Personen; positie in het huishouden, migratieachtergrond, 1 jan; 1997-2023
Geslacht | Leeftijd | Migratieachtergrond | Generatie | Perioden | Totaal aantal personen in huishoudens (aantal) | Thuiswonend kind (aantal) | Alleenstaand (aantal) | Samenwonende personen Totaal samenwonende personen (aantal) | Samenwonende personen Partner in niet-gehuwd paar zonder ki... (aantal) | Samenwonende personen Partner in gehuwd paar zonder kinderen (aantal) | Samenwonende personen Partner in niet-gehuwd paar met kinderen (aantal) | Samenwonende personen Partner in gehuwd paar met kinderen (aantal) | Ouder in eenouderhuishouden (aantal) | Overig lid huishouden (aantal) | Personen in institutionele huishoudens (aantal) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal mannen en vrouwen | Totaal | Totaal | Totaal | 2005 | 16.305.526 | 4.634.684 | 2.449.378 | 8.298.507 | 996.744 | 3.127.616 | 497.083 | 3.677.064 | 444.124 | 265.631 | 213.202 |
Totaal mannen en vrouwen | Totaal | Totaal | Totaal | 2010 | 16.574.989 | 4.582.223 | 2.669.516 | 8.351.932 | 1.011.414 | 3.243.236 | 661.046 | 3.436.236 | 486.250 | 276.381 | 208.687 |
Totaal mannen en vrouwen | Totaal | Totaal | Totaal | 2015 | 16.900.726 | 4.569.209 | 2.867.797 | 8.420.057 | 1.062.311 | 3.302.758 | 807.030 | 3.247.958 | 545.289 | 253.580 | 244.794 |
Totaal mannen en vrouwen | Totaal | Totaal | Totaal | 2020 | 17.407.585 | 4.643.605 | 3.079.778 | 8.574.862 | 1.179.832 | 3.344.778 | 894.568 | 3.155.684 | 589.975 | 260.502 | 258.863 |
Totaal mannen en vrouwen | Totaal | Totaal | Totaal | 2023 | 17.811.291 | 4.683.450 | 3.266.042 | 8.702.082 | 1.277.524 | 3.355.286 | 940.378 | 3.128.894 | 610.633 | 273.060 | 276.024 |
Totaal mannen en vrouwen | Totaal | Totaal | Nederlandse achtergrond | 2005 | 13.182.809 | 3.665.541 | 1.918.335 | 6.962.977 | 821.979 | 2.726.947 | 392.125 | 3.021.926 | 299.110 | 153.882 | 182.964 |
Totaal mannen en vrouwen | Totaal | Totaal | Nederlandse achtergrond | 2010 | 13.215.387 | 3.572.101 | 2.049.961 | 6.942.936 | 822.801 | 2.819.624 | 525.993 | 2.774.518 | 324.163 | 149.399 | 176.827 |
Totaal mannen en vrouwen | Totaal | Totaal | Nederlandse achtergrond | 2015 | 13.235.405 | 3.487.070 | 2.158.709 | 6.876.024 | 829.982 | 2.854.661 | 636.762 | 2.554.619 | 361.985 | 154.977 | 196.640 |
Totaal mannen en vrouwen | Totaal | Totaal | Nederlandse achtergrond | 2020 | 13.186.880 | 3.430.019 | 2.218.983 | 6.805.706 | 885.196 | 2.852.837 | 693.223 | 2.374.450 | 382.566 | 154.207 | 195.399 |
Totaal mannen en vrouwen | Totaal | Totaal | Nederlandse achtergrond | 2023 | 13.116.429 | 3.377.644 | 2.258.984 | 6.744.989 | 919.082 | 2.827.429 | 715.385 | 2.283.093 | 381.081 | 155.265 | 198.466 |
Totaal mannen en vrouwen | Totaal | Totaal | Met migratieachtergrond | 2005 | 3.122.717 | 969.143 | 531.043 | 1.335.530 | 174.765 | 400.669 | 104.958 | 655.138 | 145.014 | 111.749 | 30.238 |
