Regionale economische totalen, 1995-2001

Regionale economische totalen, 1995-2001

Regio's Perioden BBP (mln. euro) BBP per hoofd (1 000 euro) Aansluiting BBP (basisprijzen) (mln. euro) Totaal toegevoegde waarde (basisprijzen) (mln. euro) Beloning werknemers (mln. euro) Niet-productgebonden belastingen (mln. euro) Niet-productgebonden subsidies (mln. euro) Bruto exploitatieoverschot (mln. euro) Correctie exploitatieoverschot (mln. euro) Totaal bruto exploitatieoverschot (mln. euro)
Totaal Nederland 2001 429.345 27 35.155 394.190 220.417 4.765 3.898 172.906 14.300 158.606
Noord-Nederland 2001 41.698 25 3.414 38.284 18.600 434 398 19.648 1.389 18.259
Oost-Nederland 2001 74.832 22 6.127 68.705 39.855 912 764 28.702 2.492 26.210
West-Nederland 2001 219.285 29 17.955 201.330 115.148 2.375 1.901 85.708 7.304 78.404
Zuid-Nederland 2001 88.239 25 7.225 81.014 46.423 1.036 833 34.387 2.939 31.448
Friesland 2001 13.952 22 1.142 12.810 6.613 160 140 6.176 465 5.711
Flevoland 2001 6.511 19 533 5.978 3.096 98 74 2.858 217 2.641
Gelderland 2001 44.026 23 3.605 40.421 23.689 523 389 16.598 1.466 15.132
Noord-Holland 2001 78.611 31 6.437 72.174 41.933 816 606 30.031 2.618 27.413
Zuid-Holland 2001 94.213 27 7.714 86.499 49.526 1.075 934 36.832 3.138 33.694
Zeeland 2001 8.782 23 719 8.063 4.055 123 86 3.972 293 3.679
Noord-Friesland 2001 7.829 24 641 7.188 3.602 85 81 3.581 261 3.320
Zuidwest-Friesland 2001 1.868 18 153 1.715 920 25 20 790 62 728
Zuidoost-Friesland 2001 4.255 21 348 3.907 2.091 50 39 1.804 142 1.662
Zuidwest-Gelderland 2001 4.898 22 401 4.497 2.393 62 33 2.076 163 1.913
Kop van Noord-Holland 2001 6.924 19 567 6.357 3.609 79 61 2.730 231 2.499
Delft en Westland 2001 6.999 30 573 6.426 3.469 84 53 2.926 233 2.693
Oost-Zuid-Holland 2001 7.347 23 602 6.745 3.679 88 52 3.031 245 2.786
Zuidoost-Zuid-Holland 2001 10.585 26 867 9.718 5.554 108 120 4.175 353 3.822
Overig Zeeland 2001 5.794 22 474 5.320 2.779 84 57 2.515 193 2.322
Flevoland 2001 6.511 19 533 5.978 3.096 98 74 2.858 217 2.641
Overig Zuidoost-Zuid-Holland 2001 4.051 24 332 3.719 2.125 47 70 1.616 135 1.481
Flevoland-Midden 2001 2.277 19 186 2.091 1.236 32 41 864 76 788
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Verslagperiode: 1995 - 2001
Frequentie: Deze reeks is gestopt in verband met de revisie die is
uitgevoerd in 2005 over verslagjaar 2001

Regionale rekeningen geven een op de Nationale rekeningen aansluitende
kwantitatieve beschrijving van het economisch proces van regio's binnen een
land. Als onderdelen van het economisch proces worden in de Nationale
rekeningen productie, inkomensverdeling, bestedingen en financiering
onderscheiden.
Bij de Regionale rekeningen ligt de nadruk echter op de beschrijving van de
productieprocessen in de verscheidene regio's.

