Sectorrekeningen; (sub)sectorspecifieke detailgegevens 1988 - 2012

Sectorrekeningen; (sub)sectorspecifieke detailgegevens 1988 - 2012

Perioden Transacties niet-financiële vennootsch. Algemeen (totalen) Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) (mln euro) Transacties niet-financiële vennootsch. % totaal niet-financiële vennootschappen Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) In handen van het buitenland (%) Transacties niet-financiële vennootsch. % totaal niet-financiële vennootschappen Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) In handen van de particuliere sector (%) Transacties niet-financiële vennootsch. % totaal niet-financiële vennootschappen Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) In handen van de overheid (%) Transacties niet-financiële vennootsch. In handen van het buitenland Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) (mln euro) Transacties niet-financiële vennootsch. In handen van de particuliere sector Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) (mln euro) Transacties niet-financiële vennootsch. In handen van de overheid Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) (mln euro) Transacties financiële instellingen Algemeen (totalen) Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) (mln euro) Transacties financiële instellingen % totaal financiële instellingen Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) In handen van het buitenland (%) Transacties financiële instellingen % totaal financiële instellingen Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) In handen van de particuliere sector (%) Transacties financiële instellingen % totaal financiële instellingen Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) In handen van de overheid (%) Transacties financiële instellingen In handen van het buitenland Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) (mln euro) Transacties financiële instellingen In handen van de particuliere sector Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) (mln euro) Transacties financiële instellingen In handen van de overheid Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) (mln euro) Sectorspecifieke gegevens Publieke sector gecontr door de overheid Algemeen totalen Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) (mln euro) Sectorspecifieke gegevens Publieke sector gecontr door de overheid Publieke sector: afzonderlijk Sector overheid Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) (mln euro) Sectorspecifieke gegevens Publieke sector gecontr door de overheid Publieke sector: afzonderlijk Niet-financiële vennootschappen Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) (mln euro) Sectorspecifieke gegevens Publieke sector gecontr door de overheid Publieke sector: afzonderlijk Financiële instellingen Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) (mln euro)
2012* 339.897 . . . . . . 44.605 6,8 75,9 17,3 3.013 33.859 7.733 . 75.584 . 7.733
Bron: CBS
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting

Deze tabel bevat de gegevens van de(sub)sectorspecifieke detailgegevens van de publicatie Nationale rekeningen. Deze serie legt het verband tussen de detailgegevens over belastingen en de macro-gegevens. De serie eindigt met tabellen die een verdere uitsplitsing tonen van enkele sectoren.

De hoofdstructuur kent een onderverdeling in 4 rubrieken:
Belastingen
Transacties niet-financiële vennootschappen naar eigendom.
Transacties financiële instellingen naar eigendom.
Sectorspecifieke gegevens van enkele (sub)sectoren

De onderwerpen komen overeen met de tabeltitels uit het hoofdstuk (sub)sectorspecifieke detailgegevens van de papieren publicatie Nationale rekeningen.

In 2005 zijn de nationale rekeningen herzien aan de hand van conceptuele wijzigingen op de internationale richtlijnen van de Europese Unie (ESR 1995). Bovendien zijn nieuwe statistische inzichten en nieuwe bronnen in deze revisie 2001 verwerkt.

Gegevens beschikbaar vanaf 1988 tot 2012.

Status van de cijfers:
Cijfers vanaf 1988 zijn definitief. De twee meest recente jaren hebben nog een (nader) voorlopig karakter.
Aangezien deze tabel is stopgezet, worden de gegevens niet meer definitief gemaakt.

Wijzigingen per 25 juni 2014:
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.

