Regionale inkomensverdeling 2000, kerncijfers.
Verklaring van tekens
Tabeltoelichting
Besteedbaar inkomen; inkomensverdelingen van personen en huishoudens
Per gemeente (1 - 1- 2001), COROP-gebied, provincie, landsdeel, stads-
2000
Gewijzigd op 02 juli 2004.
Verschijningsfrequentie: Eenmalig.
Per gemeente (1 - 1- 2001), COROP-gebied, provincie, landsdeel, stads-
2000
Gewijzigd op 02 juli 2004.
Verschijningsfrequentie: Eenmalig.
Toelichting onderwerpen
- Inkomens van personen
- Het besteedbaar inkomen is het bruto-inkomen verminderd met de premies
sociale zekerheid en andere betaalde overdrachten (o.a. alimentatie voor
ex-partner) en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting.
Personen die het gehele jaar inkomen hebben, worden tot de categorie met
52 weken inkomen gerekend. De categorie zelfstandigen behoort tot de
groep die het gehele jaar inkomen hebben.
Personen die in het onderzoeksjaar gedurende kortere tijd of over een qua
tijdsduur onbekende periode inkomen hebben, worden samengenomen in de
groep minder dan 52 weken inkomen. Studenten, dat wil zeggen personen
met een studiebeurs in het kader van de Wet Studiefinanciering, worden
altijd tot deze groep gerekend, ook al hebben zij het gehele jaar een
baan. Uitzondering op deze algemene regel vormen de studenten die naast
hun studiebeurs ook nog winst uit onderneming hebben. Deze groep wordt
altijd ingedeeld bij de categorie 52 weken inkomen. Ook personen die
uitsluitend kinderbijslag, individuele huursubsidie en of tegemoetkoming
studiekosten ontvangen worden bij de categorie 52 weken inkomen buiten
beschouwing gelaten. Vanuit het grondmateriaal is het niet mogelijk om de
groep parttime werkers van de fulltimers te onderscheiden. Hierdoor
zullen ook bij de personen met 52 weken inkomen lage inkomens voorkomen.- Totale bevolking
- Als indicator van de bestedingsmogelijkheden in een regio wordt vaak
gebruik gemaakt van het gemiddeld besteedbaar inkomen per hoofd van de
bevolking. De hoogte van dit gemiddeld inkomen per inwoner hangt samen
met het percentage inwoners met inkomen en hun gemiddeld inkomen.
Personen die het gehele jaar inkomen hebben, worden tot de categorie met
52 weken inkomen gerekend. De categorie zelfstandigen behoort tot de
groep die het gehele jaar inkomen hebben.
Personen die in het onderzoeksjaar gedurende kortere tijd of over een qua
tijdsduur onbekende periode inkomen hebben, worden samengenomen in de
groep minder dan 52 weken inkomen. Studenten, dat wil zeggen personen
met een studiebeurs in het kader van de Wet Studiefinanciering, worden
altijd tot deze groep gerekend, ook al hebben zij het gehele jaar een
baan. Uitzondering op deze algemene regel vormen de studenten die naast
hun studiebeurs ook nog winst uit onderneming hebben. Deze groep wordt
altijd ingedeeld bij de categorie 52 weken inkomen. Ook personen die
uitsluitend kinderbijslag, individuele huursubsidie en of tegemoetkoming
studiekosten ontvangen worden bij de categorie 52 weken inkomen buiten
beschouwing gelaten. Vanuit het grondmateriaal is het niet mogelijk om de
groep parttime werkers van de fulltimers te onderscheiden. Hierdoor
zullen ook bij de personen met 52 weken inkomen lage inkomens voorkomen.- Aantal personen
- De hier opgenomen populatie omvat de totale bevolking van Nederland. Bij
de bepaling van de bevolkingsaantallen en het gemiddeld inkomen per
inwoner zijn ook de huishoudens zonder (waargenomen) belastbaar inkomen
(een procent) opgenomen. Personen die het gehele jaar inkomen hebben
genoten dus ook de bevolking in instellingen, inrichtingen en tehuizen
worden tot de categorie met 52 weken inkomen gerekend. Huishoudens
waarvan alle huishoudensleden een WSF-uitkering ontvangen behoren tot de
groep studentenhuishoudens en per definitie niet tot deze categorie.- Bevolking ultimo 2000
- De totale geregistreerde bevolking in Nederland op 1 januari 2001.
- Personen met 52 weken inkomen
- Personen die het gehele jaar inkomen hebben, worden tot de categorie
met 52 weken inkomen gerekend. De categorie zelfstandigen behoort tot
de groep die het gehele jaar inkomen hebben.
Personen die in het onderzoeksjaar gedurende kortere tijd of over een
qua tijdsduur onbekende periode inkomen hebben, worden samengenomen in
de groep minder dan 52 weken inkomen. Studenten, dat wil zeggen personen
met een studiebeurs in het kader van de Wet Studiefinanciering, worden
altijd tot deze groep gerekend, ook al hebben zij het gehele jaar een
baan.
- Personen met 52 wk. inkomen % bevolking
- Het aantal personen met 52 weken inkomen in procenten van de bevolking.
- Gemiddeld besteedbaar inkomen
- Het gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner en van personen met 52
weken inkomen.
Het besteedbaar inkomen is het bruto-inkomen verminderd met de premies
sociale zekerheid en andere betaalde overdrachten (o.a. alimentatie voor
ex-partner) en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting.
Personen die het gehele jaar inkomen hebben, worden tot de categorie met
52 weken inkomen gerekend. De categorie zelfstandigen behoort tot de
groep die het gehele jaar inkomen hebben.
Personen die in het onderzoeksjaar gedurende kortere tijd of over een qua
tijdsduur onbekende periode inkomen hebben, worden samengenomen in de
groep minder dan 52 weken inkomen. Studenten, dat wil zeggen personen
met een studiebeurs in het kader van de Wet Studiefinanciering, worden
altijd tot deze groep gerekend, ook al hebben zij het gehele jaar een
baan. Uitzondering op deze algemene regel vormen de studenten die naast
hun studiebeurs ook nog winst uit onderneming hebben. Deze groep wordt
altijd ingedeeld bij de categorie 52 weken inkomen. Ook personen die
uitsluitend kinderbijslag, individuele huursubsidie en of tegemoetkoming
studiekosten ontvangen worden bij de categorie 52 weken inkomen buiten
beschouwing gelaten. Vanuit het grondmateriaal is het niet mogelijk om de
groep parttime werkers van de fulltimers te onderscheiden. Hierdoor
zullen ook bij de personen met 52 weken inkomen lage inkomens voorkomen.- Per inwoner
- Het gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner.
