Dynamische koopkrachtontwikkeling naar sociaal-economische categorie

Dynamische koopkrachtontwikkeling naar sociaal-economische categorie

Selectie eerste jaar Selectie tweede jaar Perioden Koopkrachtverandering (%) Verdeling van koopkrachtveranderingen 10e percentiel (%) Verdeling van koopkrachtveranderingen 25e percentiel (%) Verdeling van koopkrachtveranderingen 50e percentiel (%) Verdeling van koopkrachtveranderingen 75e percentiel (%) Verdeling van koopkrachtveranderingen 90e percentiel (%)
Totaal personen Totaal personen 1999-2000 2,0 -16 -3,6 2,0 11,2 27
Totaal personen Actief in 2e jaar 1999-2000 3,7 -17 -4,3 3,7 13,4 29
Totaal personen Zelfstandige in 2e jaar 1999-2000 5,3 -31 -11,4 5,3 24,9 63
Totaal personen Ambtenaar in 2e jaar 1999-2000 3,2 -11 -2,9 3,2 10,4 22
Totaal personen Overige werknemer in 2e jaar 1999-2000 3,6 -16 -3,9 3,6 12,7 27
Totaal personen Niet-actief in 2e jaar 1999-2000 0,7 -13 -2,2 0,7 5,5 18
Totaal personen Arbeidsongeschikte in 2e jaar 1999-2000 1,0 -20 -4,6 1,0 8,2 24
Totaal personen Pensioenontvanger in 2e jaar 1999-2000 0,6 -9 -1,7 0,6 4,2 15
Totaal personen Bijstandontvanger in 2e jaar 1999-2000 0,9 -23 -5,8 0,9 8,5 25
Actief in 1e jaar Totaal personen 1999-2000 3,3 -19 -4,9 3,3 12,8 28
Actief in 1e jaar Actief in 2e jaar 1999-2000 3,5 -17 -4,3 3,5 12,9 28
Actief in 1e jaar Zelfstandige in 2e jaar 1999-2000 4,8 -31 -11,6 4,8 24,0 60
Actief in 1e jaar Ambtenaar in 2e jaar 1999-2000 3,2 -11 -2,9 3,2 10,4 21
Actief in 1e jaar Overige werknemer in 2e jaar 1999-2000 3,5 -16 -3,9 3,5 12,3 26
Actief in 1e jaar Niet-actief in 2e jaar 1999-2000 -5,8 -43 -23,7 -5,8 8,6 30
Actief in 1e jaar Arbeidsongeschikte in 2e jaar 1999-2000 -8,3 -41 -23,9 -8,3 6,9 41
Actief in 1e jaar Pensioenontvanger in 2e jaar 1999-2000 -7,2 -40 -23,0 -7,2 5,9 25
Actief in 1e jaar Bijstandontvanger in 2e jaar 1999-2000 -15,4 -53 -36,5 -15,4 2,9 25
Zelfstandige in 1e jaar Totaal personen 1999-2000 1,0 -43 -17,9 1,0 19,1 48
Zelfstandige in 1e jaar Actief in 2e jaar 1999-2000 1,5 -41 -16,7 1,5 19,6 49
Zelfstandige in 1e jaar Zelfstandige in 2e jaar 1999-2000 3,5 -32 -12,6 3,5 20,8 51
Zelfstandige in 1e jaar Ambtenaar in 2e jaar 1999-2000 -3,9 -57 -33,8 -3,9 11,7 52
Zelfstandige in 1e jaar Overige werknemer in 2e jaar 1999-2000 -18,9 -65 -46,9 -18,9 6,4 33
Zelfstandige in 1e jaar Niet-actief in 2e jaar 1999-2000 -16,7 -64 -43,0 -16,7 8,0 35
Zelfstandige in 1e jaar Arbeidsongeschikte in 2e jaar 1999-2000 -17,0 -65 -41,5 -17,0 14,2 68
Zelfstandige in 1e jaar Pensioenontvanger in 2e jaar 1999-2000 -16,2 -62 -40,2 -16,2 4,6 25
