Particuliere huishoudens met inkomen rond het minimum; 1990-2000

Particuliere huishoudens met inkomen rond het minimum; 1990-2000

Kenmerken van huishoudens Perioden Particuliere huishoud. met laag inkomen Aantal huishoudens met laag inkomen (x·1·000) Particuliere huishoud. met laag inkomen Percentage van het totaal (%) Particuliere huishoud. met laag inkomen Gemiddelde grootte met laag inkomen (absoluut) Particuliere huishoud. met laag inkomen Huishoudens met langdurig laag inkomen Aantal huish. met langdurig laag inkomen (x·1·000) Particuliere huishoud. met laag inkomen Huishoudens met langdurig laag inkomen Percentage van huish. met laag inkomen (%) Particuliere huishoud. met laag inkomen Huishoudens met langdurig laag inkomen Percentage van het totaal (%) Particuliere huishoud. met laag inkomen Huishoudens met langdurig laag inkomen Gem. grootte met langdurig laag inkomen (absoluut) Alle particuliere huishoudens Totaal aantal particuliere huishoudens (x·1·000) Alle particuliere huishoudens Gemiddelde huishoudensgrootte (absoluut) Alle particuliere huishoudens Aantal huishoudens met hele jaar inkomen (x·1·000) Alle particuliere huishoudens Niet ingedeelde huishoudens (x·1·000)
Totaal huishoudens 2000 781 11,9 1,9 342 43,7 5,2 1,7 6.941 2,3 6.547 394
Overig huishouden 2000 13 7,4 2,5 3 21,7 1,6 2,6 181 2,3 170 11
Inkomensbron: winst 2000 43 12,8 2,5 6 13,5 1,7 2,9 336 2,9 335 1
Inkomensbron: loon 2000 173 4,6 2,4 28 16,3 0,7 2,8 4.025 2,5 3.799 226
Inkomensbron: pensioen 2000 221 13,4 1,2 148 66,7 8,9 1,2 1.666 1,5 1.657 9
Inkomensbron: uitkering 2000 330 52,4 2,0 159 48,3 25,3 1,9 761 1,9 629 132
Inkomensbron: overige inkomsten 2000 14 10,8 2,5 1 . . . 154 2,7 128 26
Vier grote steden 2000 186 19,5 1,8 84 45,4 8,9 1,7 1.061 1,9 952 109
Overige steden >= 100.000 inwoners 2000 162 13,1 1,9 71 43,7 5,7 1,7 1.359 2,1 1.240 119
Overige steden <100.000 inwoners 2000 433 9,9 1,9 186 43,1 4,3 1,6 4.522 2,4 4.356 166
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting

Huishoudens met laag inkomen en/of inkomen rond het minimum
naar kenmerken van huishoudens
1990 - 2000
Gewijzigd op 03 februari 2010.
Verschijningsfrequentie: Stopgezet.

Toelichting onderwerpen

Particuliere huishoud. met laag inkomen
Een inkomen is laag wanneer het omgerekend naar een inkomen van een
alleenstaande, een lagere koopkracht vertegenwoordigt dan een bedrag van
7·260 euro in prijzen van 1990.
Om te bepalen of een huishouden een laag inkomen heeft, wordt het inkomen
van een huishouden gecorrigeerd voor verschillen in
huishoudenssamenstelling. Deze correctie vindt plaats met behulp van
equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen
tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een
gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren
worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een
eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van
huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt.
Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met het prijsindexcijfer
voor de gezinsconsumptie) herleid naar het prijspeil in 1990.
Het resulterende gestandaardiseerde en gedefleerde inkomen is laag wanneer
het minder is dan 7·260 euro. Deze grens komt ongeveer overeen met de
koopkracht van een bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979, die
was toen, in prijzen van 1990, 7·215 euro.
Aantal huishoudens met laag inkomen
Aantal particuliere huishoudens met een laag inkomen.
Percentage van het totaal
Aantal particuliere huishoudens met een laag inkomen als percentage van
het aantal huishoudens dat naar hoogte van het inkomen is ingedeeld.
Percentages ontbreken (.) indien het aantal huishoudens met een laag
inkomen geschat is op basis van minder dan tien waarnemingen. Deze
schattingen zijn slechts indicatief van aard, en kunnen niet worden
gebruikt voor het berekenen van percentages.
Gemiddelde grootte met laag inkomen
Gemiddeld aantal personen in particuliere huishoudens met een laag
inkomen.
Huishoudens met langdurig laag inkomen
Particuliere huishoudens met een laag inkomen, die ook in de voorgaande
drie jaren een laag inkomen hadden.
Aantal huish. met langdurig laag inkomen
Aantal particuliere huishoudens met langdurig een laag inkomen.
Percentage van huish. met laag inkomen
Aantal particuliere huishoudens met langdurig een laag inkomen als
percentage van het aantal huishoudens met een laag inkomen.
Percentages ontbreken (.) indien het aantal huishoudens met langdurig een
laag inkomen geschat is op basis van minder dan tien waarnemingen. Deze
schattingen zijn slechts indicatief van aard, en kunnen niet worden
gebruikt voor het berekenen van percentages.
Percentage van het totaal
Aantal particuliere huishoudens met langdurig een laag inkomen als
percentage van het aantal huishoudens dat naar hoogte van het inkomen is
ingedeeld.
Percentages ontbreken (.) indien het aantal huishoudens met langdurig een
laag inkomen geschat is op basis van minder dan tien waarnemingen. Deze
schattingen zijn slechts indicatief van aard, en kunnen niet worden
gebruikt voor het berekenen van percentages.
Gem. grootte met langdurig laag inkomen
Gemiddeld aantal personen in particuliere huishoudens met een inkomen dat
zowel in het huidige jaar als in de voorgaande drie jaren, laag is.
Alle particuliere huishoudens
Totaal aantal particuliere huishoudens
Gemiddelde huishoudensgrootte
Gemiddeld aantal personen in een particuliere huishouden.
Aantal huishoudens met hele jaar inkomen
Aantal particuliere huishoudens (geen studentenhuishoudens) waarvan
het hoofd (of partner) het gehele jaar inkomen heeft.
Het percentage huishoudens met laag inkomen cq met sociaal minimum is aan
deze groep gerelateerd.
Niet ingedeelde huishoudens
Aantal particuliere huishoudens waarvan het hoofd (of partner)
studiefinanciering ontvangt, of waarvan noch het hoofd noch zijn/haar
partner het gehele jaar inkomen heeft. Deze huishoudens zijn wel opgenomen
in het totaal aantal huishoudens, maar buiten beschouwing gelaten bij de
bepaling van het aantal huishoudens met een laag inkomen of met een
inkomen rond of onder het sociale minimum.