- Rangnummer inkomen per inwoner
- Met het rangnummer is aangegeven welke plaats een gemeente of regio
inneemt op de inkomensladder waarbij gemeenten of regio's gerangschikt
zijn van hoog naar laag. Voor de inkomensladder is het gemiddelde inkomen
per inwoner gebruikt.
- Ontwikkeling 1989-2000 (alle inwoners)
- Inkomensontwikkeling van het gemiddeld besteedbaar inkomen van de
bevolking in de periode van 1989 - 2000 aangegeven met een indexcijfer
waarbij het jaar 1989 op 100 is gesteld.
- Per persoon met 52 weken inkomen
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van personen met 52 weken inkomen.
- Rangnummer inkomen (pers. met 52 wk.ink)
- Met het rangnummer is aangegeven welke plaats een gemeente of regio
inneemt op de inkomensladder waarbij gemeenten of regio's gerangschikt
zijn van hoog naar laag. Voor de inkomensladder is het gemiddelde inkomen
per inwoner met 52 weken inkomen gebruikt.
- Ontwikkeling 1989-2000 (met 52 wk. ink)
- Inkomensontwikkeling van het gemiddeld besteedbaar inkomen van de
personen met 52 weken inkomen in de periode van 1989 - 2000 aangegeven
met een indexcijfer waarbij het jaar 1989 op 100 is gesteld.
- Naar geslacht / leeftijd
- De hier opgenomen populatie heeft betrekking op alle personen voorzover
deze 52 weken inkomen hebben genoten en ouder zijn dan 15 jaar. Personen
behorend tot de huishoudens zonder (waargenomen) belastbaar inkomen en
personen behorend tot de studentenhuishoudens zijn in deze tabellen
buiten beschouwing gelaten.
Geslacht en burgerlijke staat worden afgeleid uit de Gemeentelijke
Basisadministratie. Leeftijd wordt afgeleid uit de fiscale administratie.
De indeling heeft als peildatum de situatie op 31 december van het
onderzoeksjaar.- Aantal personen
- Aantal mannen en vrouwen van 15 jaar en ouder die het gehele jaar inkomen
hebben ontvangen (52 weken).- Man; 15 jaar en ouder
- Aantal mannen met 52 weken inkomen van 15 jaar en ouder.
- Vrouw; 15 jaar en ouder
- Aantal vrouwen met 52 weken inkomen van 15 jaar en ouder.
- 15-24 jaar
- Aantal personen van 15 - 24 jaar met 52 weken inkomen.
- 25-44 jaar
- Aantal personen van 25 - 44 jaar met 52 weken inkomen.
- 45-64 jaar
- Aantal personen van 45 - 64 jaar met 52 weken inkomen.
- 65 jaar en ouder
- Aantal personen van 65 jaar en ouder met 52 weken inkomen.
- Gemiddeld besteedbaar inkomen
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van mannen en vrouwen van 15 jaar en ouder
die het gehele jaar inkomen hebben ontvangen (52 weken).
Het besteedbaar inkomen is het bruto-inkomen verminderd met de premies
sociale zekerheid en andere betaalde overdrachten (o.a. alimentatie voor
ex-partner) en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting.
Personen die het gehele jaar inkomen hebben, worden tot de categorie met
52 weken inkomen gerekend. De categorie zelfstandigen behoort tot de
groep die het gehele jaar inkomen hebben.
Personen die in het onderzoeksjaar gedurende kortere tijd of over een qua
tijdsduur onbekende periode inkomen hebben, worden samengenomen in de
groep minder dan 52 weken inkomen. Studenten, dat wil zeggen personen
met een studiebeurs in het kader van de Wet Studiefinanciering, worden
altijd tot deze groep gerekend, ook al hebben zij het gehele jaar een
baan. Uitzondering op deze algemene regel vormen de studenten die naast
hun studiebeurs ook nog winst uit onderneming hebben. Deze groep wordt
altijd ingedeeld bij de categorie 52 weken inkomen. Ook personen die
uitsluitend kinderbijslag, individuele huursubsidie en of tegemoetkoming
studiekosten ontvangen worden bij de categorie 52 weken inkomen buiten
beschouwing gelaten. Vanuit het grondmateriaal is het niet mogelijk om de
groep parttime werkers van de fulltimers te onderscheiden. Hierdoor
zullen ook bij de personen met 52 weken inkomen lage inkomens voorkomen.- Man; 15 jaar en ouder
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van mannen met 52 weken inkomen van 15 jaar
en ouder.
- Vrouw; 15 jaar en ouder
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van vrouwen met 52 weken inkomen van 15
jaar en ouder.
- 15-24 jaar
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van personen van 15 - 24 jaar met 52 weken
inkomen.
- 25-44 jaar
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van personen van 25 - 44 jaar met 52 weken
inkomen.
- 45-64 jaar
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van personen van 45 - 64 jaar met 52 weken
inkomen.
- 65 jaar en ouder
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van personen van 65 jaar en ouder met 52
weken inkomen.
- Naar sociaal-economische categorie
- Bij de indeling naar sociaal-economische categorie worden alle personen
met winst uit onderneming als zelfstandigen aangemerkt. Na het bepalen
van de zelfstandigen worden de overige sociaal-economische categorieën
vastgesteld op basis van de voornaamste inkomensbron gedurende het
onderzoeksjaar. De hoofdcategorie actieven omvat zelfstandigen,
ambtenaren en overige werknemers in loondienst.
Tot de categorie niet-actieven worden gerekend bijstandsontvangers
(waaronder ontvangers van een uitkering RWW), personen met een
werkloosheidsuitkering, pensioenontvangers en arbeidsongeschikten
(waaronder de ontvangers van een invaliditeitspensioen).- Aantal personen
- De hier opgenomen populatie heeft betrekking op alle personen
voorzover deze 52 weken inkomen hebben genoten. Personen waarvan de
sociaal-economische categorie onbekend is en personen behorend tot de
huishoudens zonder (waargenomen) belastbaar inkomen en behorend tot de
studentenhuishoudens zijn in deze tabellen buiten beschouwing gelaten.- Actieve personen met 52 weken inkomen
- De hoofdcategorie actieven omvat zelfstandigen, ambtenaren en overige
werknemers in loondienst.- Totaal actief
- Totaal aantal actieve personen met 52 weken inkomen.
- Zelfstandige
- Aantal zelfstandigen.
- Werknemer
- Aantal werknemers (ambtenaren en overige werknemers in loondienst).
- Niet-actieve personen met 52 wk.inkomen
- Tot de categorie niet-actieven worden gerekend bijstandsontvangers
(waaronder ontvangers van een uitkering RWW), personen met een
werkloosheidsuitkering, pensioenontvangers en arbeidsongeschikten
(waaronder de ontvangers van een invaliditeitspensioen).- Totaal niet-actief
- Totaal aantal niet-actieve personen met 52 weken inkomen.