Toelichting onderwerpen

Transacties niet-financiële vennootsch.
Transacties niet-financiële vennootschappen.
Specificatie van transacties van niet-financiële vennootschappen
naar eigendom. Het CBS heeft met behulp van nieuw beschikbaar gekomen
bronnen de specificatie van transacties van niet-financiële
vennootschappen naar eigendom verbeterd. Dit heeft geleid tot aanpassingen
bij de subsectoren niet-financiële vennootschappen in handen van de
particuliere sector en niet-financiële vennootschappen in handen
van het buitenland. Omdat deze nieuwe verdeling niet van invloed
is op de macrototalen is besloten met de introductie van deze
verbeterde gegevens niet te wachten tot een revisie van de
nationale rekeningen.
Algemeen (totalen)
Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen)
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is
gelijk aan het verschil tussen de productie (basisprijzen) en
het intermediair verbruik (aankoopprijzen).
% totaal niet-financiële vennootschappen
Variabele uitgedrukt als percentage van totaal
niet-financiële vennootschappen.
Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen)
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is
gelijk aan het verschil tussen de productie (basisprijzen) en
het intermediair verbruik (aankoopprijzen).
In handen van het buitenland
Transacties niet-financiële vennootschappen in handen van het buitenland.
In de nationale rekeningen is het buitenland als zodanig geen
institutionele sector. De transacties van het buitenland met Nederland
worden geregistreerd tussen ingezeten en niet-ingezeten eenheden.
In handen van de particuliere sector
In eigendom van de particuliere sector.
In handen van de overheid
Transacties niet-financiële vennootschapen in handen van de overheid.
Overheid:
De sector overheid is het geheel van het Rijk, de provincies, de
gemeenten, de samenwerkingsverbanden op grond van de Wet
Gemeenschappelijke Regelingen, de waterschappen en de publiekrechtelijke
bedrijfsorganisaties. Verder bestaat de overheid uit instellingen die
gecontroleerd en voornamelijk gefinancierd worden door de hiervoor
genoemde eenheden én daarbij niet voor de markt produceren, zoals ProRail,
de Open Universiteit en TNO, en de instanties die de sociale uitkeringen
verstrekken. Tot de overheid behoren ook de overheidsinstellingen die
werkzaam zijn in het buitenland, zoals ambassades. Omgekeerd worden
buitenlandse ambassades en internationale instellingen, zoals Europol en
het Internationaal gerechtshof, niet tot de Nederlandse overheid gerekend.
Vennootschappen maken in principe geen deel uit van de overheid, zelfs al
zijn ze geheel of gedeeltelijk eigendom van overheidsinstellingen, zoals
de NS, Schiphol en DNB (De Nederlandsche Bank). De overheid bestaat uit
verschillende subsectoren:
- Centrale overheid (CO);
- Lokale overheid (LO);
- Wettelijke sociale verzekeringsinstellingen (SV).
Vanuit de bedrijfsklassen gezien bestaat de overheid uit de
bedrijfsklassen overheidsbestuur en sociale verzekering, defensie en
gesubsidieerd onderwijs.
Daarnaast zijn er eenheden in een aantal andere bedrijfsklassen die ook
tot de sector overheid behoren, zoals:
- specifieke activiteiten van gemeenten, zoals reinigingsdiensten
(bedrijfsklasse milieudienstverlening), sociale werkplaatsen
(bedrijfsklasse overige industrie) en medische dienstverlening
(bedrijfsklasse gezondheids- en welzijnszorg) en aparte gemeenschappelijke
regelingen voor deze activiteiten;
- bureaus voor arbeidsbemiddeling, banenpools en het Jeugd Werk
Garantieplan (bedrijfsklasse uitzendbureaus);
- aan universiteiten gelieerde instituten (bedrijfsklasse speur- en
ontwikkelingswerk);
- opvangtehuizen en asielzoekerscentra (bedrijfsklasse gezondheids- en
welzijnszorg); .
- ideële organisaties, zoals Oxfam Novib en SNV (bedrijfsklasse overige
dienstverlening n.e.g. (niet elders genoemd)).
In handen van het buitenland
Transacties niet-financiële vennootschappen in handen van het buitenland.