Totaal mannen en vrouwen | Totaal | Totaal | Met migratieachtergrond | 2010 | 3.359.602 | 1.010.122 | 619.555 | 1.408.996 | 188.613 | 423.612 | 135.053 | 661.718 | 162.087 | 126.982 | 31.860 |
Totaal mannen en vrouwen | Totaal | Totaal | Met migratieachtergrond | 2015 | 3.665.321 | 1.082.139 | 709.088 | 1.544.033 | 232.329 | 448.097 | 170.268 | 693.339 | 183.304 | 98.603 | 48.154 |
Totaal mannen en vrouwen | Totaal | Totaal | Met migratieachtergrond | 2020 | 4.220.705 | 1.213.586 | 860.795 | 1.769.156 | 294.636 | 491.941 | 201.345 | 781.234 | 207.409 | 106.295 | 63.464 |
Totaal mannen en vrouwen | Totaal | Totaal | Met migratieachtergrond | 2023 | 4.694.862 | 1.305.806 | 1.007.058 | 1.957.093 | 358.442 | 527.857 | 224.993 | 845.801 | 229.552 | 117.795 | 77.558 |
Bron: CBS. |
Tabeltoelichting
Deze tabel bevat informatie over de positie in het huishouden van personen in particuliere en institutionele huishoudens naar migratieachtergrond, generatie, geslacht en leeftijd per 1 januari.
Gegevens beschikbaar van 1997 tot en met 2023.
Status van de cijfers:
Alle in de tabel opgenomen cijfers zijn definitief.
Wijzigingen per 18 oktober 2023:
Geen, deze tabel is stopgezet. Deze tabel wordt opgevolgd door de tabel Bevolking; positie in het huishouden, herkomstland, 1 januari. Zie paragraaf 3.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.
Toelichting onderwerpen
- Totaal aantal personen in huishoudens
- Huishouden:
Particulier of institutioneel huishouden.
Trendbreuk (personen in) particuliere huishoudens
Door de verbeterde waarneming van personen in institutionele huishoudens treedt vanaf 2014 een trendbreuk op in de ontwikkeling van het aantal eenpersoonshuishoudens/alleenstaanden. Circa 35 duizend personen die eerst voornamelijk als alleenstaanden getypeerd waren, verschuiven nu naar de institutionele huishoudens. Het aantal alleenstaanden steeg daardoor van 2013 op 2014 met maar duizend personen. Van 2012 op 2013 was die stijging nog 41 duizend personen. Ook de totale stijging van het aantal huishoudens liep als gevolg hiervan terug van 57 duizend van 2012 op 2013 naar 21 duizend van 2013 op 2014.
Vanaf 2011 is er voor de samenstelling van huishoudensgegevens gebruik gemaakt van een nieuwe productiemethode. In deze nieuwe methode worden voor het bepalen van de huishoudenssamenstelling naast de gegevens uit het gemeentelijke bevolkingsregister ook belastingdienstgegevens over samenwonende paren gebruikt. De uitkomsten op basis van de nieuwe methode sluiten goed aan op de voorgaande uitkomsten, maar er treden vanaf 2011 wel kleine verschuivingen op in het aantal huishoudens naar samenstelling. De grootste verandering betreft het aantal overige huishoudens en de niet-gehuwde paren. In 2011 valt het aantal overige huishoudens 10 duizend lager uit dan in 2010. Het aantal niet gehuwde paren valt navenant hoger uit.