- Werkloosheids- en bijstandsuitkering
- Aantal personen met een werkloosheids- of een bijstandsuitkering.
- Pensioenontvanger
- Aantal personen met een pensioenuitkering.
- Gemiddeld besteedbaar inkomen
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van personen met 52 weken inkomen
naar sociaal-economische categorie
Het besteedbaar inkomen is het bruto-inkomen verminderd met de premies
sociale zekerheid en andere betaalde overdrachten (o.a. alimentatie voor
ex-partner) en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting.
Personen die het gehele jaar inkomen hebben, worden tot de categorie 'met
52 weken inkomen' gerekend. De categorie zelfstandigen behoort tot de
groep die het gehele jaar inkomen hebben.
Personen die in het onderzoeksjaar gedurende kortere tijd of over een qua
tijdsduur onbekende periode inkomen hebben, worden samengenomen in de
groep minder dan 52 weken inkomen. Studenten, dat wil zeggen personen
met een studiebeurs in het kader van de Wet Studiefinanciering, worden
altijd tot deze groep gerekend, ook al hebben zij het gehele jaar een
baan. Uitzondering op deze algemene regel vormen de studenten die naast
hun studiebeurs ook nog winst uit onderneming hebben. Deze groep wordt
altijd ingedeeld bij de categorie 52 weken inkomen. Ook personen die
uitsluitend kinderbijslag, individuele huursubsidie en of tegemoetkoming
studiekosten ontvangen worden bij de categorie 52 weken inkomen buiten
beschouwing gelaten. Vanuit het grondmateriaal is het niet mogelijk om de
groep parttime werkers van de fulltimers te onderscheiden. Hierdoor
zullen ook bij de personen met 52 weken inkomen lage inkomens voorkomen.- Actieve personen met 52 weken inkomen
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van actieve personen met 52 weken inkomen.
De hoofdcategorie actieven omvat zelfstandigen, ambtenaren en overige
werknemers in loondienst.- Totaal actief
- Gemiddeld besteedbaar inkomen het totaal aantal actieve personen met 52
weken inkomen.
- Zelfstandige
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van zelfstandigen.
- Werknemer
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van werknemers (ambtenaren en overige
werknemers in loondienst).
- Niet-actieve personen met 52 wk. inkomen
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van niet-actieve personen met 52 weken
inkomen. Tot de categorie niet-actieven worden gerekend
bijstandsontvangers(waaronder ontvangers van een uitkering RWW), personen
met een werkloosheidsuitkering, pensioenontvangers en arbeidsongeschikten
(waaronder de ontvangers van een invaliditeitspensioen).- Totaal niet-actief
- Gemiddeld besteedbaar inkomen het totaal aantal niet-actieve personen met
52 weken inkomen.
- Werkloosheids- en bijstandsuitkering
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van personen met een werkloosheids- of
een bijstandsuitkering.
- Pensioenontvanger
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van personen met een pensioenuitkering.
- Autochtonen / Allochtonen
- Een allochtoon is een persoon van wie ten minste één ouder in het
buitenland is geboren. Allochtonen worden onderscheiden in een eerste
generatie, d.w.z. zelf en tenminste één ouder in het buitenland geboren,
en een tweede generatie, d.w.z. zelf in Nederland geboren en ten minste
één ouder in het buitenland geboren. In het laatste geval is bij het
vaststellen van het land van herkomst prioriteit gegeven aan het
geboorteland van de moeder indien beide ouders in het buitenland zijn
geboren. De informatie over het land van herkomst is ontleend aan de
Gemeentelijke Basisadministratie. In de uitkomsten wordt onderscheid
gemaakt tussen westerse en niet-westerse allochtonen.
Tot de westerse allochtonen worden alle personen gerekend die als
herkomstland hebben Europa (met uitzondering van Turkije), Noord-Amerika,
Oceanië, Japan en Indonesië (met inbegrip van het voormalig
Nederlands-Indië). De niet-westerse landen bestaan uit Turkije, alle
landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (met uitzondering van Japan en
Indonesië). Mocht zowel het geboorteland van de onderzoekspersoon als van
de vader en de moeder ontbreken dan is betrokkene ingedeeld bij de groep
niet-westerse landen.- Aantal personen
- De hier opgenomen populatie heeft betrekking op alle personen
voorzover deze 52 weken inkomen hebben genoten. Personen behorend tot
de huishoudens zonder (waargenomen) belastbaar inkomen en personen
behorend tot de studentenhuishoudens zijn in deze tabellen buiten
beschouwing gelaten.- Personen met 52 weken inkomen
- Totaal aantal personen van de autochtone en allochtone bevolking met 52
weken inkomen.
- Autochtonen
- Aantal autochtonen met 52 weken inkomen.
- Allochtonen
- Tot de westerse allochtonen worden alle personen gerekend die als
herkomstland hebben Europa (met uitzondering van Turkije), Noord-Amerika,
Oceanië, Japan en Indonesië (met inbegrip van het voormalig
Nederlands-Indië). De niet-westerse landen bestaan uit Turkije, alle
landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (met uitzondering van Japan en
Indonesië). Mocht zowel het geboorteland van de onderzoekspersoon als van
de vader en de moeder ontbreken dan is betrokkene ingedeeld bij de groep
niet-westerse landen.- Totaal allochtonen
- Totaal aantal allochtonen met 52 weken inkomen.
- Westers
- Aantal allochtonen uit westerse landen met 52 weken inkomen.
Tot de westerse allochtonen worden alle personen gerekend die als herkomst
land hebben Europa (met uitzondering van Turkije), Noord-Amerika, Oceanië,
Japan en Indonesië (met inbegrip van het voormalig Nederlands-Indië).
- Niet-westers
- Aantal allochtonen uit niet-westerse landen met 52 weken inkomen.
De niet-westerse landen bestaan uit Turkije, alle landen in Afrika,
Latijns-Amerika en Azië (met uitzondering van Japan en Indonesië). Mocht
zowel het geboorteland van de onderzoekspersoon als van de vader en de
moeder ontbreken dan is betrokkene ingedeeld bij de groep
niet-westerse landen.
- Gemiddeld besteedbaar inkomen
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van de autochtone en allochtone bevolking
met 52 weken inkomen.
Het besteedbaar inkomen is het bruto-inkomen verminderd met de premies
sociale zekerheid en andere betaalde overdrachten (o.a. alimentatie voor
ex-partner) en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting.
Personen die het gehele jaar inkomen hebben, worden tot de categorie met
52 weken inkomen gerekend. De categorie zelfstandigen behoort tot de
groep die het gehele jaar inkomen hebben.
