6.361 7.167 13.506 66,9 33,1
Verenigd Koninkrijk 2010 8,3 6,9 3,8 3,1 0,57 . . . . . . . . .
Verenigd Koninkrijk 2011 8,1 . . . . . . . . . . . . .
Verenigd Koninkrijk 2012 8,1 . . . . . . . . . . . . .
Verenigde Staten 2000 8,0 6,7 . . 0,71 10.240 68,2 31,8 30 6.995 8.855 20.358 33,9 66,1
Verenigde Staten 2005 8,3 5,5 3,3 2,2 0,77 12.788 67,3 32,7 31 9.156 10.390 24.370 34,7 65,3
Verenigde Staten 2010 8,6 . . . . . . . . . . . . .
Verenigde Staten 2011 8,7 . . . . . . . . . . . . .
Verenigde Staten 2012 8,7 . . . . . . . . . . . . .
Zweden 2000 7,7 8,5 . . . 7.524 97,0 3,0 29 6.336 6.339 15.097 88,1 11,9
Zweden 2005 7,6 7,4 3,8 3,6 0,87 9.156 97,0 3,0 28 7.532 8.198 15.946 88,2 11,8
Zweden 2010 8,8 4,8 2,9 1,9 . . . . . . . . . .
Zweden 2011 8,6 . . . . . . . . . . . . .
Zweden 2012 8,8 . . . . . . . . . . . . .
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel geeft een internationale vergelijking van de kwaliteit van de infrastructuur. Specifiek gaat het daarbij om de uitgaven aan de ICT- en de kennisinfrastructuur (waaronder de publieke uitgaven aan R&D) en de efficiëntie van de distributie-infrastructuur.

Let op: Om een internationale vergelijking mogelijk te maken is bij de bepaling van de hier gepresenteerde cijfers gebruikgemaakt van internationaal vergelijkbare definities, die soms afwijken van de normaal door het CBS gehanteerde definities. Hierdoor kunnen verschillen optreden tussen deze cijfers en elders op de CBS-website gepubliceerde nationale cijfers.

Gegevens beschikbaar vanaf 1990.

Status van de cijfers:
De externe bronnen van deze cijfers leveren regelmatig bijgestelde gegevens over voorgaande perioden. Deze bijgestelde gegevens worden in de tabel niet als zodanig aangemerkt.

Wijzigingen per 20 december 2017:
Geen, deze tabel is stop gezet

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet.

Toelichting onderwerpen

Efficiëntie distributie-infrastructuur
De doelmatigheid van de distributie-infrastructuur voor goederen en diensten (lucht-, weg-, rail- en waterwegen). Dit is gebaseerd op de meningen van in totaal 4000 managers van grotere, internationaal opererende ondernemingen, die in het betreffende land hebben gewoond en gewerkt.
In 1991 en 1992 is de efficiëntie door het International Institute for Management Development uitgedrukt op een schaal van 1 (inefficiënt) tot 100 (efficiënt). Vanaf 1993 is de efficiëntie uitgedrukt op een schaal van 1 (inefficiënt) tot 10 (efficiënt). In deze tabel zijn de scores voor de jaren 1991 en 1992 omgerekend naar de schaal van 1 (inefficiënt) tot 10 (efficiënt).

Bron: World Competitiveness Yearbook, edities 1991-2012, International Institute for Management Development (IMD).

Voor de enquêtes 1991-1995 werden België en Luxemburg samengevoegd; vanaf 1997 zijn er aparte cijfers. Het cijfer voor 1991 voor Duitsland heeft alleen betrekking op West-Duitsland. De jaren erna gaan de data over het verenigde Duitsland.
Uitgaven aan ICT-infrastructuur
ICT-infrastructuur is het geheel aan voorzieningen dat nodig is voor datatransport: kabelnetwerken, aanwezige ICT-technieken voor datatransport en ICT-randapparatuur. Diensten over elektronische netwerken behoren hier ook toe. Bijvoorbeeld hoogwaardige breedbandige verbindingen waarmee organisaties op een veilige en efficiënte wijze langs elektronische weg informatie kunnen verzamelen, communiceren en transacties plegen. Verder worden de ICT-bestedingen hiertoe gerekend.
ICT-bestedingen
Investeringen, intermediair verbruik en consumptie van ICT-goederen (hardware en software) en ICT-diensten.

