Inkomens- en vermogensrekeningen; sectorgegevens, 1988-2011

Inkomens- en vermogensrekeningen; sectorgegevens, 1988-2011

Sectoren Perioden Macro-economische saldi Inkomensrekening Exploitatieoverschot (netto) (mln euro) Macro-economische saldi Inkomensrekening Primair inkomen (netto) (mln euro) Macro-economische saldi Inkomensrekening Gemengd inkomen (netto) (mln euro) Macro-economische saldi Inkomensrekening Nationaal inkomen (netto) (mln euro) Macro-economische saldi Inkomensrekening Beschikbaar inkomen (netto) (mln euro) Macro-economische saldi Inkomensrekening Alternatief beschikbaar inkomen (netto) (mln euro) Macro-economische saldi Inkomensrekening Beschikbaar nationaal inkomen (netto) (mln euro) Macro-economische saldi Inkomensrekening Besparingen (netto) (mln euro) Macro-economische saldi Inkomensrekening Nationale besparingen (netto) (mln euro) Macro-economische saldi Inkomensrekening Saldo lopende trans. met het buitenland (mln euro) Kerncijfers Inkomensvorming Beloning van werknemers (% toeg. waarde) (%) Kerncijfers Inkomensvorming Sociale premies (% bbp) (%) Kerncijfers Inkomensverdeling Ontv. inkomen uit verm. (% tot. vord.) (%) Kerncijfers Inkomensverdeling Premies wettel. soc. verzek. (% bbp) (%) Kerncijfers Inkomensverdeling Sociale uitkeringen (% bbp) (%) Kerncijfers Inkomensverdeling Inkomen uit bedrijfsuitoefening (mln euro) Kerncijfers Inkomensverdeling Belast. en premies soc. verz. (% bbp) (%) Kerncijfers Inkomensverdeling Belastingen (% bbp) (%) Kerncijfers Inkomensbesteding Consumptieve bestedingen (% bbp) (%) Kerncijfers Inkomensbesteding Consumptieve bestedingen (% vol.mut.) (%) Kerncijfers Inkomensbesteding Consumptieve bested. (% beschikb. ink.) (%) Kerncijfers Inkomensbesteding Consumptieve bested. per inwoner (euro) (euro) Kerncijfers Inkomensbesteding Werkelijke individuele consumptie (mln euro) Kerncijfers Inkomensbesteding Werkelijke individuele cons. (% bbp) (%) Kerncijfers Inkomensbesteding Werkelijke individuele cons.(% vol.mut.) (%) Kerncijfers Inkomensbesteding Werk. ind. cons.(% alternatief bes.ink.) (%) Kerncijfers Inkomensbesteding Werkelijke individuele cons. per inwoner (euro) Kerncijfers Inkomensbesteding Collectieve consumptie (% bbp) (%) Kerncijfers Inkomensbesteding Saldo lopende trans. van Nederl. (% bbp) (%) Productie, inkomensverd. en financiering Middelen Overige inkomensoverdrachten Totaal overige inkomensoverdrachten (mln euro) Productie, inkomensverd. en financiering Middelen Overige inkomensoverdrachten Schadeverzekeringspremies (mln euro) Productie, inkomensverd. en financiering Middelen Overige inkomensoverdrachten Schadeverzekeringsuitkeringen (mln euro) Productie, inkomensverd. en financiering Middelen Overige inkomensoverdrachten Overige inkomensoverdrachten n.e.g. (mln euro) Productie, inkomensverd. en financiering Bestedingen Overige inkomensoverdrachten Totaal overige inkomensoverdrachten (mln euro) Productie, inkomensverd. en financiering Bestedingen Overige inkomensoverdrachten Schadeverzekeringspremies (mln euro) Productie, inkomensverd. en financiering Bestedingen Overige inkomensoverdrachten Schadeverzekeringsuitkeringen (mln euro) Productie, inkomensverd. en financiering Bestedingen Overige inkomensoverdrachten Overige inkomensoverdrachten n.e.g. (mln euro)
Totale economie 2011* 144.102 36.467 518.454 509.206 70.020 38,1 73,0 -0,6 146.123 13.605 15.477 117.041 155.475 15.477 13.605 126.393
Buitenland 2011* -49.835 8,3 15.164 2.040 168 12.956 5.812 168 2.040 3.604
Niet-financiële vennootschappen 2011* 88.496 76.406 65.503 65.503 60,7 114.909 2.506 2.506 - 3.694 2.506 1.188
Financiële instellingen 2011* 19.139 13.992 28.914 11.037 42,5 60,4 15.074 13.605 1.469 - 15.074 1.469 13.605 -
···Monetaire financiële instellingen 2011* 12.434 8.497 7.955 7.955 37,1 260 260 260 260 -
···Verzekeringsinst. en pensioenfondsen 2011* 3.390 2.943 20.411 2.534 49,4 8,7 5,7 14.805 13.605 1.200 - 14.805 1.200 13.605 -
···Overige financiële instellingen 2011* 3.315 2.552 548 548 48,5 9 9 9 9 -
Overheid (geconsolideerd) 2011* - 65.011 147.426 -20.731 22,6 37,9 27,9 0,1 17,1 10,8 2.270 310 1.960 10.123 310 9.813
Overheid (niet geconsolideerd) 2011* - 65.011 147.426 -20.731 22,6 37,9 27,9 0,1 17,1 10,8 100.763 310 100.453 108.616 310 108.306
···Centrale overheid 2011* - 62.799 26.203 -11.228 3,5 21,7 6,2 1,3 4,9 8.795 34 8.761 95.029 34 94.995
···Lokale overheid 2011* - 3.695 65.607 -2.454 1,5 1,4 11,3 6,1 5,2 75.686 276 75.410 12.645 276 12.369
···Wettelijke sociale verzekeringsinst. 2011* - -1.483 55.616 -7.049 14,8 17,6 10,4 9,8 0,7 16.282 16.282 942 942
Huishoudens 2011* 362.610 36.467 263.927 372.213 16.104 25,7 44,2 -1,1 100,7 15.924 374.068 62,1 -0,1 100,5 22.411 21.555 11.155 10.400 24.867 11.155 13.712
Inst. zonder winstoogmerk t.b.v. Huish. 2011* - 435 3.436 -1.893 6.225 37 6.188 3.224 37 3.187
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat de gegevens van het rekeningenstelsel in de vorm van sectortabellen. Deze gegevens zijn bedoeld om voor (sub) sectoren een gedetailleerd en overzichtelijk beeld te geven van de totale beschikbare middelen en bestedingen (inclusief de financiële middelen en bestedingen). De saldi zijn terug te vinden in de rubriek macro-
economische saldi.