Personen die in het onderzoeksjaar gedurende kortere tijd of over een qua
tijdsduur onbekende periode inkomen hebben, worden samengenomen in de
groep 'minder dan 52 weken inkomen'. Studenten, dat wil zeggen personen
met een studiebeurs in het kader van de Wet Studiefinanciering, worden
altijd tot deze groep gerekend, ook al hebben zij het gehele jaar een
baan. Uitzondering op deze algemene regel vormen de studenten die naast
hun studiebeurs ook nog winst uit onderneming hebben. Deze groep wordt
altijd ingedeeld bij de categorie 52 weken inkomen. Ook personen die
uitsluitend kinderbijslag, individuele huursubsidie en of tegemoetkoming
studiekosten ontvangen worden bij de categorie 52 weken inkomen buiten
beschouwing gelaten. Vanuit het grondmateriaal is het niet mogelijk om de
groep parttime werkers van de fulltimers te onderscheiden. Hierdoor
zullen ook bij de personen met 52 weken inkomen lage inkomens voorkomen.- Personen met 52 weken inkomen
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van alle (autochtone en allochtone) personen
met 52 weken inkomen.
- Autochtonen
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van de autochtone personen met 52 weken
inkomen.
- Allochtonen
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van allochtone bevolking met 52 weken
inkomen.Tot de westerse allochtonen worden alle personen gerekend die als
herkomstland hebben Europa (met uitzondering van Turkije), Noord-Amerika,
Oceanië, Japan en Indonesië (met inbegrip van het voormalig
Nederlands-Indië). De niet-westerse landen bestaan uit Turkije, alle
landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (met uitzondering van Japan en
Indonesië). Mocht zowel het geboorteland van de onderzoekspersoon als van
de vader en de moeder ontbreken dan is betrokkene ingedeeld bij de groep
niet-westerse landen.- Totaal allochtonen
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van het totaal aantal allochtone personen
met 52 weken inkomen.
- Westers
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van het aantal allochtone personen uit
westerse landen met 52 weken inkomen.
Tot de westerse allochtonen worden alle personen gerekend die als herkomst
land hebben Europa (met uitzondering van Turkije), Noord-Amerika, Oceanië,
Japan en Indonesië (met inbegrip van het voormalig Nederlands-Indië).
- Niet-westers
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van het aantal allochtone personen uit niet-
westerse landen met 52 weken inkomen.
De niet-westerse landen bestaan uit Turkije, alle landen in Afrika,
Latijns-Amerika en Azië (met uitzondering van Japan en Indonesië). Mocht
zowel het geboorteland van de onderzoekspersoon als van de vader en de
moeder ontbreken dan is betrokkene ingedeeld bij de groep niet-westerse
landen.
- Inkomensverdeling
- Alle personen met 52 weken inkomen zijn in tien inkomensklassen verdeeld.
De klassengrenzen van de verdeling zijn als volgt bepaald.
De personen met 52 weken inkomen van geheel Nederland worden gerangschikt
naar hoogte van besteedbaar inkomen. Daarna worden de personen in tien,
qua aantal gelijke groepen (zogenaamde decielgroepen) verdeeld en wordt
het hoogste inkomen in elke groep bepaald. Deze inkomens vormen de
klassengrenzen (zogenaamde decielen).
De landelijke inkomensgrenzen van het besteedbaar inkomen per 10%-groep
zijn:
10%-gr. x 1 000 euro
1e
2e 6,7 tot 9,2
3e 9,2 tot 11,0
4e 11,0 tot 13,0
5e 13,0 tot 15,0
6e 15,0 tot 17,1
7e 17,1 tot 19,4
8e 19,4 tot 22,2
9e 22,2 tot 26,9
10e 26,9 en meer
De hier opgenomen populatie heeft betrekking op alle personen voorzover
deze 52 weken inkomen hebben genoten. Personen behorend tot de
huishoudens zonder (waargenomen) belastbaar inkomen en personen behorend
tot de studentenhuishoudens zijn in deze tabellen buiten beschouwing
gelaten.
Personen die het gehele jaar inkomen hebben, worden tot de categorie
met 52 weken inkomen gerekend. De categorie zelfstandigen behoort tot
de groep die het gehele jaar inkomen hebben.
Personen die in het onderzoeksjaar gedurende kortere tijd of over een
qua tijdsduur onbekende periode inkomen hebben, worden samengenomen in
de groep minder dan 52 weken inkomen. Studenten, dat wil zeggen personen
met een studiebeurs in het kader van de Wet Studiefinanciering, worden
altijd tot deze groep gerekend, ook al hebben zij het gehele jaar een
baan.- Totaal personen met 52 wk. inkomen
- Het totaal aantal personen met 52 weken inkomen.
- Minder dan 6.700 euro
- Eerste 10% groep (laagste), het inkomen in deze groep bedraagt minder dan
6.700 euro.
- 6.700 tot 9.200 euro
- Tweede 10% groep, het inkomen in deze groep
bedraagt 6.700 tot 9.200 euro.
- 9.200 tot 11.000 euro
- Derde 10% groep, het inkomen in deze groep
bedraagt 9.200 tot 11.000 euro.
- 11.000 tot 13.000 euro
- Vierde 10% groep, het inkomen in deze groep
bedraagt 11.000 tot 13.000 euro.
- 13.000 tot 15.000 euro
- Vijfde 10% groep, het inkomen in deze groep bedraagt
13.000 tot 15.000 euro.
- 15.000 tot 17.100 euro
- Zesde 10% groep, het inkomen in deze groep bedraagt
15.000 tot 17.100 euro.
- 17.100 tot 19.400 euro
- Zevende 10% groep, het inkomen in deze groep
bedraagt 17.100 tot 19.400 euro.
- 19.400 tot 22.200 euro
- Achtste 10% groep, het inkomen in deze groep bedraagt
19.400 tot 22.200 euro.
- 22.200 tot 26.900 euro
- Negende 10% groep, het inkomen in deze groep bedraagt
22.200 tot 26.900 euro.
- 26.900 euro of meer
- Tiende 10% groep (hoogste), het inkomen in deze groep bedraagt
26.900 euro. en meer.
- Minder dan 13.000 euro, laagste (40%)
- Laagste 40% (tot en met 40%), het inkomen in deze groep bedraagt minder
dan 13.000 euro.
- 13.000 tot 22.200 euro, midden (40%)
- Midden (40%-80%), Het inkomen in deze groep bedraagt 13.000 tot
22.200 euro.
- 22.200 euro en meer, hoogste (20%)
- Hoogste 20% (80% en meer), het inkomen in deze groep bedraagt 22.200 euro
en meer.
- Inkomens van huishoudens
- Het besteedbaar inkomen is het bruto-inkomen verminderd met de premies
sociale zekerheid en andere betaalde overdrachten (o.a. alimentatie voor
ex-partner) en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting.