In de nationale rekeningen is het buitenland als zodanig geen
institutionele sector. De transacties van het buitenland met Nederland
worden geregistreerd tussen ingezeten en niet-ingezeten eenheden.
Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen)
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is
gelijk aan het verschil tussen de productie (basisprijzen) en
het intermediair verbruik (aankoopprijzen).
In handen van de particuliere sector
In eigendom van de particuliere sector.
Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen)
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is
gelijk aan het verschil tussen de productie (basisprijzen) en
het intermediair verbruik (aankoopprijzen).
In handen van de overheid
Transacties niet-financiële vennootschapen in handen van de overheid.
Overheid:
De sector overheid is het geheel van het Rijk, de provincies, de
gemeenten, de samenwerkingsverbanden op grond van de Wet
Gemeenschappelijke Regelingen, de waterschappen en de publiekrechtelijke
bedrijfsorganisaties. Verder bestaat de overheid uit instellingen die
gecontroleerd en voornamelijk gefinancierd worden door de hiervoor
genoemde eenheden én daarbij niet voor de markt produceren, zoals ProRail,
de Open Universiteit en TNO, en de instanties die de sociale uitkeringen
verstrekken. Tot de overheid behoren ook de overheidsinstellingen die
werkzaam zijn in het buitenland, zoals ambassades. Omgekeerd worden
buitenlandse ambassades en internationale instellingen, zoals Europol en
het Internationaal gerechtshof, niet tot de Nederlandse overheid gerekend.
Vennootschappen maken in principe geen deel uit van de overheid, zelfs al
zijn ze geheel of gedeeltelijk eigendom van overheidsinstellingen, zoals
de NS, Schiphol en DNB (De Nederlandsche Bank). De overheid bestaat uit
verschillende subsectoren:
- Centrale overheid (CO);
- Lokale overheid (LO);
- Wettelijke sociale verzekeringsinstellingen (SV).
Vanuit de bedrijfsklassen gezien bestaat de overheid uit de
bedrijfsklassen overheidsbestuur en sociale verzekering, defensie en
gesubsidieerd onderwijs.
Daarnaast zijn er eenheden in een aantal andere bedrijfsklassen die ook
tot de sector overheid behoren, zoals:
- specifieke activiteiten van gemeenten, zoals reinigingsdiensten
(bedrijfsklasse milieudienstverlening), sociale werkplaatsen
(bedrijfsklasse overige industrie) en medische dienstverlening
(bedrijfsklasse gezondheids- en welzijnszorg) en aparte gemeenschappelijke
regelingen voor deze activiteiten;
- bureaus voor arbeidsbemiddeling, banenpools en het Jeugd Werk
Garantieplan (bedrijfsklasse uitzendbureaus);
- aan universiteiten gelieerde instituten (bedrijfsklasse speur- en
ontwikkelingswerk);
- opvangtehuizen en asielzoekerscentra (bedrijfsklasse gezondheids- en
welzijnszorg); .
- ideële organisaties, zoals Oxfam Novib en SNV (bedrijfsklasse overige
dienstverlening n.e.g. (niet elders genoemd)).
Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen)
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is
gelijk aan het verschil tussen de productie (basisprijzen) en
het intermediair verbruik (aankoopprijzen).
Transacties financiële instellingen
Specificatie transacties financiële instellingen naar eigendom.
Algemeen (totalen)
Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen)
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is
gelijk aan het verschil tussen de productie (basisprijzen) en
het intermediair verbruik (aankoopprijzen).
% totaal financiële instellingen
Variabele uitgedrukt als percentage van totaal financiële
instellingen.
Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen)
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is
gelijk aan het verschil tussen de productie (basisprijzen) en
het intermediair verbruik (aankoopprijzen).
In handen van het buitenland
Transacties niet-financiële vennootschappen in handen van het buitenland.
In de nationale rekeningen is het buitenland als zodanig geen