Zelfstandige in 1e jaar Bijstandontvanger in 2e jaar 1999-2000 -20,0 -68 -57,2 -20,0 11,1 27
Ambtenaar in 1e jaar Totaal personen 1999-2000 2,8 -14 -3,5 2,8 10,0 21
Ambtenaar in 1e jaar Actief in 2e jaar 1999-2000 3,0 -13 -3,1 3,0 10,2 21
Ambtenaar in 1e jaar Zelfstandige in 2e jaar 1999-2000 11,5 -18 -0,4 11,5 27,7 74
Ambtenaar in 1e jaar Ambtenaar in 2e jaar 1999-2000 3,1 -10 -2,6 3,1 9,9 20
Ambtenaar in 1e jaar Overige werknemer in 2e jaar 1999-2000 -1,5 -46 -27,2 -1,5 11,4 29
Ambtenaar in 1e jaar Niet-actief in 2e jaar 1999-2000 -9,0 -38 -22,1 -9,0 2,8 16
Ambtenaar in 1e jaar Arbeidsongeschikte in 2e jaar 1999-2000 x x x x x x
Ambtenaar in 1e jaar Pensioenontvanger in 2e jaar 1999-2000 -9,0 -33 -19,9 -9,0 4,8 17
Ambtenaar in 1e jaar Bijstandontvanger in 2e jaar 1999-2000 -8,9 -49 -21,3 -8,9 0,2 3
Overige werknemer in 1e jaar Totaal personen 1999-2000 3,5 -16 -4,1 3,5 12,5 27
Overige werknemer in 1e jaar Actief in 2e jaar 1999-2000 3,7 -14 -3,6 3,7 12,7 27
Overige werknemer in 1e jaar Zelfstandige in 2e jaar 1999-2000 15,7 -24 -5,8 15,7 53,0 115
Overige werknemer in 1e jaar Ambtenaar in 2e jaar 1999-2000 6,2 -27 -7,7 6,2 22,3 68
Overige werknemer in 1e jaar Overige werknemer in 2e jaar 1999-2000 3,6 -14 -3,5 3,6 12,3 25
Overige werknemer in 1e jaar Niet-actief in 2e jaar 1999-2000 -6,5 -41 -23,9 -6,5 7,3 29
Overige werknemer in 1e jaar Arbeidsongeschikte in 2e jaar 1999-2000 -7,9 -37 -22,2 -7,9 6,4 36
Overige werknemer in 1e jaar Pensioenontvanger in 2e jaar 1999-2000 -5,9 -36 -20,8 -5,9 5,9 25
Overige werknemer in 1e jaar Bijstandontvanger in 2e jaar 1999-2000 -15,5 -52 -36,0 -15,5 3,5 27
Niet-actief in 1e jaar Totaal personen 1999-2000 0,8 -9 -1,4 0,8 6,5 22
Niet-actief in 1e jaar Actief in 2e jaar 1999-2000 15,2 -23 -2,5 15,2 39,9 90
Niet-actief in 1e jaar Zelfstandige in 2e jaar 1999-2000 28,1 -24 3,9 28,1 91,1 189
Niet-actief in 1e jaar Ambtenaar in 2e jaar 1999-2000 9,5 -44 -8,7 9,5 31,0 51
Niet-actief in 1e jaar Overige werknemer in 2e jaar 1999-2000 14,8 -22 -2,3 14,8 38,1 79
Niet-actief in 1e jaar Niet-actief in 2e jaar 1999-2000 0,7 -8 -1,4 0,7 5,2 17
Niet-actief in 1e jaar Arbeidsongeschikte in 2e jaar 1999-2000 1,3 -12 -1,8 1,3 8,4 23
Niet-actief in 1e jaar Pensioenontvanger in 2e jaar 1999-2000 0,6 -7 -1,2 0,6 4,1 14
Niet-actief in 1e jaar Bijstandontvanger in 2e jaar 1999-2000 1,3 -12 -2,6 1,3 9,0 25
Arbeidsongeschikte in 1e jaar Totaal personen 1999-2000 1,7 -15 -2,0 1,7 11,1 29
Arbeidsongeschikte in 1e jaar Actief in 2e jaar 1999-2000 13,8 -24 -0,8 13,8 39,4 108
Arbeidsongeschikte in 1e jaar Zelfstandige in 2e jaar 1999-2000 35,7 3 10,1 35,7 97,7 191