Trendbreuk (personen in) institutionele huishoudens
Tot en met 2012 zijn de gegevens over institutionele huishoudens gebaseerd op door gemeenten verstrekte adresinformatie. Het jaar 2013 is een tussenjaar. Startpunt was daar de adresinformatie over 2012 aangevuld met secundaire bronnen, waarbij aangetekend dient te worden dat de cijfers over 2013 mogelijk van wat mindere kwaliteit zijn. Vanaf 2014 is de waarneming van institutionele huishoudens volledig gebaseerd op secundaire waarneming: gegevens over zorggebruik waarvan de kosten voor rekening komen van de Wlz (Wet langdurige zorg, voorheen AWBZ), afkomstig van het CAK, in combinatie met institutionele adressen van de website zorgkaartnederland.nl en adressenlijsten voor de overige typen instellingen zoals bijvoorbeeld asielzoekerscentra en gevangenissen. Zie verder de korte onderzoekbeschrijving. De institutionele huishoudens worden met de nieuwe methodiek die vanaf 2014 is toegepast beter waargenomen. Tevens zijn vanaf 2014 asielzoekers die woonachtig zijn in asielzoekerscentra en als ingezetenen ingeschreven staan in de Basisregistratie Personen (BRP) bij de institutionele huishoudens ingedeeld. Als gevolg van deze wijzigingen worden in 2014 249 duizend personen in institutionele huishoudens geteld, naar schatting circa 35 duizend meer dan met de oude methode geteld zouden worden.
Vanaf 2011 is er voor de samenstelling van huishoudensgegevens gebruik gemaakt van een nieuwe productiemethode. In deze nieuwe methode worden voor het bepalen van de huishoudenssamenstelling naast de gegevens uit het bevolkingsregister ook belastingdienstgegevens over samenwonende paren gebruikt. Het aantal personen in institutionele huishoudens ligt op 1 januari 2011 bijna 11 duizend hoger dan op 1 januari 2010. Ongeveer de helft van deze stijging is veroorzaakt door verbeteringen in de methode van waarneming.
Particulier huishouden:
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.
Institutioneel huishouden:
Eén of meer personen die een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats.
Het gaat om instellingen zoals verpleeg-, en verzorgingshuizen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, forensische centra, instellingen voor verstandelijk, lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten, instellingen voor verslavingszorg en daklozenopvang, internaten, kloosters, gevangenissen, kazernes, en asielzoekerscentra, waarin de personen in principe voor langere tijd (zullen) verblijven. - Thuiswonend kind
- Thuiswonend kind in een particulier huishouden.
Thuiswonend kind:
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouderrelatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders. Adoptie- en stiefkinderen in het huishouden worden wel gezien als thuiswonende kinderen, maar pleegkinderen niet.
Particulier huishouden:
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften. - Alleenstaand
- Alleenstaand persoon in een particulier huishouden.
Trendbreuk (personen in) particuliere huishoudens
Door de verbeterde waarneming van personen in institutionele huishoudens treedt vanaf 2014 een trendbreuk op in de ontwikkeling van het aantal eenpersoonshuishoudens/alleenstaanden. Circa 35 duizend personen die eerst voornamelijk als alleenstaanden getypeerd waren, verschuiven nu naar de institutionele huishoudens. Het aantal alleenstaanden steeg daardoor van 2013 op 2014 met maar duizend personen. Van 2012 op 2013 was die stijging nog 41 duizend personen. Ook de totale stijging van het aantal huishoudens liep als gevolg hiervan terug van 57 duizend van 2012 op 2013 naar 21 duizend van 2013 op 2014.
Vanaf 2011 is er voor de samenstelling van huishoudensgegevens gebruik gemaakt van een nieuwe productiemethode. In deze nieuwe methode worden voor het bepalen van de huishoudenssamenstelling naast de gegevens uit het gemeentelijke bevolkingsregister ook belastingdienstgegevens over samenwonende paren gebruikt. De uitkomsten op basis van de nieuwe methode sluiten goed aan op de voorgaande uitkomsten, maar er treden vanaf 2011 wel kleine verschuivingen op in het aantal huishoudens naar samenstelling. De grootste verandering betreft het aantal overige huishoudens en de niet-gehuwde paren. In 2011 valt het aantal overige huishoudens 10 duizend lager uit dan in 2010. Het aantal niet gehuwde paren valt navenant hoger uit.
Alleenstaand:
Persoon die alleen in een woonruimte woont en een eenpersoonshuishouden vormt.
Tot alleenstaanden worden ook personen gerekend die met anderen op eenzelfde adres wonen maar een eigen huishouding voeren.
Alleenstaanden kunnen een relatie hebben en zelfs gehuwd zijn met een persoon met wie ze niet samenwonen.
