Onderwijsuitgaven; kerncijfers, 1995 - 2008

Tabeltoelichting


Deze tabel geeft een overzicht van de Nederlandse uitgaven aan regulier
onderwijs. De overheidsuitgaven aan onderwijs zijn verdeeld in de uitgaven
aan onderwijsinstellingen en de uitgaven aan huishoudens (studenten en/of
ouders), bedrijven en non-profit instellingen. Daarnaast worden de
onderwijsuitgaven van private partijen (huishoudens, bedrijven, non-profit
instellingen en organisaties in het buitenland) aan onderwijsinstellingen
getoond. Alleen huishoudens hebben ook onderwijsuitgaven buiten de
onderwijsinstellingen om. De gepresenteerde cijfers zijn berekend volgens
door de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling)
gestandaardiseerde definities.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1995
Frequentie: stopgezet

Status van de cijfers:
De uitkomsten van 1995 tot en met 2007 zijn definitief, de uitkomsten voor
2008 zijn voorlopig.

Wijzigingen per 7 december 2009:
Er zijn gegevens over 2008 toegevoegd en bijstellingen voor 2007
doorgevoerd.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet van toepassing

Toelichting onderwerpen

Totale onderwijsuitgaven
De totale onderwijsuitgaven bestaan uit de publieke en private uitgaven
aan onderwijsinstellingen en uit de publieke uitgaven aan huishoudens,
bedrijven en non-profit instellingen. De publieke uitgaven aan huishoudens
zijn hier exclusief het deel van de studiefinanciering en de
tegemoetkoming van de schoolkosten dat bedoeld is voor de betaling van de
collegegelden. Dit deel gaat namelijk via de huishoudens naar de
onderwijsinstellingen en maakt daarmee deel uit van de private uitgaven
aan de onderwijsinstellingen. Dit deel van de uitgaven is opgenomen onder
consolidatie.
Voor de berekening van de totale onderwijsuitgaven worden de publieke
uitgaven aan bedrijven exclusief belastingkorting Beroepspraktijkvorming
(BPV) genomen. De korting wordt door de bedrijven namelijk verrekend met
hun begeleidingskosten. De korting is opgenomen onder consolidatie.
De onderwijsuitgaven aan niet-onderwijsinstellingen zijn niet in de totale
onderwijsuitgaven opgenomen. Deze uitgaven gaan buiten de
onderwijsinstellingen om en betreffen de uitgaven aan boeken,
leermiddelen, overige schoolmaterialen en openbaar vervoer tussen huis en
school. Alleen onderwijsinstellingen die regulier onderwijs geven of
ondersteunen zijn meegenomen.
In % van het bbp
De totale onderwijsuitgaven worden hier uitgedrukt als percentage van het
bruto binnenlands product (bbp). De totale onderwijsuitgaven bestaan uit
de publieke en private uitgaven aan onderwijsinstellingen en uit de
publieke uitgaven aan huishoudens, bedrijven en non-profit instellingen.
Alleen onderwijsinstellingen die regulier onderwijs geven of ondersteunen
zijn meegenomen. Dit zijn zowel door de overheid gesubsidieerde als
particuliere onderwijsinstellingen.
Aan onderwijsinstellingen in % bbp
De publieke en private uitgaven aan onderwijsinstellingen als percentage
van het bruto binnenlands product (bbp). Alleen onderwijsinstellingen die
regulier onderwijs geven of ondersteunen zijn meegenomen. Dit zijn zowel
door de overheid gesubsidieerde als particuliere onderwijsinstellingen.
Totaal aan onderwijsinstellingen
De totale publieke en private uitgaven aan onderwijsinstellingen als
percentage van het bruto binnenlands product (bbp). Alleen
onderwijsinstellingen die regulier onderwijs geven of ondersteunen zijn
meegenomen. Dit zijn zowel door de overheid gesubsidieerde als
particuliere onderwijsinstellingen.
Uitgaven door de private sector
De private uitgaven aan onderwijsinstellingen als percentage van het bruto
binnenlands product (bbp). Hieronder vallen de uitgaven van huishoudens,
bedrijven, non-profit instellingen en organisaties in het buitenland aan
onderwijsinstellingen. Alleen onderwijsinstellingen die regulier onderwijs
geven of ondersteunen zijn meegenomen. Dit zijn zowel door de overheid
gesubsidieerde als particuliere onderwijsinstellingen.