Sectorrekeningen; bijzondere financiële instellingen 1995 - 2012

Sectorrekeningen; bijzondere financiële instellingen 1995 - 2012

Sectoren Jaren Macro-economische saldi Inkomensrekening Exploitatieoverschot (netto) (mln euro) Macro-economische saldi Inkomensrekening Primair inkomen (netto) (mln euro) Macro-economische saldi Inkomensrekening Beschikbaar inkomen (netto) (mln euro) Macro-economische saldi Inkomensrekening Besparingen (netto) (mln euro) Macro-economische saldi Inkomensrekening Saldo lopende trans. met het buitenland (mln euro) Macro-economische saldi Beginbalans Schulden totaal (mln euro) Macro-economische saldi Financiële transacties Schulden totaal (mln euro) Macro-economische saldi Overige mutaties Schulden totaal (mln euro) Macro-economische saldi Eindbalans Schulden totaal (mln euro) Lopende- en kapitaaltransacties Middelen Subsidies (-) Subsidies productgebonden (mln euro) Lopende- en kapitaaltransacties Middelen Subsidies (-) Subsidies niet-productgebonden (mln euro) Lopende- en kapitaaltransacties Middelen Inkomen uit vermogen Totaal inkomen uit vermogen (mln euro) Lopende- en kapitaaltransacties Middelen Inkomen uit vermogen Rente (mln euro) Lopende- en kapitaaltransacties Middelen Inkomen uit vermogen Dividenden (mln euro) Lopende- en kapitaaltransacties Middelen Inkomen uit vermogen Inkomen onttrokken aan quasi-vennootsch (mln euro) Lopende- en kapitaaltransacties Middelen Inkomen uit vermogen Ingehouden winsten op dir. buitenl. inv. (mln euro) Lopende- en kapitaaltransacties Middelen Inkomen uit vermogen Ink. uit verm. toeger. aan polishouders (mln euro)
Overige financiële instellingen 2012* 5.088 2.285 15 15 3.260.883 25.495 63.406 3.349.784 113.731 36.491 83.851 169 -6.780
Overige financiële instel. excl. BFI's 2012* 7.354 1.071 737 737 1.121.466 4.492 46.451 1.172.409 15.811 12.122 3.127 169 393
Buitenland 2012* -45.897 4.917.551 47.887 89.879 5.055.317 13 946 154.743 62.104 78.255 706 13.366 312
Buitenland exclusief BFI's 2012* -47.413 2.661.108 166.528 17.583 2.845.219 13 946 61.027 38.042 17.505 706 4.462 312
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat de gegevens van de sectoren overige financiële instellingen en het buitenland. De gegevens zijn zowel inclusief als exclusief de bijzondere financiële instellingen (BFI's) beschikbaar.
Bovendien geeft deze tabel een overzicht van alle economische deelprocessen voor de overige financiële instellingen en het buitenland, zoals productie, goederen- en dienstentransacties, inkomensverdeling en financiering. Doordat de gegevens zowel met als zonder BFI's beschikbaar zijn, krijgt men een beschrijving van de rol die de BFI's spelen.
Vervolgens ziet men de omvang en samenhang van de verschillende economische activiteiten en hun relatie.

Tussen de beginbalans (BB) en de eindbalans (EB) zijn de financiële transacties (FT) en overige mutaties (OM) waar te nemen. Al deze gegevens zijn bedoeld om een gedetailleerd en overzichtelijk beeld te geven van de vorderingen en schulden ingedeeld naar financiële transactiecategorieën. Voor de financiële balansen geldt:
BB + FT + OM = EB.

Gegevens beschikbaar vanaf 1995 tot 2012.

Status van de cijfers
De cijfers vanaf 1995 zijn definitief. De twee meest recente jaren hebben nog een (nader) voorlopig karakter.
Aangezien deze tabel is stopgezet, worden de gegevens niet meer definitief gemaakt.

Wijzigingen per 25 juni 2014:
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.