Particulier huishouden:
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften. - Samenwonende personen
- Samenwonende personen in particuliere huishoudens.
Trendbreuk (personen in) particuliere huishoudens
Door de verbeterde waarneming van personen in institutionele huishoudens treedt vanaf 2014 een trendbreuk op in de ontwikkeling van het aantal eenpersoonshuishoudens/alleenstaanden. Circa 35 duizend personen die eerst voornamelijk als alleenstaanden getypeerd waren, verschuiven nu naar de institutionele huishoudens. Het aantal alleenstaanden steeg daardoor van 2013 op 2014 met maar duizend personen. Van 2012 op 2013 was die stijging nog 41 duizend personen. Ook de totale stijging van het aantal huishoudens liep als gevolg hiervan terug van 57 duizend van 2012 op 2013 naar 21 duizend van 2013 op 2014.
Vanaf 2011 is er voor de samenstelling van huishoudensgegevens gebruik gemaakt van een nieuwe productiemethode. In deze nieuwe methode worden voor het bepalen van de huishoudenssamenstelling naast de gegevens uit het gemeentelijke bevolkingsregister ook belastingdienstgegevens over samenwonende paren gebruikt. De uitkomsten op basis van de nieuwe methode sluiten goed aan op de voorgaande uitkomsten, maar er treden vanaf 2011 wel kleine verschuivingen op in het aantal huishoudens naar samenstelling. De grootste verandering betreft het aantal overige huishoudens en de niet-gehuwde paren. In 2011 valt het aantal overige huishoudens 10 duizend lager uit dan in 2010. Het aantal niet gehuwde paren valt navenant hoger uit.
Samenwonende persoon:
Persoon die samen met iemand anders als paar, al dan niet met elkaar gehuwd, al dan niet als geregistreerd partners en al dan niet met kinderen, een particulier huishouden vormt.
Particulier huishouden:
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.- Totaal samenwonende personen
- Partner in niet-gehuwd paar zonder ki...
- Partner in niet-gehuwd samenwonend paar zonder thuiswonende kinderen.
Persoon die een niet-gehuwd paar vormt met een andere persoon in een particulier huishouden zonder thuiswonende kinderen. In een huishouden wordt slechts één paar aangewezen.
Niet-gehuwd paar:
Twee personen die een samenwoonrelatie hebben maar niet met elkaar zijn gehuwd of een partnerschapsregistratie hebben gesloten.
Partnerschapsregistratie:
Een op het huwelijk lijkende vorm van vastlegging van een relatie in een akte van de Burgerlijke Stand. De registratie staat open voor paren van gelijk en van verschillend geslacht.
De registratie is ingevoerd in Nederland per 1 januari 1998.
Thuiswonend kind:
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouderrelatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders. Adoptie- en stiefkinderen in het huishouden worden wel gezien als thuiswonende kinderen, maar pleegkinderen niet.
- Partner in gehuwd paar zonder kinderen
- Partner in gehuwd samenwonend paar zonder thuiswonende kinderen.
Persoon die een gehuwd paar vormt met een andere persoon in een particulier huishouden zonder thuiswonende kinderen. In een huishouden wordt slechts één paar aangewezen.
Gehuwd paar:
Twee personen die met elkaar gehuwd zijn of samen een geregistreerd partnerschap hebben gesloten.
Partnerschapsregistratie:
Een op het huwelijk lijkende vorm van vastlegging van een relatie in een akte van de Burgerlijke Stand. De registratie staat open voor paren van gelijk en van verschillend geslacht.
De registratie is ingevoerd in Nederland per 1 januari 1998.
Thuiswonend kind:
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouderrelatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders. Adoptie- en stiefkinderen in het huishouden worden wel gezien als thuiswonende kinderen, maar pleegkinderen niet.
- Partner in niet-gehuwd paar met kinderen
- Partner in niet-gehuwd samenwonend paar met thuiswonende kinderen.
Persoon die een niet-gehuwd paar vormt met een andere persoon in een particulier huishouden met één of meer thuiswonende kinderen. In een huishouden wordt slechts één paar aangewezen.