institutionele sector. De transacties van het buitenland met Nederland
worden geregistreerd tussen ingezeten en niet-ingezeten eenheden.
In handen van de particuliere sector
In eigendom van de particuliere sector.
In handen van de overheid
Transacties niet-financiële vennootschapen in handen van de overheid.
Overheid:
De sector overheid is het geheel van het Rijk, de provincies, de
gemeenten, de samenwerkingsverbanden op grond van de Wet
Gemeenschappelijke Regelingen, de waterschappen en de publiekrechtelijke
bedrijfsorganisaties. Verder bestaat de overheid uit instellingen die
gecontroleerd en voornamelijk gefinancierd worden door de hiervoor
genoemde eenheden én daarbij niet voor de markt produceren, zoals ProRail,
de Open Universiteit en TNO, en de instanties die de sociale uitkeringen
verstrekken. Tot de overheid behoren ook de overheidsinstellingen die
werkzaam zijn in het buitenland, zoals ambassades. Omgekeerd worden
buitenlandse ambassades en internationale instellingen, zoals Europol en
het Internationaal gerechtshof, niet tot de Nederlandse overheid gerekend.
Vennootschappen maken in principe geen deel uit van de overheid, zelfs al
zijn ze geheel of gedeeltelijk eigendom van overheidsinstellingen, zoals
de NS, Schiphol en DNB (De Nederlandsche Bank). De overheid bestaat uit
verschillende subsectoren:
- Centrale overheid (CO);
- Lokale overheid (LO);
- Wettelijke sociale verzekeringsinstellingen (SV).
Vanuit de bedrijfsklassen gezien bestaat de overheid uit de
bedrijfsklassen overheidsbestuur en sociale verzekering, defensie en
gesubsidieerd onderwijs.
Daarnaast zijn er eenheden in een aantal andere bedrijfsklassen die ook
tot de sector overheid behoren, zoals:
- specifieke activiteiten van gemeenten, zoals reinigingsdiensten
(bedrijfsklasse milieudienstverlening), sociale werkplaatsen
(bedrijfsklasse overige industrie) en medische dienstverlening
(bedrijfsklasse gezondheids- en welzijnszorg) en aparte gemeenschappelijke
regelingen voor deze activiteiten;
- bureaus voor arbeidsbemiddeling, banenpools en het Jeugd Werk
Garantieplan (bedrijfsklasse uitzendbureaus);
- aan universiteiten gelieerde instituten (bedrijfsklasse speur- en
ontwikkelingswerk);
- opvangtehuizen en asielzoekerscentra (bedrijfsklasse gezondheids- en
welzijnszorg); .
- ideële organisaties, zoals Oxfam Novib en SNV (bedrijfsklasse overige
dienstverlening n.e.g. (niet elders genoemd)).
In handen van het buitenland
Transacties financiële instellingen in handen van het buitenland.
In de Nationale rekeningen is het buitenland als zodanig geen
institutionele sector. De transacties van het buitenland met Nederland
worden geregistreerd tussen ingezeten en niet-ingezeten eenheden.
Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen)
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is
gelijk aan het verschil tussen de productie (basisprijzen) en
het intermediair verbruik (aankoopprijzen).
In handen van de particuliere sector
In eigendom van de particuliere sector.
Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen)
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is
gelijk aan het verschil tussen de productie (basisprijzen) en
het intermediair verbruik (aankoopprijzen).
In handen van de overheid
Transacties financiële instellingen in handen van de overheid.
Overheid:
De sector overheid is het geheel van het Rijk, de provincies, de
gemeenten, de samenwerkingsverbanden op grond van de Wet
Gemeenschappelijke Regelingen, de waterschappen en de publiekrechtelijke
bedrijfsorganisaties. Verder bestaat de overheid uit instellingen die
gecontroleerd en voornamelijk gefinancierd worden door de hiervoor
genoemde eenheden én daarbij niet voor de markt produceren, zoals ProRail,
de Open Universiteit en TNO, en de instanties die de sociale uitkeringen
verstrekken. Tot de overheid behoren ook de overheidsinstellingen die
werkzaam zijn in het buitenland, zoals ambassades. Omgekeerd worden