Bij de overheid zijn ook gegevens opgenomen waarin de onderlinge transacties zijn geconsolideerd, waardoor de werkelijke inkomsten en uitgaven van de overheid tot uitdrukking komen.

Bovendien geeft deze serie een overzicht van alle economische deelprocessen zoals productie, inkomensverdeling en financiering. Op deze wijze krijgt men een beschrijving van de rol die elke sector speelt, bijvoorbeeld de overheid bij inkomensverdeling en kredietinstellingen bij financiering. Vervolgens ziet men de omvang en samenhang van de
verschillende economische activiteiten en hun relatie met de rest van de economie en het buitenland.

In 2005 zijn de nationale rekeningen herzien aan de hand van conceptuele wijzigingen op de internationale richtlijnen van de Europese Unie (ESR 1995). Bovendien zijn nieuwe statistische inzichten en nieuwe bronnen in deze revisie 2001 verwerkt.

De hierboven genoemde macro-economische variabelen worden voornamelijk in waarde in werkelijke prijzen weergegeven, uitgedrukt in miljoenen euro.

Frequentie: Stopgezet

Gegevens beschikbaar vanaf: 1988

Status van de cijfers:
De cijfers vanaf 1988 zijn definitief. De twee meest recente jaren hebben
nog een (nader) voorlopig karakter.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Deze tabel is stopgezet per 09-10-2012 en vervangen door de tabel Lopende transacties naar sectoren.