Toelichting onderwerpen

Macro-economische saldi
Deze selectie bevat een aantal veel voorkomende macro-saldi zoals
binnenlands product, nationaal inkomen, nationale besparingen en
vorderingensaldo. Het zijn kernbegrippen in de macro-economie.
Inkomensrekening
Deze rekening beschrijft de sectorale verdeling van de gevormde
toegevoegde waarde tegen basisprijzen over de beloning van werknemers, het
saldo van niet-productgebonden belastingen en subsidies en het bruto
exploitatieoverschot. Het bruto exploitatieoverschot is het resultaat
voordat rekening is gehouden met afschrijvingen, rente en dividend.
Bij de sector huishoudens wordt het saldo van deze rekening gemengd
inkomen genoemd omdat het naast het exploitatieoverschot ook de beloning
voor geleverde arbeid van zelfstandigen en hun medewerkende gezinsleden
bevat.
Exploitatieoverschot (netto)
Het netto exploitatieoverschot / gemengd inkomen is gelijk aan het bruto
exploitatieoverschot / gemengd inkomen verminderd met de afschrijvingen.
Het bruto exploitatieoverschot per bedrijfsklasse is het saldo dat
resteert nadat de toegevoegde waarde tegen basisprijzen is verminderd met
de beloning van werknemers en het saldo van niet-productgebonden
belastingen op productie en niet-productgebonden subsidies op productie.
Bij zelfstandigen wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat het ook de
beloning voor de door hen geleverde arbeid bevat.
Het exploitatieoverschot van de totale economie wordt bepaald door het
totaal van de bedrijfsklassen te vermeerderen met het verschil
toegerekende en afgedragen belasting over de toegevoegde waarde (btw).
Primair inkomen (netto)
Het inkomen dat de sectoren (zoals huishoudens, niet-financiele
vennootschappen en de overheid) ontvangen voor hun directe deelname aan
het productieproces. Daarnaast ook het inkomen dat de eigenaar van een
vordering of grond en andere niet-geproduceerde activa ontvangt voor het
verstrekken van die middelen, of voor het ter beschikking stellen van die
middelen aan een andere institutionele eenheid. De som van de primaire
inkomens van alle sectoren samen is gelijk aan het nationaal inkomen.
Het primair inkomen (netto) is gelijk aan het primair inkomen (bruto)
verminderd met de afschrijvingen.
Beschikbaar inkomen (netto)
Dit geeft aan over welk inkomen een sector kan beschikken na herverdeling
van het primaire inkomen door al dan niet verplichte inkomensoverdrachten
tussen de sectoren (belastingen op inkomen en vermogen, sociale premies en
uitkeringen en overige inkomensoverdrachten).
Besparingen (netto)
Het verschil tussen het beschikbare inkomen en de consumptieve
bestedingen.
Van grote invloed op de omvang van de besparingen van de huishoudens en de
verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen is de registratiewijze van de
verzekeringstransacties. De gevolgde registratiewijze leidt ertoe dat de
opbouw van de verzekeringstechnische voorzieningen als besparingen van
huishoudens wordt geregistreerd. De 'correctie pensioenvoorziening' zorgt
ervoor dat de verandering in pensioenvoorziening (niet opgenomen in het
beschikbaar inkomen) ook in de besparingen tot uitdrukking wordt gebracht.
Saldo lopende trans. met het buitenland
Saldo lopende transacties met het buitenland.
Deze transactie is opgebouwd uit drie onderdelen:
- het uitvoeroverschot, dat is het bedrag waarmee de uitvoer de invoer
overtreft;
- het saldo uit het buitenland ontvangen primaire inkomens. De primaire
inkomens omvatten belastingen op productie en invoer, subsidies, beloning
van werknemers en inkomen uit vermogen, zoals rente en dividend;
- het saldo uit het buitenland ontvangen inkomensoverdrachten. De
inkomensoverdrachten omvatten de dividendbelasting, de uitkeringen sociale
verzekering en de overige inkomensoverdrachten.
Het saldo lopende transacties van Nederland met het buitenland wijkt af
van het saldo lopende rekening volgens de betalingsbalans op
transactiebasis, zoals vastgesteld door De Nederlandsche Bank in
samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek CBS). De
verschillen tussen beide saldi worden vooral veroorzaakt door definitie-
en meetverschillen.
