Particuliere huishoudens met inkomen rond het minimum; 1990-2000

Particuliere huishoudens met inkomen rond het minimum; 1990-2000

Kenmerken van huishoudens Perioden Particuliere huishoud. met laag inkomen Aantal huishoudens met laag inkomen (x·1·000) Particuliere huishoud. met laag inkomen Percentage van het totaal (%) Particuliere huishoud. met laag inkomen Gemiddelde grootte met laag inkomen (absoluut) Particuliere huishoud. met laag inkomen Huishoudens met langdurig laag inkomen Aantal huish. met langdurig laag inkomen (x·1·000) Particuliere huishoud. met laag inkomen Huishoudens met langdurig laag inkomen Percentage van huish. met laag inkomen (%) Particuliere huishoud. met laag inkomen Huishoudens met langdurig laag inkomen Percentage van het totaal (%) Particuliere huishoud. met laag inkomen Huishoudens met langdurig laag inkomen Gem. grootte met langdurig laag inkomen (absoluut) Particuliere huish. met sociaal minimum Aantal huish. met sociaal minimum (x·1·000) Particuliere huish. met sociaal minimum Percentage van het totaal (%) Particuliere huish. met sociaal minimum Gemiddelde grootte met sociaal minimum (absoluut) Particuliere huish. met sociaal minimum Huishoud. met langdurig sociaal minimum Aantal huish. met langdurig soc. minimum (x·1·000) Particuliere huish. met sociaal minimum Huishoud. met langdurig sociaal minimum Percentage van huish. met soc. minimum (%) Particuliere huish. met sociaal minimum Huishoud. met langdurig sociaal minimum Percentage van het totaal (%) Particuliere huish. met sociaal minimum Huishoud. met langdurig sociaal minimum Gem. grootte met langdurig soc. minimum (absoluut) Alle particuliere huishoudens Totaal aantal particuliere huishoudens (x·1·000) Alle particuliere huishoudens Gemiddelde huishoudensgrootte (absoluut) Alle particuliere huishoudens Aantal huishoudens met hele jaar inkomen (x·1·000) Alle particuliere huishoudens Niet ingedeelde huishoudens (x·1·000)
Totaal huishoudens 1990 857 15,0 2,0 . . . . 606 10,6 1,9 . . . . 6.128 2,4 5.712 416
Totaal huishoudens 1991 882 15,2 2,0 . . . . 625 10,8 2,0 . . . . 6.219 2,4 5.808 411
Totaal huishoudens 1992 884 15,0 2,0 389 44,1 6,6 1,8 632 10,7 2,0 236 37,4 4,0 1,7 6.309 2,4 5.886 423
Totaal huishoudens 1993 913 15,3 2,0 397 43,5 6,7 1,8 634 10,6 2,0 247 39,0 4,1 1,7 6.401 2,3 5.964 437
Totaal huishoudens 1994 970 16,1 2,0 411 42,4 6,8 1,8 639 10,6 2,0 250 39,0 4,1 1,7 6.454 2,3 6.034 420
Totaal huishoudens 1995 953 15,5 2,0 421 44,2 6,9 1,8 633 10,3 2,0 254 40,2 4,1 1,7 6.549 2,3 6.134 415
Totaal huishoudens 1996 970 15,6 1,9 429 44,2 6,9 1,8 649 10,5 1,9 243 37,5 3,9 1,7 6.617 2,3 6.209 408
Totaal huishoudens 1997 953 15,1 1,9 435 45,6 6,9 1,7 644 10,2 1,9 244 37,9 3,9 1,7 6.704 2,3 6.331 373
Totaal huishoudens 1998 861 13,4 1,9 391 45,3 6,1 1,7 631 9,8 1,9 243 38,5 3,8 1,7 6.783 2,3 6.413 370
Totaal huishoudens 1999 835 12,9 1,9 370 44,4 5,7 1,7 627 9,7 1,9 235 37,4 3,6 1,6 6.855 2,3 6.453 402
Totaal huishoudens 2000 781 11,9 1,9 342 43,7 5,2 1,7 605 9,2 1,9 228 37,6 3,5 1,6 6.941 2,3 6.547 394
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting

Huishoudens met laag inkomen en/of inkomen rond het minimum
naar kenmerken van huishoudens
1990 - 2000
Gewijzigd op 03 februari 2010.
Verschijningsfrequentie: Stopgezet.

