Onderwijsuitgaven; publieke sector, 1995 - 2008
Onderwijssectoren | Perioden | Totaal publieke onderwijsuitgaven (mln euro) | In % van de totale publieke uitgaven (%) | Uitgaven van het Rijk Totaal Rijk (mln euro) | Uitgaven van het Rijk Aan onderwijsinstellingen (mln euro) | Uitgaven van het Rijk Aan gemeenten (mln euro) | Uitgaven van het Rijk Aan huishoudens Totaal studiefinanciering (mln euro) | Uitgaven van het Rijk Aan huishoudens Beurzen (mln euro) | Uitgaven van het Rijk Aan huishoudens Leningen (mln euro) | Uitgaven van het Rijk Aan bedrijven/non-profit instellingen (mln euro) | Uitgaven van gemeenten (mln euro) | Uitgaven van provincies (mln euro) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal onderwijs | 2000 | 20.725,0 | 11,2 | 19.178,5 | 14.234,5 | 2.362,8 | 2.416,4 | 1.587,2 | 829,2 | 164,8 | 1.540,0 | 6,6 |
Totaal onderwijs | 2001 | 22.646,7 | 11,1 | 20.730,9 | 15.600,0 | 2.634,0 | 2.318,0 | 1.502,5 | 815,5 | 178,8 | 1.908,9 | 7,0 |
Totaal onderwijs | 2002 | 24.084,1 | 11,2 | 21.852,6 | 16.868,8 | 2.562,7 | 2.152,1 | 1.268,3 | 883,8 | 269,0 | 2.223,0 | 8,5 |
Totaal onderwijs | 2003 | 25.847,8 | 11,5 | 23.259,3 | 17.924,7 | 2.440,6 | 2.682,1 | 1.689,7 | 992,4 | 211,9 | 2.577,4 | 11,0 |
Totaal onderwijs | 2004 | 26.797,6 | 11,8 | 24.120,3 | 18.412,2 | 2.519,7 | 2.986,3 | 1.921,5 | 1.064,8 | 202,1 | 2.667,3 | 10,0 |
Totaal onderwijs | 2005 | 28.146,8 | 12,2 | 25.482,1 | 19.813,7 | 2.428,3 | 3.053,4 | 1.863,8 | 1.189,6 | 186,8 | 2.654,8 | 9,8 |
Totaal onderwijs | 2006 | 29.484,7 | 12,0 | 27.224,9 | 21.110,3 | 2.165,1 | 3.769,3 | 2.125,6 | 1.643,7 | 180,2 | 2.246,5 | 13,2 |
Totaal onderwijs | 2007 | 30.257,8 | 11,7 | 27.857,7 | 22.215,4 | 1.948,1 | 3.456,7 | 1.505,0 | 1.951,7 | 237,4 | 2.388,4 | 11,8 |
Totaal onderwijs | 2008* | 32.453,2 | 11,8 | 29.969,0 | 24.009,9 | 1.329,2 | 4.256,6 | 2.294,8 | 1.961,8 | 373,2 | 2.472,3 | 11,8 |
(Pré-)primair onderwijs | 2000 | 6.651,1 | 3,6 | 5.634,0 | 3.941,2 | 1.692,8 | - | 1.014,0 | 3,1 | |||
(Pré-)primair onderwijs | 2001 | 7.540,4 | 3,7 | 6.264,5 | 4.325,6 | 1.938,9 | - | 1.272,6 | 3,3 | |||
(Pré-)primair onderwijs | 2002 | 8.376,5 | 3,9 | 6.881,2 | 5.051,4 | 1.829,8 | - | 1.491,3 | 4,0 | |||
(Pré-)primair onderwijs | 2003 | 9.127,3 | 4,1 | 7.265,1 | 5.637,9 | 1.627,2 | - | 1.857,0 | 5,1 | |||
(Pré-)primair onderwijs | 2004 | 9.122,8 | 4,0 | 7.399,9 | 5.715,2 | 1.684,7 | - | 1.718,3 | 4,6 | |||
(Pré-)primair onderwijs | 2005 | 9.472,7 | 4,1 | 7.710,0 | 6.204,9 | 1.505,1 | - | 1.758,2 | 4,4 | |||
(Pré-)primair onderwijs | 2006 | 9.609,3 | 3,9 | 8.083,5 | 6.721,9 | 1.361,6 | - | 1.519,8 | 5,9 | |||
(Pré-)primair onderwijs | 2007 | 9.704,0 | 3,7 | 8.184,1 | 6.983,7 | 1.200,4 | - | 1.514,6 | 5,3 | |||
(Pré-)primair onderwijs | 2008* | 10.221,8 | 3,7 | 8.575,4 | 7.758,5 | 816,8 | - | 1.641,2 | 5,2 | |||