Het huishoudeninkomen bestaat uit de som van inkomens van de
afzonderlijke huishoudensleden. Bij ongeveer een procent van de
huishoudens is geen belastbaar inkomen waargenomen. Voor een deel is dit
het gevolg van het onvoldoende kunnen toerekenen van studietoelagen aan
studenten en van andere onvolkomenheden in de gekozen werkwijze.
In het algemeen geldt voor de inkomensstatistiek dat huishoudens waar
uitsluitend kinderbijslag, individuele huursubsidie en of tegemoetkoming
studiekosten wordt waargenomen gerekend wordt tot de huishoudens zonder
(waargenomen) belastbaar inkomen.- Particuliere huishoudens
- Particuliere huishoudens worden onderscheiden naar samenstelling van
het huishouden. Er wordt een onderscheid gemaakt in één- en
meerpersoonshuishoudens. Een éénpersoonshuishouden bestaat uit een
persoon die alleen in een (deel van een) woonruimte is gehuisvest en zelf
in de dagelijkse levensbehoeften voorziet of die een woonruimte deelt met
anderen zonder met hen gemeenschappelijk in de dagelijkse levensbehoeften
te voorzien. Een meerpersoonshuishouden bestaat uit twee of meer personen
die samen in een (deel van een) woonruimte zijn gehuisvest en
gemeenschappelijk in hun dagelijkse levensbehoeften voorzien. De
meerpersoonshuishoudens worden verder onderscheiden op basis van het
aantal meerderjarigen en het aantal minderjarige kinderen. Minderjarige
kinderen zijn personen die jonger zijn dan 18 jaar en die aan de zorg
van ouderen zijn toevertrouwd. Personen boven de 18 jaar worden als
meerderjarige aangemerkt.- Aantal huishoudens
- De hier opgenomen populatie omvat de particuliere huishoudens (exclusief
studentenhuishoudens) met inkomen.- Totaal particuliere huishoudens
- Totaal aantal particuliere huishoudens (exclusief studentenhuishoudens).
- Eenpersoonshuishoudens
- Percentage éénpersoonshuishoudens.
Een éénpersoonshuishouden bestaat uit een persoon die alleen in een (deel
van een) woonruimte is gehuisvest en zelf in de dagelijkse levensbehoeften
voorziet of die een woonruimte deelt met anderen zonder met hen
gemeenschappelijk in de dagelijkse levensbehoeften te voorzien.
- Meerpersoonshuishoudens
- Een meerpersoonshuishouden bestaat uit twee of meer personen
die samen in een (deel van een) woonruimte zijn gehuisvest en
gemeenschappelijk in hun dagelijkse levensbehoeften voorzien. De
meerpersoonshuishoudens worden verder onderscheiden op basis van het
aantal meerderjarigen en het aantal minderjarige kinderen. Minderjarige
kinderen zijn personen die jonger zijn dan 18 jaar en die aan de zorg
van ouderen zijn toevertrouwd. Personen boven de 18 jaar worden als
meerderjarige aangemerkt.- Zonder minderjarige kinderen
- Percentage meerpersoonshuishoudens zonder minderjarige kinderen.
- Met minderjarige kinderen
- Percentage meerpersoonshuishoudens met minderjarige kinderen.
- Gemiddeld besteedbaar inkomen
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens (exclusief
studentenhuishoudens) met inkomen.
Het besteedbaar inkomen is het bruto-inkomen verminderd met de premies
sociale zekerheid en andere betaalde overdrachten (o.a. alimentatie voor
ex-partner) en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting.
Het huishoudeninkomen bestaat uit de som van inkomens van de
afzonderlijke huishoudensleden. Bij ongeveer een procent van de
huishoudens is geen belastbaar inkomen waargenomen. Voor een deel is dit
het gevolg van het onvoldoende kunnen toerekenen van studietoelagen aan
studenten en van andere onvolkomenheden in de gekozen werkwijze.
In het algemeen geldt voor de inkomensstatistiek dat huishoudens waar
uitsluitend kinderbijslag, individuele huursubsidie en of tegemoetkoming
studiekosten wordt waargenomen gerekend wordt tot de huishoudens zonder
(waargenomen) belastbaar inkomen.- Totaal particuliere huishoudens
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van alle particuliere huishoudens
(exclusief studentenhuishoudens).
- Eenpersoonshuishoudens
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van alle eenpersoonshuishoudens in de
particuliere sector.
- Meerpersoonshuishoudens
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van meerpersoonshuishoudens in de
particuliere sector, verdeeld in met minderjarige en zonder minderjarige
kinderen.- Zonder minderjarige kinderen
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van meerpersoonshuishoudens zonder
minderjarige kinderen.
- Met minderjarige kinderen
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van meerpersoonshuishoudens met minderjarige
kinderen.
- Gestandaardiseerd inkomen
- Gemiddeld gestandaardiseerd huishoudeninkomen van particuliere
huishoudens (exclusief studentenhuishoudens).
- Huishoudens met een laag inkomen
- Particuliere huishoudens waarvan het hoofd of de partner het gehele jaar
inkomen hebben genoten die zijn ingedeeld bij de lage inkomens.
Studentenhuishoudens en dat deel van de bevolking dat in een instelling,
inrichting of tehuis verblijft, zijn buiten beschouwing gelaten. Het in
deze tabel gebruikte begrip inkomen is afgeleid van het besteedbaar
inkomen. Het inkomen is gelijk aan het besteedbaar inkomen vermindert met
eventueel ontvangen huursubsidie. De kinderbijslag en de
koopkrachttoeslag die in de huursubsidie inbegrepen is, is aan het
inkomen toegevoegd. Het inkomen is gecorrigeerd voor de verschillen in
samenstelling en grootte van het huishouden en voor de inflatie. Om de
vergelijkbaarheid tussen de uitkomsten van de verschillende jaren te
bevorderen zijn de inkomens met het prijsindexcijfer van de
gezinsconsumptie voor een- en meerpersoonshuishoudens herleid naar het
prijspeil in het basisjaar 1990.- Totaal particuliere huishoudens
- De hier opgenomen populatie omvat de particuliere huishoudens waarvan het
hoofd of de partner het gehele jaar inkomen hebben genoten.
Studentenhuishoudens en institutionele huishoudens zijn niet meegeteld.- Aantal huishoudens
- Totaal aantal particuliere huishoudens waarvan het hoofd of de partner
het gehele jaar inkomen hebben genoten.
- Percentage met laag inkomen
- Het percentage huishoudens met een laag inkomen.