Toelichting onderwerpen

Macro-economische saldi
Deze rubriek bevat een aantal veel voorkomende macro-saldi zoals
binnenlands product, nationaal inkomen, nationale besparingen en
vorderingensaldo. Het zijn kernbegrippen in de macro-economie.
Inkomensrekening
Deze rekening beschrijft de sectorale verdeling van de gevormde
toegevoegde waarde tegen basisprijzen over de beloning van werknemers, het
saldo van niet-productgebonden belastingen en subsidies en het bruto
exploitatieoverschot. Het bruto exploitatieoverschot is het resultaat
voordat rekening is gehouden met afschrijvingen, rente, dividend, enz.
Bij de sector huishoudens wordt het saldo van deze rekening gemengd
inkomen genoemd omdat het naast het exploitatieoverschot ook de beloning
voor geleverde arbeid van zelfstandigen en hun medewerkende gezinsleden
bevat.
Exploitatieoverschot (netto)
Het netto exploitatieoverschot / gemengd inkomen is gelijk aan het bruto
exploitatieoverschot / gemengd inkomen verminderd met de afschrijvingen.
Het bruto exploitatieoverschot per bedrijfsklasse is het saldo dat
resteert nadat de toegevoegde waarde tegen basisprijzen is verminderd met
de beloning van werknemers en het saldo van niet-productgebonden
belastingen op productie en niet-productgebonden subsidies op productie.
Bij zelfstandigen wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat het ook de
beloning voor de door hen geleverde arbeid bevat.
Het exploitatieoverschot van de totale economie wordt bepaald door het
totaal van de bedrijfsklassen te vermeerderen met het verschil
toegerekende en afgedragen belasting over de toegevoegde waarde (btw).
Primair inkomen (netto)
Het inkomen dat de sectoren (zoals huishoudens, niet-financiële
vennootschappen en de overheid) ontvangen voor hun directe deelname aan
het productieproces. Daarnaast ook het inkomen dat de eigenaar van een
vordering of grond en andere niet-geproduceerde activa ontvangt voor het
verstrekken van die middelen, of voor het ter beschikking stellen van die
middelen aan een andere institutionele eenheid. De som van de primaire
inkomens van alle sectoren samen is gelijk aan het nationaal inkomen.
Het primair inkomen (netto) is gelijk aan het primair inkomen (bruto)
verminderd met de afschrijvingen.
Gemengd inkomen (netto)
Het netto exploitatieoverschot / gemengd inkomen is gelijk aan het bruto
exploitatieoverschot / gemengd inkomen verminderd met de afschrijvingen.
Het bruto exploitatieoverschot per bedrijfsklasse is het saldo dat
resteert nadat de toegevoegde waarde tegen basisprijzen is verminderd met
de beloning van werknemers en het saldo van niet-productgebonden
belastingen op productie en niet-productgebonden subsidies op productie.
Bij zelfstandigen wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat het ook de
beloning voor de door hen (zelfstandigen en hun medewerkende gezinsleden)
geleverde arbeid bevat.
Nationaal inkomen (netto)
Het nationaal inkomen is gelijk aan het bruto binnenlands product (bbp)
plus het per saldo uit het buitenland ontvangen (primaire) inkomen.
Het netto nationaal inkomen is gelijk aan het bruto nationaal inkomen min
de afschrijvingen.
Beschikbaar inkomen (netto)
Dit geeft aan over welk inkomen een sector kan beschikken na herverdeling
van het primaire inkomen door al dan niet verplichte inkomensoverdrachten
tussen de sectoren (belastingen op inkomen en vermogen, sociale premies en
uitkeringen en overige inkomensoverdrachten).
Alternatief beschikbaar inkomen (netto)
Het beschikbaar inkomen (netto) van huishoudens plus de individuele
consumptie door de overheid plus de consumptieve bestedingen door
instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens.
Beschikbaar nationaal inkomen (netto)
De som van het beschikbaar inkomen (exclusief de afschrijvingen) van alle
sectoren samen. Het is gelijk aan het nationaal inkomen plus de per saldo
uit het buitenland ontvangen inkomensoverdrachten.
Besparingen (netto)
Het verschil tussen het beschikbare inkomen en de consumptieve
bestedingen.
Van grote invloed op de omvang van de besparingen van de huishoudens en de
verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen is de registratiewijze van de
verzekeringstransacties. De gevolgde registratiewijze leidt ertoe dat de
opbouw van de verzekeringstechnische voorzieningen als besparingen van