Arbeidsongeschikte in 1e jaar Ambtenaar in 2e jaar 1999-2000 x x x x x x
Arbeidsongeschikte in 1e jaar Overige werknemer in 2e jaar 1999-2000 12,3 -25 -2,0 12,3 35,5 89
Arbeidsongeschikte in 1e jaar Niet-actief in 2e jaar 1999-2000 1,3 -13 -2,1 1,3 8,4 22
Arbeidsongeschikte in 1e jaar Arbeidsongeschikte in 2e jaar 1999-2000 1,2 -11 -1,7 1,2 7,6 20
Arbeidsongeschikte in 1e jaar Pensioenontvanger in 2e jaar 1999-2000 3,8 -25 -5,9 3,8 20,2 37
Arbeidsongeschikte in 1e jaar Bijstandontvanger in 2e jaar 1999-2000 -9,9 -54 -42,5 -9,9 0,3 11
Pensioenontvanger in 1e jaar Totaal personen 1999-2000 0,6 -7 -1,3 0,6 4,1 15
Pensioenontvanger in 1e jaar Actief in 2e jaar 1999-2000 6,8 -35 -13,6 6,8 34,0 79
Pensioenontvanger in 1e jaar Zelfstandige in 2e jaar 1999-2000 17,3 -27 -8,4 17,3 41,3 172
Pensioenontvanger in 1e jaar Ambtenaar in 2e jaar 1999-2000 x x x x x x
Pensioenontvanger in 1e jaar Overige werknemer in 2e jaar 1999-2000 5,2 -34 -15,2 5,2 32,8 70
Pensioenontvanger in 1e jaar Niet-actief in 2e jaar 1999-2000 0,6 -7 -1,2 0,6 3,8 13
Pensioenontvanger in 1e jaar Arbeidsongeschikte in 2e jaar 1999-2000 5,1 -22 -8,6 5,1 37,6 140
Pensioenontvanger in 1e jaar Pensioenontvanger in 2e jaar 1999-2000 0,6 -7 -1,2 0,6 3,8 13
Pensioenontvanger in 1e jaar Bijstandontvanger in 2e jaar 1999-2000 x x x x x x
Bijstandontvanger in 1e jaar Totaal personen 1999-2000 2,6 -11 -1,9 2,6 15,7 40
Bijstandontvanger in 1e jaar Actief in 2e jaar 1999-2000 18,9 -14 1,9 18,9 42,7 90
Bijstandontvanger in 1e jaar Zelfstandige in 2e jaar 1999-2000 30,0 -34 -20,2 30,0 98,5 174
Bijstandontvanger in 1e jaar Ambtenaar in 2e jaar 1999-2000 x x x x x x
Bijstandontvanger in 1e jaar Overige werknemer in 2e jaar 1999-2000 18,6 -12 2,7 18,6 41,9 86
Bijstandontvanger in 1e jaar Niet-actief in 2e jaar 1999-2000 1,4 -11 -2,3 1,4 9,9 27
Bijstandontvanger in 1e jaar Arbeidsongeschikte in 2e jaar 1999-2000 10,5 -27 -4,7 10,5 39,8 113
Bijstandontvanger in 1e jaar Pensioenontvanger in 2e jaar 1999-2000 4,4 -14 -3,4 4,4 19,1 38
Bijstandontvanger in 1e jaar Bijstandontvanger in 2e jaar 1999-2000 1,3 -11 -2,2 1,3 9,1 25
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting

Dynamische koopkrachtverandering;
(verandering van) de sociaal - economische categorie hoofdkostwinner
1977/1979 - 1999/2000
Gewijzigd op 14 april 2003.
Verschijningsfrequentie: Stopgezet.

Toelichting onderwerpen

Koopkrachtverandering
De mediaan ofwel de middelste van de naar grootte gerangschikte
koopkrachtmutaties uit de populatie. Dit betekent dat precies de
helft van de populatie een lagere of even grote koopkrachtmutatie
ondervindt.