- Eenpersoonshuishoudens
- Particuliere huishoudens worden onderscheiden naar samenstelling van
het huishouden. Er wordt een onderscheid gemaakt in één- en
meerpersoonshuishoudens. Een éénpersoonshuishouden bestaat uit een
persoon die alleen in een (deel van een) woonruimte is gehuisvest en zelf
in de dagelijkse levensbehoeften voorziet of die een woonruimte deelt met
anderen zonder met hen gemeenschappelijk in de dagelijkse levensbehoeften
te voorzien.- Aantal huishoudens
- Totaal aantal éénpersoons particuliere huishoudens waarvan het hoofd of
de partner het gehele jaar inkomen hebben genoten.
- Percentage met laag inkomen
- Het percentage éénpersoonshuishoudens met een laag inkomen.
- Meerpersoonshuish. zonder minderjarige
- Particuliere huishoudens worden onderscheiden naar samenstelling van
het huishouden. Er wordt een onderscheid gemaakt in een- en
meerpersoonshuishoudens. Een meerpersoonshuishouden bestaat uit twee of
meer personen die samen in een (deel van een) woonruimte zijn gehuisvest
en gemeenschappelijk in hun dagelijkse levensbehoeften voorzien. De
meerpersoonshuishoudens worden verder onderscheiden op basis van het
aantal meerderjarigen en het aantal minderjarige kinderen. Minderjarige
kinderen zijn personen die jonger zijn dan 18 jaar en die aan de zorg
van ouderen zijn toevertrouwd. Personen boven de 18 jaar worden als
meerderjarige aangemerkt.- Aantal huishoudens
- Totaal aantal meerpersoons particuliere huishoudens zonder minderjarige
kinderen waarvan het hoofd of de partner het gehele jaar inkomen hebben
genoten.
- Percentage met laag inkomen
- Het percentage meerpersoonhuishoudens zonder kinderen met een laag
inkomen.
- Meerpersoonshuish. met minderjarige
- Particuliere huishoudens worden onderscheiden naar samenstelling van
het huishouden. Er wordt een onderscheid gemaakt in een- en
meerpersoonshuishoudens. Een meerpersoonshuishouden bestaat uit twee of
meer personen die samen in een (deel van een) woonruimte zijn gehuisvest
en gemeenschappelijk in hun dagelijkse levensbehoeften voorzien. De
meerpersoonshuishoudens worden verder onderscheiden op basis van het
aantal meerderjarigen en het aantal minderjarige kinderen. Minderjarige
kinderen zijn personen die jonger zijn dan 18 jaar en die aan de zorg
van ouderen zijn toevertrouwd. Personen boven de 18 jaar worden als
meerderjarige aangemerkt.- Aantal huishoudens
- Totaal aantal meerpersoons particuliere huishoudens met minderjarige
kinderen waarvan het hoofd of de partner het gehele jaar inkomen hebben
genoten.
- Percentage met laag inkomen
- Het percentage meerpersoonhuishoudens met kinderen met een laag inkomen.
- Huishoudens met langdurig laag inkomen
- Van huishoudens met een laag inkomen is vastgesteld, of zij ook in de
voorafgaande drie jaar een laag inkomen hadden. Tot de langdurige lage
inkomens behoren derhalve huishoudens die minstens vier jaar achtereen van
een laag inkomen moesten rondkomen.
Studentenhuishoudens en dat deel van de bevolking dat in een instelling,
inrichting of tehuis verblijft, zijn buiten beschouwing gelaten. Het in
deze tabel gebruikte begrip inkomen is afgeleid van het besteedbaar
inkomen. Het inkomen is gelijk aan het besteedbaar inkomen vermindert met
eventueel ontvangen huursubsidie. De kinderbijslag en de
koopkrachttoeslag die in de huursubsidie inbegrepen is, is aan het
inkomen toegevoegd. Het inkomen is gecorrigeerd voor de verschillen in
samenstelling en grootte van het huishouden en voor de inflatie. Om de
vergelijkbaarheid tussen de uitkomsten van de verschillende jaren te
bevorderen zijn de inkomens met het prijsindexcijfer van de
gezinsconsumptie voor een- en meerpersoonshuishoudens herleid naar het
prijspeil in het basisjaar 1990.
Het resulterende inkomen is vergelijkbaar met de koopkracht van een
alleenstaande in 1990. De grens die de inkomens verdeelt in lage en
overige inkomens, is gesteld op 7260 euro. Hiermede wordt bereikt
dat de sociale minima tot de huishoudens met een laag inkomen worden
gerekend. Zo neemt bijvoorbeeld een alleenstaande die in 1990 7260 euro
te besteden had een gelijke welvaartspositie in als een alleenstaande die
in 1999 een inkomen van 9220 euro had of als een echtpaar met een inkomen
van 12.390 euro in 1999.- Aantal particuliere huishoudens
- Aantal particuliere huishoudens met 52 weken inkomen.
- Aantal langdurig laag huishoudens
- Aantal particuliere huishoudens met een langdurig laag inkomen.
- Percentage
- Percentage huishoudens met een langdurig laag inkomen.
- Rangnummer
- Met het rangnummer is aangegeven welke plaats een gemeente of provincie
inneemt in een rangschikking waarbij gemeenten of provincies van hoog naar
laag gerangschikt zijn op het percentage huishoudens met een langdurig
laag inkomen.
- Huish. onder of rond het sociaal minimum
- Het begrip inkomen onder of rond het sociaal minimum is afgeleid van het
besteedbaar inkomen. Het inkomen is gelijk aan het besteedbaar inkomen
verminderd met eventueel ontvangen huursubsidie.
Het beleidsmatig minimum (of het sociaal minimum) is het wettelijk
bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitsvorming is
vastgesteld.
Om te kunnen beoordelen of het inkomen van een huishouden onder het
minimum valt, moet aan de hand van de regelgeving worden vastgesteld welke
norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor
een eenoudergezin met twee kinderen, bijvoorbeeld, bedraagt 90% van de
bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de
(leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan
AOW-pensioen als norm gekozen.
De inkomensgrens is geformuleerd als 105% van het sociaal minimum.- Aantal huishoudens rond minimum
- Aantal particuliere huishoudens met een inkomen onder of rond het sociaal
minimum.
- Percentage
- Percentage huishoudens met een inkomen rond of onder het sociaal minimum.
- Rangnummer
- Met het rangnummer is aangegeven welke plaats een gemeente of provincie
inneemt in een rangschikking waarbij gemeenten of provincies van hoog naar
laag gerangschikt zijn op het percentage huishoudens met een inkomen onder
of rond het sociaal minimum.
- Huishoudensleden
- Het aantal personen in particuliere huishoudens met inkomen, en
het gemiddeld gestandaardiseerd huishoudeninkomen van leden van
particuliere huishoudens met inkomen.- Aantal personen
- De hier opgenomen populatie omvat de totale bevolking woonachtig in
Nederland en het aantal huishoudensleden in particuliere huishoudens
(exclusief studentenhuishoudens) met inkomen. In de kolommen met gegevens
over de inkomenstrekkers worden ook personen in institutionele
huishoudens tot deze populatie gerekend; studentenhuishouden en
huishoudens zonder (waargenomen) inkomen zijn ook hier buiten beschouwing
gelaten.- Bevolking ultimo 2000
- Totale bevolking woonachtig in Nederland per ultimo 2000.