Toelichting onderwerpen

Particuliere huishoud. met laag inkomen
Een inkomen is laag wanneer het omgerekend naar een inkomen van een
alleenstaande, een lagere koopkracht vertegenwoordigt dan een bedrag van
7·260 euro in prijzen van 1990.
Om te bepalen of een huishouden een laag inkomen heeft, wordt het inkomen
van een huishouden gecorrigeerd voor verschillen in
huishoudenssamenstelling. Deze correctie vindt plaats met behulp van
equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen
tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een
gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren
worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een
eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van
huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt.
Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met het prijsindexcijfer
voor de gezinsconsumptie) herleid naar het prijspeil in 1990.
Het resulterende gestandaardiseerde en gedefleerde inkomen is laag wanneer
het minder is dan 7·260 euro. Deze grens komt ongeveer overeen met de
koopkracht van een bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979, die
was toen, in prijzen van 1990, 7·215 euro.
Aantal huishoudens met laag inkomen
Aantal particuliere huishoudens met een laag inkomen.
Percentage van het totaal
Aantal particuliere huishoudens met een laag inkomen als percentage van
het aantal huishoudens dat naar hoogte van het inkomen is ingedeeld.
Percentages ontbreken (.) indien het aantal huishoudens met een laag
inkomen geschat is op basis van minder dan tien waarnemingen. Deze
schattingen zijn slechts indicatief van aard, en kunnen niet worden
gebruikt voor het berekenen van percentages.
Gemiddelde grootte met laag inkomen
Gemiddeld aantal personen in particuliere huishoudens met een laag
inkomen.
Huishoudens met langdurig laag inkomen
Particuliere huishoudens met een laag inkomen, die ook in de voorgaande
drie jaren een laag inkomen hadden.
Aantal huish. met langdurig laag inkomen
Aantal particuliere huishoudens met langdurig een laag inkomen.
Percentage van huish. met laag inkomen
Aantal particuliere huishoudens met langdurig een laag inkomen als
percentage van het aantal huishoudens met een laag inkomen.
Percentages ontbreken (.) indien het aantal huishoudens met langdurig een
laag inkomen geschat is op basis van minder dan tien waarnemingen. Deze
schattingen zijn slechts indicatief van aard, en kunnen niet worden
gebruikt voor het berekenen van percentages.
Percentage van het totaal
Aantal particuliere huishoudens met langdurig een laag inkomen als
percentage van het aantal huishoudens dat naar hoogte van het inkomen is
ingedeeld.
Percentages ontbreken (.) indien het aantal huishoudens met langdurig een
laag inkomen geschat is op basis van minder dan tien waarnemingen. Deze
schattingen zijn slechts indicatief van aard, en kunnen niet worden
gebruikt voor het berekenen van percentages.
Gem. grootte met langdurig laag inkomen
Gemiddeld aantal personen in particuliere huishoudens met een inkomen dat
zowel in het huidige jaar als in de voorgaande drie jaren, laag is.
Particuliere huish. met sociaal minimum
Particuliere huishoudens met een inkomen rond of onder het wettelijk
vastgestelde sociale minimum (beleidsmatig minimum).
Het sociale minimum (of het beleidsmatig minimum) is het wettelijk
bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld.
Om te kunnen beoordelen of het inkomen van een huishouden onder het
minimum valt, moet aan de hand van de regelgeving worden vastgesteld welke
norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor
een eenoudergezin met twee kinderen bedraagt bijvoorbeeld 90% van de
bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de
(leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan
AOW-pensioen als norm gekozen.
Het waargenomen inkomen van huishoudens die uitsluitend zijn aangewezen op
een uitkering op het niveau van het sociale minimum, wijkt soms in geringe
mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als
inkomensgrens worden gehanteerd, dan valt een deel van deze huishoudens
met hun inkomen net boven het sociale minimum. Daarom rekenen we alle
huishoudens met een inkomen tot 105% van het sociale minimum, tot de
sociale minima.
Aantal huish. met sociaal minimum
Aantal particuliere huishoudens met een inkomen rond of onder het sociale
minimum.
Percentage van het totaal
Aantal particuliere huishoudens met een inkomen rond of onder het sociale
minimum als percentage van het aantal huishoudens dat naar hoogte van het
inkomen is ingedeeld.
Percentages ontbreken (.) indien het aantal huishoudens met een inkomen
rond of onder het sociale minimum geschat is op basis van minder dan tien
waarnemingen. Deze schattingen zijn slechts indicatief van aard, en kunnen
niet worden gebruikt voor het berekenen van percentages.
Gemiddelde grootte met sociaal minimum
Gemiddeld aantal personen in particuliere huishoudens met een inkomen rond
of onder het sociale minimum.
Huishoud. met langdurig sociaal minimum
Particuliere huishoudens met een inkomen rond of onder het sociale
minimum, die ook in de voorgaande drie jaren een inkomen rond of onder het
sociale minimum hadden.
Aantal huish. met langdurig soc. minimum
Aantal particuliere huishoudens met een inkomen dat langdurig rond of
onder het sociale minimum ligt.
Percentage van huish. met soc. minimum
Aantal particuliere huishoudens met een inkomen dat langdurig rond of
onder het sociale minimum ligt, als percentage van het aantal huishoudens
met een inkomen dat rond of onder het sociale minimum ligt.
Percentages ontbreken (.) indien het aantal huishoudens met een inkomen
dat langdurig rond of onder het sociale minimum ligt, geschat is op basis
van minder dan tien waarnemingen. Deze schattingen zijn slechts indicatief
van aard, en kunnen niet worden gebruikt voor het berekenen van
percentages.
Percentage van het totaal
Aantal particuliere huishoudens met een inkomen dat langdurig rond of
onder het sociale minimum ligt, als percentage van het aantal huishoudens
dat naar hoogte van het inkomen is ingedeeld.
Percentages ontbreken (.) indien het aantal huishoudens met een inkomen
dat langdurig rond of onder het sociale minimum ligt, geschat is op basis
van minder dan tien waarnemingen. Deze schattingen zijn slechts indicatief
van aard, en kunnen niet worden gebruikt voor het berekenen van
percentages.
Gem. grootte met langdurig soc. minimum
Gemiddeld aantal personen in particuliere huishoudens met een inkomen dat
zowel in het huidige jaar als in de voorgaande drie jaren, rond of onder
het sociale minimum ligt.
Alle particuliere huishoudens
Totaal aantal particuliere huishoudens
Gemiddelde huishoudensgrootte
Gemiddeld aantal personen in een particuliere huishouden.
Aantal huishoudens met hele jaar inkomen
Aantal particuliere huishoudens (geen studentenhuishoudens) waarvan
het hoofd (of partner) het gehele jaar inkomen heeft.
Het percentage huishoudens met laag inkomen cq met sociaal minimum is aan
deze groep gerelateerd.
Niet ingedeelde huishoudens
Aantal particuliere huishoudens waarvan het hoofd (of partner)
studiefinanciering ontvangt, of waarvan noch het hoofd noch zijn/haar
partner het gehele jaar inkomen heeft. Deze huishoudens zijn wel opgenomen
in het totaal aantal huishoudens, maar buiten beschouwing gelaten bij de
bepaling van het aantal huishoudens met een laag inkomen of met een
inkomen rond of onder het sociale minimum.