Niet-gehuwd paar:
Twee personen die een samenwoonrelatie hebben maar niet met elkaar zijn gehuwd of een partnerschapsregistratie hebben gesloten.
Partnerschapsregistratie:
Een op het huwelijk lijkende vorm van vastlegging van een relatie in een akte van de Burgerlijke Stand. De registratie staat open voor paren van gelijk en van verschillend geslacht.
De registratie is ingevoerd in Nederland per 1 januari 1998.
Thuiswonend kind:
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouderrelatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders. Adoptie- en stiefkinderen in het huishouden worden wel gezien als thuiswonende kinderen, maar pleegkinderen niet.
- Partner in gehuwd paar met kinderen
- Partner in gehuwd samenwonend paar met thuiswonende kinderen.
Persoon die een gehuwd paar vormt met een andere persoon in een particulier huishouden met één of meer thuiswonende kinderen. In een huishouden wordt slechts één paar aangewezen.
Gehuwd paar:
Twee personen die met elkaar gehuwd zijn of samen een geregistreerd partnerschap hebben gesloten.
Partnerschapsregistratie:
Een op het huwelijk lijkende vorm van vastlegging van een relatie in een akte van de Burgerlijke Stand. De registratie staat open voor paren van gelijk en van verschillend geslacht.
De registratie is ingevoerd in Nederland per 1 januari 1998.
Thuiswonend kind:
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouderrelatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders. Adoptie- en stiefkinderen in het huishouden worden wel gezien als thuiswonende kinderen, maar pleegkinderen niet.
- Ouder in eenouderhuishouden
- Persoon in een particulier huishouden die een ouder-kindrelatie heeft met één of meer thuiswonende kinderen en die geen partner heeft in hetzelfde huishouden.
Trendbreuk (personen in) particuliere huishoudens
Door de verbeterde waarneming van personen in institutionele huishoudens treedt vanaf 2014 een trendbreuk op in de ontwikkeling van het aantal eenpersoonshuishoudens/alleenstaanden. Circa 35 duizend personen die eerst voornamelijk als alleenstaanden getypeerd waren, verschuiven nu naar de institutionele huishoudens. Het aantal alleenstaanden steeg daardoor van 2013 op 2014 met maar duizend personen. Van 2012 op 2013 was die stijging nog 41 duizend personen. Ook de totale stijging van het aantal huishoudens liep als gevolg hiervan terug van 57 duizend van 2012 op 2013 naar 21 duizend van 2013 op 2014.
Vanaf 2011 is er voor de samenstelling van huishoudensgegevens gebruik gemaakt van een nieuwe productiemethode. In deze nieuwe methode worden voor het bepalen van de huishoudenssamenstelling naast de gegevens uit het gemeentelijke bevolkingsregister ook belastingdienstgegevens over samenwonende paren gebruikt. De uitkomsten op basis van de nieuwe methode sluiten goed aan op de voorgaande uitkomsten, maar er treden vanaf 2011 wel kleine verschuivingen op in het aantal huishoudens naar samenstelling. De grootste verandering betreft het aantal overige huishoudens en de niet-gehuwde paren. In 2011 valt het aantal overige huishoudens 10 duizend lager uit dan in 2010. Het aantal niet gehuwde paren valt navenant hoger uit.
Eenouderhuishouden:
Particulier huishouden bestaande uit één ouder met één of meer thuiswonende kinderen.
Thuiswonend kind:
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouderrelatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders.
Adoptie- en stiefkinderen in het huishouden worden wel gezien als thuiswonende kinderen, maar pleegkinderen niet.
Particulier huishouden:
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften. - Overig lid huishouden
- Overige leden in particuliere huishoudens.