buitenlandse ambassades en internationale instellingen, zoals Europol en
het Internationaal gerechtshof, niet tot de Nederlandse overheid gerekend.
Vennootschappen maken in principe geen deel uit van de overheid, zelfs al
zijn ze geheel of gedeeltelijk eigendom van overheidsinstellingen, zoals
de NS, Schiphol en DNB (De Nederlandsche Bank). De overheid bestaat uit
verschillende subsectoren:
- Centrale overheid (CO);
- Lokale overheid (LO);
- Wettelijke sociale verzekeringsinstellingen (SV).
Vanuit de bedrijfsklassen gezien bestaat de overheid uit de
bedrijfsklassen overheidsbestuur en sociale verzekering, defensie en
gesubsidieerd onderwijs.
Daarnaast zijn er eenheden in een aantal andere bedrijfsklassen die ook
tot de sector overheid behoren, zoals:
- specifieke activiteiten van gemeenten, zoals reinigingsdiensten
(bedrijfsklasse milieudienstverlening), sociale werkplaatsen
(bedrijfsklasse overige industrie) en medische dienstverlening
(bedrijfsklasse gezondheids- en welzijnszorg) en aparte gemeenschappelijke
regelingen voor deze activiteiten;
- bureaus voor arbeidsbemiddeling, banenpools en het Jeugd Werk
Garantieplan (bedrijfsklasse uitzendbureaus);
- aan universiteiten gelieerde instituten (bedrijfsklasse speur- en
ontwikkelingswerk);
- opvangtehuizen en asielzoekerscentra (bedrijfsklasse gezondheids- en
welzijnszorg); .
- ideële organisaties, zoals Oxfam Novib en SNV (bedrijfsklasse overige
dienstverlening n.e.g. (niet elders genoemd)).
Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen)
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is
gelijk aan het verschil tussen de productie (basisprijzen) en
het intermediair verbruik (aankoopprijzen).
Sectorspecifieke gegevens
Sectorspecifieke gegevens van enkele (sub)sectoren.
Publieke sector gecontr door de overheid
Publieke sector gecontroleerd door de Overheid.
In eigendom van de overheid.
Algemeen totalen
Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen)
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is gelijk aan
het verschil tussen de productie (basisprijzen) en het intermediair
verbruik (aankoopprijzen).
Publieke sector: afzonderlijk
Detaillering van de publieke sector naar sector overheid, niet-financiële
vennootschappen in handen van de overheid en financiële instellingen in
handen van de overheid.
Sector overheid
De sector overheid is het geheel van het Rijk, de provincies, de
gemeenten, de samenwerkingsverbanden op grond van de Wet
Gemeenschappelijke Regelingen, de waterschappen en de publiekrechtelijke
bedrijfsorganisaties. Verder bestaat de overheid uit instellingen die
gecontroleerd en voornamelijk gefinancierd worden door de hiervoor
genoemde eenheden én daarbij niet voor de markt produceren, zoals ProRail,
de Open Universiteit en TNO, en de instanties die de sociale uitkeringen
verstrekken. Tot de overheid behoren ook de overheidsinstellingen die
werkzaam zijn in het buitenland, zoals ambassades. Omgekeerd worden
buitenlandse ambassades en internationale instellingen, zoals Europol en
het Internationaal gerechtshof, niet tot de Nederlandse overheid gerekend.
Vennootschappen maken in principe geen deel uit van de overheid, zelfs al
zijn ze geheel of gedeeltelijk eigendom van overheidsinstellingen, zoals
de NS, Schiphol en DNB (De Nederlandsche Bank). De overheid bestaat uit
verschillende subsectoren:
- Centrale overheid (CO);
- Lokale overheid (LO);
- Wettelijke sociale verzekeringsinstellingen (SV).
Vanuit de bedrijfsklassen gezien bestaat de overheid uit de
bedrijfsklassen overheidsbestuur en sociale verzekering, defensie en
gesubsidieerd onderwijs.
Daarnaast zijn er eenheden in een aantal andere bedrijfsklassen die ook
tot de sector overheid behoren, zoals:
- specifieke activiteiten van gemeenten, zoals reinigingsdiensten
(bedrijfsklasse milieudienstverlening), sociale werkplaatsen
(bedrijfsklasse overige industrie) en medische dienstverlening
(bedrijfsklasse gezondheids- en welzijnszorg) en aparte gemeenschappelijke