Toelichting onderwerpen

BBP
De toegevoegde waarde tegen marktprijzen voor de totale economie, Bruto
Binnenlands Product (BBP) wordt als volgt berekend:
bij bedrijfsklassen gevormde toegevoegde waarde tegen basisprijzen
plus: saldo van productgebonden belastingen en productgebonden subsidies.
plus: verschil toegerekende en afgedragen BTW
minus: verbruik toegerekende bankdiensten.
De BTW, de belastingen en subsidies op invoer en het verbruik van
toegerekende bankdiensten worden niet toegerekend aan bedrijfsklassen.
Vandaar dat het BBP tegen marktprijzen niet restloos kan worden
uitgesplitst naar bedrijfsklassen.
Deze transacties worden, overeenkomstig de internationale richtlijnen,
aan regio's toegerekend op basis van de totale toegevoegde waarde per
regio.
Afhankelijk van de behandeling van de afschrijvingen is de toegevoegde
waarde bruto (inclusief afschrijvingen) of netto (exclusief
afschrijvingen). In deze publicatie wordt de toegevoegde waarde
uitsluitend inclusief de afschrijvingen gepresenteerd.
BBP per hoofd
Bruto Binnenlands Product (BBP), de toegevoegde waarde tegen marktprijzen
voor de totale economie per hoofd van de bevolking.
Aansluiting BBP (basisprijzen)
Bruto Binnenlands Product (BBP); Aansluiting BBP (marktprijzen) op
BBP (basisprijzen).
Totaal toegevoegde waarde (basisprijzen)
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is gelijk aan
het verschil tussen de productie (basisprijzen) en het intermediair
verbruik (aankoopprijzen).
Beloning werknemers
De beloning van werknemers heeft betrekking op de beloning voor geleverde
arbeid. Als werknemer zijn aangemerkt alle ingezeten en niet-ingezeten
personen die in dienstbetrekking werkzaam zijn. Ook directeuren van NV's
en BV's behoren tot de werknemers, dus hun salarissen zijn ook in de
beloning van werknemers begrepen. Hetzelfde geldt voor medewerkers van
sociale werkplaatsen.
De beloning van werknemers heeft twee componenten: lonen enerzijds en
sociale premies t.l.v. werkgevers anderzijds.
De lonen zijn inclusief de door de werkgever ingehouden loonbelasting en
de sociale premies die ten laste komen van de werknemers. Verder omvatten
de lonen naast het periodieke, direct aan werknemers betaalde loon ook
aanvullingen hierop (zoals gratificaties, overwerkvergoeding, fooien en
provisie), het loon in natura (zoals vrij wonen, vrije voeding, 'auto van
de zaak', korting op kinderopvang, rentevoordeel, voordelig reizen) en
het vakantiegeld.
Ook bepaalde vergoedingen voor kosten die door werknemers zijn gemaakt in
verband met de dienstbetrekking, zoals vergoeding voor de kosten van het
woon-werkverkeer, zijn tot de lonen gerekend.
De sociale premies t.l.v. werkgevers hebben betrekking op de werkgevers-
bijdragen in het kader van de sociale zekerheid. Zij omvatten premies
wettelijke sociale verzekering, particuliere sociale premies (waaronder
pensioenpremies) en toegerekende sociale premies.
De sociale premies t.l.v. werkgevers worden meestal rechtstreeks door de
werkgevers afgedragen aan de verzekeraars. Om tot het juiste loonkosten-
begrip te komen worden ze echter in de nationale rekeningen per conventie
geboekt als twee transacties a) een betaling van werkgevers aan hun
werknemers en b) een afdracht van de werknemers aan de verzekeraars.
Niet-productgebonden belastingen
Deze belastingen omvatten alle belastingen op productie die producenten
moeten betalen, ongeacht de hoeveelheid of de waarde van de geproduceerde
of verkochte producten. Voorbeelden hiervan zijn de onroerende
zaakbelasting, reinigingsrechten en rioolrechten betaald door producenten.
Niet-productgebonden subsidies
Hieronder vallen de overige subsidies op productie. Deze subsidies zijn
niet direct relateerbaar aan de waarde of de hoeveelheid geproduceerde
en verkochte producten. Het betreft vooral de loonsubsidies. Een ander
voorbeeld betreft de uitgekeerde subsidies in verband met de varkenspest.
Bruto exploitatieoverschot
Het bruto exploitatieoverschot per bedrijfsklasse is het saldo dat
resteert nadat de toegevoegde waarde tegen basisprijzen is verminderd
met de beloning van werknemers en het saldo van niet-productgebonden
belastingen op productie en niet-productgebonden subsidies op productie.
Bij zelfstandigen wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat het ook
de beloning voor de door hun geleverde arbeid bevat.
Op het niveau van de totale economie wordt het exploitatieoverschot
bepaald door het totaal te vermeerderen met het verschil tussen de
toegerekende en de afgedragen BTW en te verminderen met het verbruik
van toegerekende bankdiensten.
Correctie exploitatieoverschot
Dit is het verschil tussen de toegerekende en de afgedragen BTW
minus het verbruik van toegerekende bankdiensten.
Totaal bruto exploitatieoverschot
Bruto exploitatieoverschot bedrijfstakken minus de Correctie
exploitatieoverschot.