Secundair onderwijs | 2000 | 8.267,3 | 4,5 | 7.738,8 | 5.906,7 | 670,0 | 1.000,5 | 970,4 | 30,1 | 161,6 | 526,0 | 2,6 |
Secundair onderwijs | 2001 | 9.030,4 | 4,4 | 8.391,5 | 6.541,3 | 695,1 | 980,5 | 889,4 | 91,1 | 174,5 | 636,3 | 2,7 |
Secundair onderwijs | 2002 | 9.486,1 | 4,4 | 8.751,1 | 6.870,5 | 732,9 | 886,1 | 789,0 | 97,1 | 261,5 | 731,7 | 3,3 |
Secundair onderwijs | 2003 | 9.952,2 | 4,4 | 9.227,5 | 7.164,7 | 813,4 | 1.044,2 | 920,7 | 123,4 | 205,2 | 720,4 | 4,3 |
Secundair onderwijs | 2004 | 10.549,3 | 4,7 | 9.596,4 | 7.371,5 | 835,0 | 1.195,0 | 1.114,9 | 80,1 | 194,9 | 949,0 | 3,9 |
Secundair onderwijs | 2005 | 11.138,1 | 4,8 | 10.237,6 | 8.020,9 | 923,2 | 1.114,1 | 1.006,4 | 107,7 | 179,5 | 896,6 | 3,9 |
Secundair onderwijs | 2006 | 11.765,0 | 4,8 | 11.033,0 | 8.677,2 | 803,5 | 1.379,3 | 1.132,0 | 247,3 | 173,0 | 726,7 | 5,3 |
Secundair onderwijs | 2007 | 12.309,8 | 4,8 | 11.431,4 | 9.209,1 | 747,7 | 1.245,9 | 770,8 | 475,1 | 228,6 | 873,8 | 4,7 |
Secundair onderwijs | 2008* | 13.251,6 | 4,8 | 12.415,7 | 9.910,4 | 512,4 | 1.645,7 | 1.234,8 | 410,9 | 347,2 | 831,1 | 4,7 |
Tertiair onderwijs | 2000 | 5.806,6 | 3,1 | 5.805,7 | 4.386,6 | - | 1.415,9 | 616,8 | 799,1 | 3,2 | - | 0,9 |
Tertiair onderwijs | 2001 | 6.075,9 | 3,0 | 6.074,9 | 4.733,1 | - | 1.337,5 | 613,1 | 724,4 | 4,3 | - | 1,0 |
Tertiair onderwijs | 2002 | 6.221,5 | 2,9 | 6.220,3 | 4.946,9 | - | 1.266,0 | 479,3 | 786,7 | 7,5 | - | 1,2 |
Tertiair onderwijs | 2003 | 6.768,3 | 3,0 | 6.766,7 | 5.122,1 | - | 1.637,9 | 769,0 | 869,0 | 6,7 | - | 1,6 |
Tertiair onderwijs | 2004 | 7.125,5 | 3,1 | 7.124,0 | 5.325,5 | - | 1.791,3 | 806,6 | 984,7 | 7,2 | - | 1,5 |
Tertiair onderwijs | 2005 | 7.536,0 | 3,3 | 7.534,5 | 5.587,9 | - | 1.939,3 | 857,4 | 1.081,9 | 7,3 | - | 1,5 |
Tertiair onderwijs | 2006 | 8.110,4 | 3,3 | 8.108,4 | 5.711,2 | - | 2.390,0 | 993,6 | 1.396,4 | 7,2 | - | 2,0 |
Tertiair onderwijs | 2007 | 8.244,0 | 3,2 | 8.242,2 | 6.022,6 | - | 2.210,8 | 734,2 | 1.476,6 | 8,8 | - | 1,8 |
Tertiair onderwijs | 2008* | 8.979,8 | 3,3 | 8.977,9 | 6.341,0 | - | 2.610,9 | 1.060,0 | 1.550,9 | 26,0 | - | 1,9 |
Bron: CBS. |
Tabeltoelichting
Deze tabel geeft een overzicht van de uitgaven van de Nederlandse overheid
aan regulier onderwijs. Zowel de onderwijsuitgaven van het Rijk als die
van de gemeenten en provincies worden aangegeven. De Rijksuitgaven aan
onderwijs zijn verdeeld in de uitgaven aan onderwijsinstellingen en de
uitgaven aan gemeenten, huishoudens (studenten en/of ouders) en bedrijven
en non-profit instellingen. De gepresenteerde cijfers zijn berekend
volgens door de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling) gestandaardiseerde definities.
Gegevens beschikbaar vanaf: 1995
Frequentie: stopgezet
Status van de cijfers:
De uitkomsten van 1995 tot en met 2007 zijn definitief, de uitkomsten voor
2008 zijn voorlopig.