regelingen voor deze activiteiten;
- bureaus voor arbeidsbemiddeling, banenpools en het Jeugd Werk
Garantieplan (bedrijfsklasse uitzendbureaus);
- aan universiteiten gelieerde instituten (bedrijfsklasse speur- en
ontwikkelingswerk);
- opvangtehuizen en asielzoekerscentra (bedrijfsklasse gezondheids- en
welzijnszorg); .
- ideële organisaties, zoals Oxfam Novib en SNV (bedrijfsklasse overige
dienstverlening n.e.g. (niet elders genoemd)).
Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen)
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is gelijk aan
het verschil tussen de productie (basisprijzen) en het intermediair
verbruik (aankoopprijzen).
Niet-financiële vennootschappen
Vanuit de sectoren gezien:
Deze sector bevat alle (quasi-)vennootschappen met als hoofdfunctie het
produceren van goederen en verhandelbare niet-financiële diensten:
- alle vennootschappen (nv's en bv's), quasi-vennootschappen en
coöperatieve verenigingen die niet tot de financiële instellingen worden
gerekend (zie financiële instellingen);
- alle Instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens
(stichtingen en verenigingen) die niet tot de andere sectoren worden
gerekend. Voorbeelden zijn bejaardenoorden, ziekenhuizen en
woningcorporaties;
- overheidsbedrijven (vennootschappen die geheel of gedeeltelijk eigendom
zijn van de overheid) zoals de NS.
Vanuit de bedrijfsklassen gezien:
De sector niet-financiële vennootschappen bevat alle bedrijfseenheden die
niet bij de andere sectoren zijn ingedeeld.
Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen)
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is gelijk aan
het verschil tussen de productie (basisprijzen) en het intermediair
verbruik (aankoopprijzen).
Financiële instellingen
Vanuit de sectoren gezien:
Deze sector bevat alle (quasi-)vennootschappen met als hoofdfunctie
financiële intermediatie, dat wil zeggen het aantrekken, transformeren en
distribueren van financiële middelen.
De sector financiële instellingen bestaat uit drie subsectoren: monetaire
financiële instellingen, verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen en
overige financiële instellingen.
Niet in de sector financiële instellingen begrepen zijn:
- juridisch zelfstandige beleggingsmaatschappijen in het bezit van één of
enkele eigenaren, die zelf niet tot de financiële instellingen behoren.
Deze zijn ingedeeld bij de sector waartoe de eigenaar behoort;
-- niet onder toezicht staande fondsen gericht op de pensioenverzekering
van één enkel persoon (pensioen-bv's). Deze zijn ingedeeld bij de sector
huishoudens;
- financiële hulpbedrijven en dergelijke die geen rechtspersoonlijkheid
bezitten. Deze zijn ingedeeld bij de sector huishoudens.
Vanuit de bedrijfsklassen gezien:
De sector financiële instellingen bevat alle eenheden uit de
bedrijfsklassen banken, verzekeringswezen en pensioenfondsen en financiële
hulpactiviteiten, met uitzondering van de niet onder toezicht staande
financiële eenheden die werkzaam zijn voor een niet-financiële
vennootschap, waarvan zij onderdeel vormen.
Daarnaast zijn er eenheden in een aantal andere bedrijfsklassen die
eveneens tot de sector financiële instellingen behoren. Voorbeelden
hiervan zijn:
- operationele lease door maatschappijen die onderdeel vormen van een
financiële instelling (bedrijfsklasse verhuur van roerende goederen);
- houdstermaatschappijen van verzekeringsmaatschappijen en monetaire
financiële instellingen die zelf niet onder toezicht staan (bedrijfsklasse
economische dienstverlening);
- werkgevers-, werknemers- en beroepsorganisaties voor zover die in
verband staan met financiële instellingen (bedrijfsklasse overige
dienstverlening n.e.g. (niet elders genoemd)).
Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen)
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is gelijk aan
het verschil tussen de productie (basisprijzen) en het intermediair
verbruik (aankoopprijzen).