Beginbalans
Waarde van de posten op de balans aan het begin van de verslagperiode.
Schulden totaal
De totale omvang van de schulden van een sector.
Financiële transacties
Veranderingen in diverse typen vorderingen op en schulden aan andere
sectoren en het buitenland. In het algemeen worden veranderingen in
vorderingen of schulden gemeten als het verschil tussen de verstrekte of
de aangetrokken financiële middelen en de aflossingen. De waarde van de
transacties in effecten, zoals aandelen en obligaties, wordt echter
bepaald als aankoopsaldo (aan de vorderingenkant) en verkoopsaldo (aan de
schuldenkant). Herwaarderingen, bijvoorbeeld als gevolg van
koersveranderingen, zijn niet begrepen in de financiële transacties.
Financiële transacties kunnen twee oorzaken hebben:
- een financiële transactie is het gevolg van een lopende of
kapitaaltransactie. Beide transacties worden gelijktijdig geregistreerd
tegen dezelfde waarde;
- een financiële transactie is het gevolg van een andere financiële
transactie. Ook hierbij worden de beide transacties gelijktijdig
geregistreerd tegen dezelfde waarde.
Bij de groepering van de financiële transacties is getracht een tweetal
invalshoeken zoveel mogelijk te verenigen:
- de aard en vorm van de betrokken transacties. Hiermee ontstaat een beeld
van de ontwikkelingen van een aantal deelmarkten van de geld- en
kapitaalmarkt;
- de looptijd en eventuele overdraagbaarheid van vorderingen en schulden.
Dit is van belang bij de beoordeling van de liquiditeit en solvabiliteit
per sector.
Schulden totaal
De totale omvang van de schulden van een sector.
Overige mutaties
De veranderingen in de waarde van transacties van de activa en passiva
gedurende de verslagperiode door bijvoorbeeld herwaarderingen, afboekingen
van oninbare vorderingen en herrubriceringen van balansposten.
Schulden totaal
De totale omvang van de schulden van een sector.
Eindbalans
Waarde van de posten op de balans aan het eind van de verslagperiode. Dit
wordt berekend als het saldo van de beginbalans plus de financiële
transacties en de overige mutaties die in het verslagjaar hebben
plaatsgevonden.
Schulden totaal
De totale omvang van de schulden van een sector.
Lopende- en kapitaaltransacties
De lopende- en kapitaaltransacties worden onderscheiden in de volgende
deelprocessen: productie, inkomensvorming, primaire en secundaire
inkomensverdeling, inkomensbesteding, herverdeling door
kapitaaloverdrachten, kapitaalvorming. De transacties van de totale
economie met het buitenland worden getoond in de rekeningen voor
'Transacties van het buitenland met Nederland'.
Middelen
Herkomst van ontvangsten.
Subsidies (-)
Betalingen van de overheid en de Europese Unie (EU) aan producenten met
het doel de prijzen van producten te verlagen, de werkgelegenheid in stand
te houden of de productiefactoren redelijk te belonen. Het gaat hierbij
bijvoorbeeld om subsidies voor het openbaar vervoer, de
huurprijsverlagende subsidies aan exploitanten van woningen, de
EU-subsidies op voedingsmiddelen en de bijdragen van de overheid in
verliezen van overheidsbedrijven.
De subsidies op voedingsmiddelen die door de EU (via de overheid) worden
betaald aan niet-ingezetenen, worden niet geregistreerd. Subsidies worden
onderscheiden in productgebonden subsidies en niet-productgebonden
subsidies.
Subsidies productgebonden
Subsidies die worden uitgekeerd per eenheid geproduceerd of verhandeld
product. Zij zijn gerelateerd aan de waarde of aan de hoeveelheid van het
product en kunnen zowel betrekking hebben op geproduceerde als op
ingevoerde producten.
Productgebonden subsidies worden onderscheiden in productgebonden
subsidies op productie en subsidies op invoer.
Subsidies niet-productgebonden
Hieronder vallen de subsidies op productie. De hoogte van de subsidie is
onafhankelijk van de waarde of de hoeveelheid geproduceerde en verkochte
producten. Het betreft vooral de loonsubsidies.
Inkomen uit vermogen
Het inkomen dat de eigenaar van een vordering of van materiële
niet-geproduceerde activa ontvangt in ruil voor het verstrekken van
financiële middelen of het ter beschikking stellen van de materiële