huishoudens wordt geregistreerd. De 'correctie pensioenvoorziening' zorgt
ervoor dat de verandering in pensioenvoorziening (niet opgenomen in het
beschikbaar inkomen) ook in de besparingen tot uitdrukking wordt gebracht.
Nationale besparingen (netto)
Het verschil tussen het beschikbare inkomen en de consumptieve
bestedingen. De nationale besparingen zijn de besparingen van de totale
economie. Netto is exclusief afschrijvingen.
Saldo lopende trans. met het buitenland
Saldo lopende transacties met het buitenland.
Deze transactie is opgebouwd uit drie onderdelen:
- het uitvoeroverschot, dat is het bedrag waarmee de uitvoer de invoer
overtreft;
- het saldo uit het buitenland ontvangen primaire inkomens. De primaire
inkomens omvatten belastingen op productie en invoer, subsidies, beloning
van werknemers en inkomen uit vermogen, zoals rente en dividend;
- het saldo uit het buitenland ontvangen inkomensoverdrachten. De
inkomensoverdrachten omvatten de dividendbelasting, de uitkeringen sociale
verzekering en de overige inkomensoverdrachten.
Het saldo lopende transacties van Nederland met het buitenland wijkt af
van het saldo lopende rekening volgens de betalingsbalans op
transactiebasis, zoals vastgesteld door De Nederlandsche Bank in
samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek CBS). De
verschillen tussen beide saldi worden vooral veroorzaakt door definitie-
en meetverschillen.
Kerncijfers
Cijfers die de belangrijkste ontwikkelingen uit de nationale rekeningen
weergeven.
Inkomensvorming
Deze rekening beschrijft de sectorale verdeling van de gevormde
toegevoegde waarde tegen basisprijzen over de beloning van werknemers, het
saldo van niet-productgebonden belastingen en subsidies en het bruto
exploitatieoverschot. Het bruto exploitatieoverschot is het resultaat
voordat rekening is gehouden met afschrijvingen, rente, dividend, enz. Bij
de sector huishoudens wordt het saldo van deze rekening gemengd inkomen
genoemd omdat het naast het exploitatieoverschot ook de beloning voor
geleverde arbeid van zelfstandigen en hun medewerkende gezinsleden bevat.
Het exploitatieoverschot/gemengd inkomen is in eerste instantie bruto
geregistreerd (vóór aftrek van afschrijvingen). Omdat bij de inkomenssaldi
een nettoregistratie relevanter is, zijn vervolgens op het saldo de
afschrijvingen in mindering gebracht.
Beloning van werknemers (% toeg. waarde)
Beloning van werknemers (% toegevoegde waarde).
Beloning van werknemers: De beloning voor geleverde arbeid door
werknemers. Werknemers zijn alle ingezeten en niet-ingezeten personen die
in Nederland in dienstbetrekking werkzaam zijn. Ook directeuren van nv's
en bv's behoren tot de werknemers, dus hun salarissen zijn ook in de
beloning van werknemers begrepen. Hetzelfde geldt voor medewerkers van
sociale werkplaatsen.
De beloning van werknemers heeft twee componenten: lonen enerzijds en
sociale premies ten laste van werkgevers anderzijds. De lonen zijn
inclusief de door de werkgever ingehouden loonbelasting en de sociale
premies die ten laste komen van de werknemers. Verder omvatten de lonen
naast het periodiek, direct aan werknemers betaalde loon ook de
aanvullingen hierop (zoals bonussen, overwerkvergoeding, fooien en
provisie), het loon in natura (zoals vrij wonen, vrije voeding, 'auto van
de zaak', korting op kinderopvang, rentevoordeel, voordelig reizen) en het
vakantiegeld. Ook bepaalde vergoedingen voor kosten die door werknemers
zijn gemaakt in verband met de dienstbetrekking, zoals vergoeding voor de
kosten van het woon-werkverkeer, zijn tot de lonen gerekend. De sociale
premies zijn de premies wettelijke sociale verzekering, pensioenpremies,
overige particuliere sociale premies en toegerekende sociale premies. Deze
premies komen ten laste van werkgevers, werknemers, zelfstandigen of
niet-werkenden.
% Toegevoegde waarde: Variabele uitgedrukt als percentage van de
toegevoegde waarde.
Sociale premies (% bbp)
Sociale premies: Dit zijn de premies wettelijke sociale verzekering,
pensioenpremies, overige particuliere sociale premies en toegerekende
sociale premies. Deze premies komen ten laste van werkgevers, werknemers,
zelfstandigen en niet-werkenden.
% bbp: Variabele uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands
product.
Inkomensverdeling