Bronnen: Eurostat, Structural Indicators.
IT-bestedingen
Investeringen, intermediair verbruik en consumptie van informatietechnologie (IT). IT is te onderscheiden naar goederen (zoals software en hardware) en diensten (zoals computerservice).

Bron: Eurostat, Structural Indicators.
Communicatiebestedingen
Investeringen, intermediair verbruik en consumptie van communicatietechnologie (zoals mobiele telefonie en internet).

Bron: Eurostat, Structural Indicators.
Uitgaven aan kennisinfrastructuur
Kennisinfrastructuren zijn de 'zachte infrastructuren' zoals onderwijs- en onderzoeksinfrastructuren, gericht op de vorming van geschoolde mensen ('embodied knowledge') en nieuwe (wetenschappelijke) inzichten ('disembodied knowledge').
Publieke uitgaven aan R&D
Bruto binnenlandse uitgaven aan Onderzoek & Ontwikkeling (Research & Development), gefinancierd door de overheid. Bruto betekent dat afschrijvingen niet in mindering zijn gebracht op de uitgaven.
Research & Development (R&D):
Activiteit waarbij wordt gestreefd naar oorspronkelijkheid en vernieuwing en bestaande uit het creatief, systematisch en planmatig zoeken naar oplossingen voor praktische problemen. Tot de activiteit behoort ook het strategische en het fundamentele onderzoek, waarbij het verkrijgen van achtergrondkennis en het vergroten van de (puur) wetenschappelijke kennis voorop staat en niet het streven naar direct economisch voordeel of het oplossen van problemen. Verder wordt tot de activiteit ook gerekend het (uit)ontwikkelen van ideeën of prototypes tot bruikbare processen en productierijpe producten.
NIET tot R&D wordt gerekend:
- het routinematig verzamelen, onderzoeken van gegevens, verrichten van metingen of uitvoeren van controles;
- het gebruik of marginaal verbeteren van bestaande methoden of modellen voor bijvoorbeeld marktonderzoek of sociaaldemografische vraagstukken;
- scholing en training;
- werkzaamheden in verband met octrooien en licenties;
- het operationeel maken van ingekochte technologie of geavanceerde (productie-)apparatuur;
- het herschrijven van bestaande software en/of klantspecifiek maken van al op de markt gebrachte software;
- industriële vormgeving, tenzij systematisch naar ergonomische verbeteringen wordt gezocht.
De hierboven genoemde definitie van R&D wordt in veel landen gebruikt, en is volgens de internationaal geaccepteerde standaard voor statistieken over R&D zoals beschreven in de Frascati Manual (OESO, 2002).

Bron: OESO, Main Science and Technology Indicators (MSTI).

Noten:
Hongarije: exclusief defensieuitgaven.
Japan 1990-1995: gegevens zijn overschat.
Polen 1994: exclusief defensieuitgaven.
Tsjechië: 1991-1997: gegevens zijn onderschat. Van 1991-1994 exclusief defensieuitgaven.
Verenigde Staten: exclusief kapitaaluitgaven.
Zuid-Korea: exclusief R&D in de sociale wetenschappen, klassieke talen en geesteswetenschappen.
Onderwijsuitgaven per leerling
Uitgaven aan publieke en private onderwijsinstituten, per leerling/student (in voltijd-equivalenten). Het betreft hier zowel publieke (overheids-) uitgaven, als uitgaven door private organisaties, zoals bedrijven en instellingen of particulieren.
Let op: het gaat hier zowel om uitgaven die direct aan educatieve instellingen worden gedaan, als om uitgaven die aan particulieren worden gedaan, die vervolgens (een deel van) het geld aan een educatieve instelling betalen. In het geval van bijvoorbeeld een studiebeurs aan een student, wordt alleen het gedeelte van de beurs dat de student aanwendt om zijn collegegeld te betalen bij deze indicator geteld. Het gedeelte van zijn beurs dat de student aanwendt om bijvoorbeeld de huur van de studentenkamer te betalen, wordt niet bij deze indicator geteld.