Wijzigingen per 7 december 2009:
Er zijn gegevens over 2008 toegevoegd en bijstellingen voor 2007
doorgevoerd.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet van toepassing.
Toelichting onderwerpen
- Totaal publieke onderwijsuitgaven
- De totale overheidsuitgaven aan regulier onderwijs bestaan uit de
overheidsuitgaven aan onderwijsinstellingen en de overheidsuitgaven aan
huishoudens, bedrijven en non-profit instellingen. - In % van de totale publieke uitgaven
- De totale overheidsuitgaven aan regulier onderwijs worden hier uitgedrukt
als percentage van de totale overheidsuitgaven. Onder de totale
overheidsuitgaven aan onderwijs vallen de overheidsuitgaven aan
onderwijsinstellingen en de overheidsuitgaven aan huishoudens, bedrijven
en non-profit instellingen. - Uitgaven van het Rijk
- De onderwijsuitgaven van het Rijk aan onderwijsinstellingen, gemeenten,
huishoudens, bedrijven en non-profit instellingen. Alleen uitgaven aan
regulier onderwijs worden meegenomen.- Totaal Rijk
- De totale onderwijsuitgaven van het Rijk aan onderwijsinstellingen,
gemeenten, huishoudens, bedrijven en non-profit instellingen. Alleen
uitgaven aan regulier onderwijs worden meegenomen.
- Aan onderwijsinstellingen
- Deze onderwijsuitgaven van het Rijk betreffen de directe uitgaven aan
onderwijsinstellingen. De overdrachten van het Rijk aan gemeenten zijn
hier niet bij inbegrepen. Alleen onderwijsinstellingen die regulier
onderwijs geven of ondersteunen worden meegenomen.
- Aan gemeenten
- De Rijksbijdrage van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
aan gemeenten voor het openbaar en bijzonder onderwijs. Openbaar onderwijs
wordt niet vanuit een bepaalde godsdienst of levensbeschouwing gegeven.
Bij bijzonder onderwijs is dit wel het geval. Alleen uitgaven aan regulier
onderwijs worden meegenomen.
- Aan huishoudens
- Dit betreft de door het Rijk verstrekte tegemoetkoming in de schoolkosten,
studiebeurzen en -leningen.- Totaal studiefinanciering
- De totale door het Rijk verstrekte tegemoetkoming in de schoolkosten,
studiebeurzen en -leningen.
- Beurzen
- De giften van het Rijk aan huishoudens (leerlingen, studenten of ouders)
om tegemoet te komen in de kosten van het volgen van een opleiding of
studie. Het gaat om de Rijksuitgaven in het kader van de Wet
Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS) en de Wet
studiefinanciering 2000 (WSF 2000). De huishoudens hoeven deze giften niet
terug te betalen aan de overheid.
- Leningen
- De verstrekte leningen van het Rijk aan huishoudens (studenten of ouders)
om tegemoet te komen in de kosten van het volgen van een studie of
opleiding. Het gaat om de uitgaven voor de studiefinanciering (Wet
studiefinanciering 2000) die verstrekt worden als voorwaardelijke of
onvoorwaardelijke lening. De basisbeurs, aanvullende beurs en
OV-studentenkaart zijn tegenwoordig
een voorwaardelijke lening. Een voorwaardelijke lening wordt omgezet in
een gift als de student voldoende presteert en blijft een lening als dit
niet het geval is. De omzetting in een gift heet een kwijtschelding. De
verstrekte voorwaardelijke leningen worden verminderd met de
kwijtscheldingen. De rentedragende lening en het collegegeldkrediet zijn
een onvoorwaardelijke lening. Een onvoorwaardelijke lening moet altijd
terugbetaald worden.
- Aan bedrijven/non-profit instellingen
- De uitgaven van het Rijk aan bedrijven en non-profit instellingen
betreffen de belastingkorting Beroepspraktijkvorming (BPV).
- Uitgaven van gemeenten
- De uitgaven van de gemeenten en samenwerkingsverbanden van gemeenten aan
onderwijsinstellingen, bedrijven en non-profit instellingen. De uitgaven
zijn hier netto weergegeven, wat betekent dat de Rijksbijdrage die
(samenwerkingsverbanden van) gemeenten ontvangen in mindering is gebracht
op de totale onderwijsuitgaven van gemeenten. De uitgaven van gemeenten
aan bedrijven en non-profit instellingen betreffen de subsidies die
gemeenten aan vervoersbedrijven verstrekken voor het verzorgen van
leerlingenvervoer. Alleen uitgaven aan regulier onderwijs worden
meegenomen. - Uitgaven van provincies
- De uitgaven van de provincies voor onderwijs hebben grotendeels betrekking
op ondersteunende, adviserende en stimulerende taken. Alleen uitgaven aan
regulier onderwijs worden meegenomen.