niet-geproduceerde activa aan een andere institutionele eenheid.
Inkomen uit vermogen bestaat uit: rente, winstuitkeringen (dividenden en
inkomen onttrokken aan quasi-vennootschappen), ingehouden winsten op
directe buitenlandse investeringen, inkomen uit vermogen toegerekend aan
polishouders en inkomen uit grond en minerale reserves.
Totaal inkomen uit vermogen
Inkomen uit vermogen: Het inkomen dat de eigenaar van een vordering of van
materiële niet-geproduceerde activa ontvangt in ruil voor het verstrekken
van financiële middelen of het ter beschikking stellen van de materiële
niet-geproduceerde activa aan een andere institutionele eenheid.
Inkomen uit vermogen bestaat uit: rente, winstuitkeringen (dividenden en
inkomen onttrokken aan quasi-vennootschappen), ingehouden winsten op
directe buitenlandse investeringen, inkomen uit vermogen toegerekend aan
polishouders en inkomen uit grond en minerale reserves.
Rente
Rente wordt toegerekend aan het tijdvak waarin de onderliggende vordering
of schuld ontstaat. Werkelijke rentebetalingen worden gecorrigeerd voor
toegerekende bankdiensten. Er treedt een verschuiving op van de werkelijke
rentebetalingen naar de productie of het verbruik van bankdiensten. Voor
producenten van toegerekende bankdiensten leidt dit tot een daling van de
ontvangen rente en een stijging van de betaalde stijging ten opzichte van
de werkelijke rentestromen. Bij de verbruikers van toegerekende
bankdiensten leidt dit tot een stijging van ontvangen rente en een daling
van de betaalde rente, in vergelijking met de werkelijke rentestromen.
Dividenden
Een uitkering van een vennootschap aan diegenen die vermogen beschikbaar
hebben gesteld in de vorm van aandelenkapitaal. Tot het dividend behoren
de contante dividenden, het stockdividend alsmede het keuzedividend.
Bonusuitkeringen vallen echter niet onder het dividend.
Dividend wordt bruto geregistreerd, dat wil zeggen inclusief de door de
vennootschappen als voorheffing ingehouden dividendbelasting. Dit geldt
ook voor de dividendbetalingen van en naar het buitenland.
Dividenden worden geregistreerd op het moment dat zij betaalbaar worden
gesteld.
Inkomen onttrokken aan quasi-vennootsch
Inkomen onttrokken aan quasi-vennootschappen.
Inkomen uit vermogen dat door de eigenaars wordt onttrokken aan
quasi-vennootschappen. Dit zijn delen van juridische eenheden die, omdat
zij zich gedragen als vennootschappen (nv's, bv's), als afzonderlijke
economische eenheden worden opgevat. Zij worden ingedeeld bij de
niet-financiële vennootschappen of de financiële instellingen.
Overheidsbedrijven zijn, hoewel ze administratief tot de overheid behoren,
als quasi-vennootschappen bij de vennootschappen opgenomen. De winsten van
de overheidsbedrijven worden in de vorm van inkomen onttrokken aan
quasi-vennootschappen en teruggeboekt naar de overheid. Het spiegelbeeld
hiervan, overheidsbijdragen in tekorten van overheidsbedrijven, worden
daarentegen als subsidies geboekt.
Ingehouden winsten op dir. buitenl. inv.
Ingehouden winsten op directe buitenlandse investeringen.
Het deel van de winst van een buitenlandse dochteronderneming dat niet in
de vorm van dividend is afgedragen aan de moederonderneming. Op de
financiële rekening wordt dit rendement op directe buitenlandse
investeringen teruggesluisd in de vorm van de aankoop van aandelen. Indien
het uitgekeerde dividend groter is dan de in een jaar behaalde winst
betekent dit dat de ingehouden winsten op directe buitenlandse
investeringen negatief zijn.
Ink. uit verm. toeger. aan polishouders
Inkomen uit vermogen toegerekend aan polishouders.
De opbrengsten verkregen uit de belegging van de in de loop van de jaren
opgebouwde voorzieningen bij verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen
worden beschouwd als primair inkomen van polishouders. In werkelijkheid
betalen de verzekeringsinstellingen deze bedragen niet aan de polishouders
uit, maar voegen zij ze toe aan de voorzieningen. Om aan de eisen van de
nationale rekeningen te voldoen, worden daarom een tweetal toerekeningen
gemaakt: eerst worden de bedragen toegerekend aan polishouders, die dit
vervolgens terugbetalen als onderdeel van de premies.