Het inkomensbegrip dat is gebruikt voor de bepaling van de koopkracht-
veranderingen is afgeleid van het besteedbaar inkomen van een
huishouden.
Hieronder wordt via verschillende inkomensbegrippen toegewerkt naar de
gebruikte definitie van inkomen.
Het primair inkomen omvat winst uit onderneming, bruto inkomsten uit
arbeid en inkomsten uit vermogen. Inkomsten uit arbeid bestaan uit loon,
salaris, tantième en uit de beloning van arbeid die niet in
dienstbetrekking is verricht.
Ook de waarde van het privégebruik van de auto van de werkgever is
hiertoe gerekend. Pensioenpremies zijn op inkomsten uit arbeid reeds
in mindering gebracht. Inkomsten uit vermogen bestaan onder meer uit
rente, dividend en de opbrengst van de exploitatie van onroerend goed
(waaronder de eigen woning). Betaalde rente is met de inkomsten uit
vermogen gesaldeerd.
Het bruto inkomen bestaat uit het primair inkomen verhoogd met de bruto
ontvangen overdrachten. De bruto ontvangen overdrachten bestaan uit:
- overdrachten rechtstreeks van de overheid, bijvoorbeeld
bijstanduitkeringen en kinderbijslag
- overdrachten via de sociale verzekeringen, zoals de Algemene
Ouderdomswet (AOW), de Werkloosheidswet (WW) en de Wet op de
Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
- andere overdrachten, zoals pensioen en lijfrenten.
Het besteedbaar inkomen is het bruto inkomen verminderd met de betaalde
overdrachten en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting. De betaalde
overdrachten bestaan uit:
- premies volksverzekeringen, te weten de AOW, de Algemene
Nabestaandenwet (ANW), de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW)
en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
- werkgevers- en werknemersdeel van de premies werknemersverzekeringen
(ZW, WW, WAO)
- premies ziektekostenverzekeringen (ziekenfonds en particulier)
De premie voor een particuliere ziektekostenverzekering is niet de
werkelijk betaalde premie, maar een gemiddeld bedrag per
leeftijdsklasse.
De premie heeft betrekking op een verzekerd pakket zonder eigen risico
en vergelijkbaar met het ziekenfondspakket.
- andere overdrachten, zoals premies voor lijfrente en fiscaal
aftrekbare echtscheidingsuitkeringen.
Voordat de koopkrachtverandering wordt berekend, wordt het besteedbaar
inkomen van een huishouden met behulp van een equivalentiefactor
gestandaardiseerd. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot
uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke
huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens
herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn
de welvaartsniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt.
Ook wordt het inkomen met behulp van een deflator gecorrigeerd voor
veranderingen in consumptieprijzen. Voor een- en meerpersoonshuishoudens
zijn verschillende deflatoren gebruikt.
De koopkrachtverandering van een persoon is de voor prijsverandering
gecorrigeerde verandering van het gestandaardiseerde huishoudensinkomen.
Niet van belang is daarbij of een persoon eigen inkomen heeft gehad.
Verdeling van koopkrachtveranderingen
Weergegeven zijn enkele percentielen in de verdeling van
koopkrachtveranderingen. Een percentiel geeft de grens aan waarbeneden
zich een bepaald percentage van de populatie bevindt met een lagere of
even grote koopkrachtmutatie.
10e percentiel
De koopkrachtmutatie waarvoor geldt dat 10% van de populatie een lagere
of even grote koopkrachtmutatie ondervindt.
25e percentiel
De koopkrachtmutatie waarvoor geldt dat 25% van de populatie een lagere
of even grote koopkrachtmutatie ondervindt.
50e percentiel
De koopkrachtmutatie waarvoor geldt dat 50% van de populatie een lagere
of even grote koopkrachtmutatie ondervindt.
75e percentiel
De koopkrachtmutatie waarvoor geldt dat 75% van de populatie een lagere
of even grote koopkrachtmutatie ondervindt.
90e percentiel
De koopkrachtmutatie waarvoor geldt dat 90% van de populatie een lagere
of even grote koopkrachtmutatie ondervindt.