Trendbreuk (personen in) particuliere huishoudens
Door de verbeterde waarneming van personen in institutionele huishoudens treedt vanaf 2014 een trendbreuk op in de ontwikkeling van het aantal eenpersoonshuishoudens/alleenstaanden. Circa 35 duizend personen die eerst voornamelijk als alleenstaanden getypeerd waren, verschuiven nu naar de institutionele huishoudens. Het aantal alleenstaanden steeg daardoor van 2013 op 2014 met maar duizend personen. Van 2012 op 2013 was die stijging nog 41 duizend personen. Ook de totale stijging van het aantal huishoudens liep als gevolg hiervan terug van 57 duizend van 2012 op 2013 naar 21 duizend van 2013 op 2014.
Vanaf 2011 is er voor de samenstelling van huishoudensgegevens gebruik gemaakt van een nieuwe productiemethode. In deze nieuwe methode worden voor het bepalen van de huishoudenssamenstelling naast de gegevens uit het gemeentelijke bevolkingsregister ook belastingdienstgegevens over samenwonende paren gebruikt. De uitkomsten op basis van de nieuwe methode sluiten goed aan op de voorgaande uitkomsten, maar er treden vanaf 2011 wel kleine verschuivingen op in het aantal huishoudens naar samenstelling. De grootste verandering betreft het aantal overige huishoudens en de niet-gehuwde paren. In 2011 valt het aantal overige huishoudens 10 duizend lager uit dan in 2010. Het aantal niet gehuwde paren valt navenant hoger uit.
Overig lid huishouden:
Persoon die anders dan als partner, ouder in een eenouderhuishouden of als thuiswonend kind deel uitmaakt van een particulier huishouden.
Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan een kostganger die bij een gezin inwoont, een persoon die samen met een broer of zus één huishouden vormt, of een pleegkind.
Particulier huishouden:
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften. - Personen in institutionele huishoudens
- Totaal aantal personen in institutionele huishoudens.
Trendbreuk (personen in) institutionele huishoudens
Tot en met 2012 zijn de gegevens over institutionele huishoudens gebaseerd op door gemeenten verstrekte adresinformatie. Het jaar 2013 is een tussenjaar. Startpunt was daar de adresinformatie over 2012 aangevuld met secundaire bronnen, waarbij aangetekend dient te worden dat de cijfers over 2013 mogelijk van wat mindere kwaliteit zijn. Vanaf 2014 is de waarneming van institutionele huishoudens volledig gebaseerd op secundaire waarneming: gegevens over zorggebruik waarvan de kosten voor rekening komen van de Wlz (Wet langdurige zorg, voorheen AWBZ), afkomstig van het CAK, in combinatie met institutionele adressen van de website zorgkaartnederland.nl en adressenlijsten voor de overige typen instellingen zoals bijvoorbeeld asielzoekerscentra en gevangenissen. Zie verder de korte onderzoekbeschrijving. De institutionele huishoudens worden met de nieuwe methodiek die vanaf 2014 is toegepast beter waargenomen. Tevens zijn vanaf 2014 asielzoekers die woonachtig zijn in asielzoekerscentra en als ingezetenen ingeschreven staan in de Basisregistratie Personen (BRP) bij de institutionele huishoudens ingedeeld. Als gevolg van deze wijzigingen worden in 2014 249 duizend personen in institutionele huishoudens geteld, naar schatting circa 35 duizend meer dan met de oude methode geteld zouden worden.
Vanaf 2011 is er voor de samenstelling van huishoudensgegevens gebruik gemaakt van een nieuwe productiemethode. In deze nieuwe methode worden voor het bepalen van de huishoudenssamenstelling naast de gegevens uit het bevolkingsregister ook belastingdienstgegevens over samenwonende paren gebruikt. Het aantal personen in institutionele huishoudens ligt op 1 januari 2011 bijna 11 duizend hoger dan op 1 januari 2010. Ongeveer de helft van deze stijging is veroorzaakt door verbeteringen in de methode van waarneming.
Institutioneel huishouden:
Eén of meer personen die een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats.
Het gaat om instellingen zoals verpleeg-, en verzorgingshuizen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, forensische centra, instellingen voor verstandelijk, lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten, instellingen voor verslavingszorg en daklozenopvang, internaten, kloosters, gevangenissen, kazernes, en asielzoekerscentra, waarin de personen in principe voor langere tijd (zullen) verblijven.