Noot:
2005: Canada, Hongarije, Italië en Polen alleen publieke instituten.
2003 en 2004: Hongarije, Italië en Polen alleen publieke instituten.
2002: Canada, Hongarije en Italië alleen publieke instituten.
2000 en 2001: Hongarije, Italië en Polen alleen publieke instituten.
Verenigde Staten alleen publieke en onafhankelijke private instituten.
1999: Hongarije, Italië en Polen alleen publieke instituten. Verenigde Staten alleen publieke en onafhankelijke private instituten. Nederland alleen publieke en overheidsafhankelijke private instituten.
1998: Italië en Oostenrijk alleen publieke instituten. België en het Verenigd Koninkrijk alleen publieke en overheidsafhankelijke private instituten.
1997: Hongarije, Italië en Oostenrijk alleen publieke instituten.
Verenigd Koninkrijk en België: alleen publieke en overheidsafhankelijke private instituten. Het cijfer voor België heeft alleen betrekkig op Vlaanderen.

Bron: OESO, Education at a Glance.
Basis- t/m hoger onderwijs
ISCED97, niveaus 1 tot en met 6.
ISCED97, niveau 1 is primary education.
ISCED97, niveau 2 is lower secondary education.
ISCED97, niveau 3 is upper secondary education.
ISCED97, niveau 4 is post-secondary non-tertiary education.
ISCED97, niveau 5 is first stage of tertiary education.
ISCED97, niveau 6 is second stage of tertiary education.
ISCED97 staat voor International Standard Classification of Education van het jaar 1997.
Totaal
De uitgaven zijn uitgedrukt in US-dollars (USD), en gecorrigeerd voor verschillen in koopkracht tussen landen met behulp van Purchasing Power Parities (PPP's).
Percentage publiek gefinancierd
Uitgaven aan basis- t/m hoger onderwijs, gefinancierd door één of meerdere overheden.
Percentage privaat gefinancierd
Uitgaven aan basis- t/m hoger onderwijs, gefinancierd door één of meerdere private organisaties, zoals bedrijven en instellingen of particulieren.
Wanneer private uitgaven worden gedaan met behulp van subsidies uit een publieke bron (denk bijvoorbeeld aan een studiebeurs), worden deze uitgaven hier geteld onder 'privaat gefinancierd'.
In % van bbp per hoofd van de bevolking
Dit zijn de totale onderwijsuitgaven per leerling gedeeld door het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking.
Basisonderwijs
Uitgaven aan publieke en private onderwijsinstituten, per leerling in het basisonderwijs (ISCED97 niveau 1: primary education).
De uitgaven zijn uitgedrukt in US-dollars (USD), en gecorrigeerd voor verschillen in koopkracht tussen landen met behulp van Purchasing Power Parities (PPP's).
Voortgezet onderwijs
Uitgaven aan publieke en private onderwijsinstituten, per leerling in het voortgezet onderwijs (ISCED97 niveaus 2 en 3).
ISCED97, niveau 2 is lower secondary education.
ISCED97, niveau 3 is upper secondary education.
De uitgaven zijn uitgedrukt in US-dollars (USD), en gecorrigeerd voor verschillen in koopkracht tussen landen met behulp van Purchasing Power Parities (PPP's).
Hoger onderwijs
Uitgaven aan publieke en private onderwijsinstituten, per leerling/student, in het hoger onderwijs (ISCED97 niveaus 5 en 6).
ISCED97, niveau 5 is first stage of tertiary education.
ISCED97, niveau 6 is second stage of tertiary education.
Totaal
De uitgaven zijn uitgedrukt in US-dollars (USD), en gecorrigeerd voor verschillen in koopkracht tussen landen met behulp van Purchasing Power Parities (PPP's).
Percentage publiek gefinancierd
Uitgaven aan publieke en private onderwijsinstituten in het hoger onderwijs, gefinancierd door één of meerdere overheden.
Percentage privaat gefinancierd
Uitgaven aan publieke en private onderwijsinstituten in het hoger onderwijs, gefinancierd door één of meerdere private partijen, zoals bedrijven en instellingen of particulieren.
Wanneer privaat uitgaven worden gedaan met behulp van subsidies uit een publieke bron (denk bijvoorbeeld aan een studiebeurs), worden deze uitgaven hier geteld onder 'privaat gefinancierd'.