- In particuliere huishoudens
- Aantal huishoudensleden wonende in particuliere huishoudens exclusief
studentenhuishoudens.
- Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen
- Gemiddeld gestandaardiseerd huishoudeninkomen van huishoudensleden wonend
in particuliere huishoudens (exclusief studentenhuishoudens) met inkomen.
Om de inkomens van huishoudens van verschillende omvang en samenstelling
vergelijkbaar te maken, wordt het inkomen van het huishouden met behulp
van een equivalentiefactor gestandaardiseerd. Deze equivalentiefactoren
zijn gebaseerd op de budgetverdelingsmethode. Daarbij is als
standaardhuishouden het eenpersoonshuishouden gekozen. Doel van het
standaardiseren is het inkomen van verschillende typen huishoudens
onderling vergelijkbaar te maken. Zo bedraagt voor een echtpaar met een
kind tussen 6 en 12 jaar met een huishoudeninkomen van 33 800 euro het
gestandaardiseerd inkomen 20 000 euro. Dit betekent dat de drie
personen binnen dit huishouden gemiddeld een welvaartsniveau hebben
vergelijkbaar met het welvaartsniveau van een persoon die een inkomen
heeft van 20 000 euro en alleen woont. Twee personen die samen een
tweepersoonshuishouden vormen, hebben een huishoudeninkomen van 27 600
euro nodig om dit welvaart- of koopkrachtniveau te bereiken (factor =
1,38). In het voorbeeld van het echtpaar met een kind is het te besteden
geldbedrag per huishoudenlid 11 267 euro (33 800 / 3) en het
koopkrachtinkomen 20 000 euro. Het huishoudeninkomen gedeeld door de
som van de gewichten van de afzonderlijke huishoudensleden is het
gestandaardiseerde huishoudeninkomen. Het gestandaardiseerd inkomen
wordt ook wel het koopkrachtinkomen genoemd. Het koopkrachtinkomen
geeft niet het geldbedrag aan dat een huishouden besteden kan, maar
geeft aan op welk "welvaartsniveau" de huishoudensleden zich bevinden,
waarbij een eenpersoonshuishouden als standaardhuishouden gehanteerd
wordt.
- Inkomenstrekkers
- Bij inkomenstrekkers is het inkomen van gehuwden samengevoegd, terwijl
alle niet-gehuwden personen (dus ook samenwoners) als afzonderlijke
eenheid worden beschouwd.- Aantal inkomenstrekkers
- Aantal inkomenstrekkers met 52 weken inkomen. Bij inkomenstrekkers is het
inkomen van gehuwden samengevoegd, terwijl alle niet-gehuwden personen
(dus ook samenwoners) als afzonderlijke eenheid worden beschouwd.
- Gemiddeld besteedbaar inkomen
- Gemiddeld besteedbaar inkomen van inkomenstrekkers met 52 weken inkomen.
Bij inkomenstrekkers is het inkomen van gehuwden samengevoegd, terwijl
alle niet-gehuwden personen (dus ook samenwoners) als afzonderlijke
eenheid worden beschouwd.
Het besteedbaar inkomen is het bruto-inkomen verminderd met de premies
sociale zekerheid en andere betaalde overdrachten (o.a. alimentatie voor
ex-partner) en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting.
- Inkomensontwikkeling 1989 - 2000
- Inkomensontwikkeling van het gemiddeld besteedbaar inkomen van
inkomenstrekkers met 52 weken inkomen in de periode van 1989 - 2000,
aangegeven met een indexcijfer waarbij het jaar 1989 op 100 is gesteld.
Het besteedbaar inkomen is het bruto-inkomen verminderd met de premies
sociale zekerheid en andere betaalde overdrachten (o.a. alimentatie voor
ex-partner) en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting.
- Een- en tweeverdieners
- Als in een particulier huishouden een (echt)paar voorkomt waarbij beide
partners belastbaar inkomen hebben en de leeftijd beneden de 65 jaar is,
dan behoort dit (echt)paar tot de groep tweeverdienerhuishoudens.
Eénverdieners zijn huishoudens waarvan slechts een van de partners
belastbaar inkomen heeft.
Het belastbaar inkomen is de grondslag voor de heffing van de premies
volksverzekering en de inkomstenbelasting. De belastingvrije som is
hierop nog niet in mindering gebracht.- Tweeverdiener huishouden
- Aantal tweeverdieners. Als in een particulier huishouden een (echt)paar
voorkomt waarbij beide partners belastbaar inkomen hebben en de leeftijd
beneden de 65 jaar is, dan behoort dit (echt)paar tot de groep
tweeverdienerhuishoudens.
- Eenverdiener huishouden
- Aantal éénverdieners. Als in een particulier huishouden een (echt)paar
voorkomt waarvan slechts één van beide partners belastbaar inkomen heeft,
en de leeftijd van beide partners beneden de 65 jaar is, dan behoort dit
(echt)paar tot de groep éénverdienerhuishoudens.
- Inkomensverdeling
- In de tabellen met de inkomensverdelingen zijn de huishoudens in tien
inkomensklassen verdeeld.
De klassengrenzen van de verdeling zijn als volgt bepaald.
De huishoudens van geheel Nederland worden gerangschikt naar hoogte van
besteedbaar inkomen. Daarna worden de huishoudens in tien, qua aantal
gelijke groepen (zogenaamde decielgroepen) verdeeld en wordt het hoogste
inkomen in elke groep bepaald. Deze inkomens vormen de klassengrenzen
(zogenaamde decielen).
De landelijke inkomensgrenzen van het besteedbaar inkomen per 10%-groep
zijn:
en institutioneel)
10%-gr.
1e
2e
3e
4e
5e
6e
7e
8e
9e
10e- Particuliere huishoudens met inkomen
- De hier opgenomen populatie omvat de particuliere huishoudens (exclusief
studentenhuishoudens) met inkomen.
Inkomensverdeling van particuliere huishoudens per 10% groep van de
landelijke verdeling van het besteedbaar inkomen in 2000.
De klassengrenzen van de verdeling zijn als volgt bepaald.
De inkomenseenheden van geheel Nederland worden gerangschikt naar hoogte
van besteedbaar inkomen. Daarna worden de eenheden in tien, qua aantal
gelijke groepen (zogenaamde decielgroepen) verdeeld en wordt het hoogste
inkomen in elke groep bepaald. Deze inkomens vormen de klassengrenzen
(zogenaamde decielen).
Particuliere huishoudens worden onderscheiden naar samenstelling van
het huishouden. Er wordt een onderscheid gemaakt in een- en
meerpersoonshuishoudens. Een eenpersoonshuishouden bestaat uit een
persoon die alleen in een (deel van een) woonruimte is gehuisvest en zelf
in de dagelijkse levensbehoeften voorziet of die een woonruimte deelt met
anderen zonder met hen gemeenschappelijk in de dagelijkse levensbehoeften
te voorzien. Een meerpersoonshuishouden bestaat uit twee of meer personen
die samen in een (deel van een) woonruimte zijn gehuisvest en
gemeenschappelijk in hun dagelijkse levensbehoeften voorzien. De
meerpersoonshuishoudens worden verder onderscheiden op basis van het
aantal meerderjarigen en het aantal minderjarige kinderen. Minderjarige
kinderen zijn personen die jonger zijn dan 18 jaar en die aan de zorg
van ouderen zijn toevertrouwd. Personen boven de 18 jaar worden als
meerderjarige aangemerkt.- Totaal huishoudens
- Minder dan 10.700 euro (laagste)
- Eerste 10% groep, het inkomen in deze groep
bedraagt minder dan 10.700 euro.
- 10.700 tot 14.000 euro
- Tweede 10% groep, het inkomen in deze groep
bedraagt 10.700 tot 14.000 euro.
- 14.000 tot 17.000 euro
- Derde 10% groep, het inkomen in deze groep
bedraagt 14.000 tot 17.000 euro.
- 17.000 tot 20.100 euro
- Vierde 10% groep, het inkomen in deze groep
bedraagt 17.000 tot 20.100 euro.
- 20.100 tot 23.500 euro
- Vijfde 10% groep, het inkomen in deze groep bedraagt
20.100 tot 23.500 euro.
- 23.500 tot 27.100 euro
- Zesde 10% groep, het inkomen in deze groep bedraagt
23.500 tot 27.100 euro.
- 27.100 tot 31.000 euro
- Zevende 10% groep, het inkomen in deze groep
bedraagt 27.100 tot 31.000 euro.
- 31.000 tot 35.900 euro
- Achtste 10% groep, het inkomen in deze groep bedraagt
31.000 tot 35.900 euro.
- 35.900 tot 43.700 euro
- Negende 10% groep, het inkomen in deze groep bedraagt
35.900 tot 43.700 euro.
- Meer dan 43.700 euro (hoogste)
- Tiende 10% groep (hoogste), het inkomen in deze groep bedraagt
43.700 euro en meer.
- Minder dan 20.100 euro, laagste (40%)
- Laagste 40% (tot en met 40%), het inkomen in deze groep bedraagt minder
dan 20.100 euro.
- 20.100 tot 35.900 euro, midden (40%)
- Midden (40%-80%), het inkomen in deze groep bedraagt 20.100 tot
35.900 euro.
- Meer dan 35.900 euro, hoogste (20%)
- Hoogste 20% (80% en meer), het inkomen in deze groep bedraagt
35.900 euro en meer.
- Huishoudens met inkomen
- De hier opgenomen populatie omvat alle huishoudens inclusief
studentenhuishoudens en institutionele huishoudens; huishoudens zonder
(waargenomen) belastbaar inkomen zijn buiten beschouwing gelaten.
Inkomensverdeling van particuliere, studenten- en institutionele
huishoudens per 10% groep van de landelijke verdeling van het besteedbaar
inkomen in 2000.
De klassengrenzen van de verdeling zijn als volgt bepaald.
De inkomenseenheden van geheel Nederland worden gerangschikt naar hoogte
van besteedbaar inkomen. Daarna worden de eenheden in tien, qua aantal
gelijke groepen (zogenaamde decielgroepen) verdeeld en wordt het hoogste
inkomen in elke groep bepaald. Deze inkomens vormen de klassengrenzen
(zogenaamde decielen).
Huishoudens worden onderverdeeld in particuliere en institutionele
huishoudens. Een particulier huishouden bestaat uit een of meer personen
die alleen of samen in een woonruimte gehuisvest zijn en zelf in hun
dagelijkse levensbehoeften voorzien. Een institutioneel huishouden is
gedefinieerd als een uit een of meer leden bestaande verzameling van
personen, woonachtig in een tot bewoning bestemd gebouw of in een andere
bewoonde ruimte, die daar door derden wordt voorzien van huisvesting en
van dagelijkse levensbehoeften.
Huishoudens waarvan alle huishoudensleden een WSF-uitkering ontvangen
behoren tot de groep studentenhuishoudens; werkstudenten behoren ook
tot deze categorie.- Totaal huishoudens
- Minder dan 9.700 euro (laagste)
- Eerste 10% groep, het inkomen in deze groep
bedraagt minder dan 9.700 euro.
- 9.700 tot 12.900 euro
- Tweede 10% groep, het inkomen in deze groep
bedraagt 9.700 tot 12.900 euro.
- 12.900 tot 15.900 euro
- Derde 10% groep, het inkomen in deze groep
bedraagt 12.900 tot 15.900 euro.
- 15.900 tot 19.000 euro
- Vierde 10% groep, het inkomen in deze groep
bedraagt 15.900 tot 19.000 euro.
- 19.000 tot 22.400 euro
- Vijfde 10% groep, het inkomen in deze groep bedraagt
19.000 tot 22.400 euro.
- 22.400 tot 26.200 euro
- Zesde 10% groep, het inkomen in deze groep bedraagt
22.400 tot 26.200 euro.
- 26.200 tot 30.200 euro
- Zevende 10% groep, het inkomen in deze groep
bedraagt 26.200 tot 30.200 euro.
- 30.200 tot 35.200 euro
- Achtste 10% groep, het inkomen in deze groep bedraagt
30.200 tot 35.200 euro.
- 35.200 tot 43.000 euro
- Negende 10% groep, het inkomen in deze groep bedraagt
35.200 tot 43.000 euro.
- Meer dan 43.000 euro (hoogste)
- Tiende 10% groep (hoogste), het inkomen in deze groep bedraagt
43.000 euro en meer.
- Minder dan 9.700 euro, (10%)
- Eerste 10% groep (10%), het inkomen in deze groep
bedraagt minder dan 9.700 euro.
- 9.700 tot 19.000 euro, (30%)
- 2e tot en met 4e 10% groep (30%), het inkomen in deze groep bedraagt
9.700 tot 19.000 euro.
- 19.000 tot 35.200 euro, (40%)
- 5e tot en met 8e 10 % groep (40%), het inkomen in deze groep bedraagt
19.000 tot 35.200 euro.
- Meer dan 35.200 euro, (20%)
- 9e en 10e 10 % groep (20%), het inkomen in deze groep bedraagt
35.200 euro en meer.