Betreft de primaire en secundaire inkomensverdeling. Op de primaire
inkomensverdelingsrekening wordt bij de middelen het inkomen geregistreerd
dat de sectoren ontvangen voor hun directe deelname aan het
productieproces alsmede het inkomen uit vermogen, dat wil zeggen het
inkomen dat zij ontvangen in ruil voor het beschikbaar stellen van
financiële middelen, grond etc. Bij de bestedingen wordt het betaalde
inkomen uit vermogen geregistreerd. De secundaire
inkomensverdelingsrekening laat zien hoe het primaire inkomen van de
sectoren wordt herverdeeld door belastingen op inkomen en vermogen,
sociale premies (waaronder pensioenpremies), sociale uitkeringen
(waaronder pensioenuitkeringen) en overige inkomensoverdrachten.
Ontv. inkomen uit verm. (% tot. vord.)
Ontvangen inkomen uit vermogen (% totale vorderingen).
Het inkomen dat de eigenaar van een vordering of van materiële
niet-geproduceerde activa ontvangt in ruil voor het verstrekken van
financiële middelen of het ter beschikking stellen van de materiële
niet-geproduceerde activa aan een andere institutionele eenheid. Inkomen
uit vermogen bestaat uit: rente, winstuitkeringen (dividenden en inkomen
onttrokken aan quasi-vennootschappen), ingehouden winsten op directe
buitenlandse investeringen, inkomen uit vermogen toegerekend aan
polishouders en inkomen uit grond en minerale reserves.
Premies wettel. soc. verzek. (% bbp)
Premies wettelijke sociale verzekeringen (% bbp).
Premies wettelijke sociale verzekeringen: Premies die door huishoudens
worden betaald aan wettelijke sociale verzekeringsinstellingen,
verzekeringsmaatschappijen of pensioenfondsen met sociale
verzekeringsregelingen ter financiering van de sociale uitkeringen.
% bbp: Variabele uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands
product.
Sociale uitkeringen (% bbp)
Sociale uitkeringen: Deze uitkeringen worden aan huishoudens toegekend om
financiële zekerheid te bieden tegen een aantal risico's (zoals ziekte,
invaliditeit, arbeidsongeschiktheid, ouderdom, het overlijden van naasten
en werkloosheid) of om in bepaalde behoeftes te voorzien (zoals
huisvesting en onderwijs). Hieronder vallen de uitkeringen wettelijke
sociale verzekering, uitkeringen sociale voorziening, pensioenuitkeringen,
overige particuliere sociale premies en uitkeringen rechtstreeks door
werkgevers.
% bbp: Variabele uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands
product.
Inkomen uit bedrijfsuitoefening
Het exploitatieoverschot plus het ontvangen inkomen uit vermogen min de
betaalde rente op schulden en het betaalde inkomen uit grond. Inkomen uit
vermogen dat in de vorm van dividend of ingehouden winsten door de
vennootschappen wordt betaald, wordt bij het inkomen uit
bedrijfsuitoefening van de vennootschappen meegeteld.
Belast. en premies soc. verz. (% bbp)
Belastingen en premies wettelijke sociale verzekering (% bbp).
De belastingen op productie en invoer plus de belastingen op inkomen en
vermogen plus de premies wettelijke sociale verzekering plus de
vermogensheffingen, uitgedrukt in procenten van het binnenlands product
(bruto, marktprijzen).
Belastingen (% bbp)
Belastingen: Belastingen zijn verplichte betalingen aan de overheid en de
Europese Unie (EU) waar geen directe tegenpresentatie tegenover staat. De
belastingen worden onderverdeeld in:
- belastingen op productie en invoer;
- belastingen op inkomen en vermogen;
- vermogensheffingen (kapitaaloverdrachten).
% bbp: Variabele uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands
product.
Inkomensbesteding
Deze rekening laat zien welk deel van het beschikbaar inkomen wordt
besteed aan consumptie en welk deel wordt bespaard. Alleen bij de
overheid, de huishoudens en de instellingen zonder winstoogmerk ten
behoeve van huishoudens is er sprake van consumptie. Bij de middelen van
deze rekening is de post 'correctie pensioenvoorziening' opgenomen. Deze
correctie neutraliseert (het saldo van) de pensioenpremies en de
uitkeringen die als sociale premies of uitkeringen zijn opgenomen op de
inkomensrekening (secundaire verdeling). Voor de
levensverzekeringstransacties, die gezien worden als financiële
transactie, behoeft een dergelijke correctie niet te worden opgenomen. De
registratiewijze van de verzekeringstransacties leidt ertoe dat de opbouw
van de pensioen- en levensverzekeringsvoorzieningen als besparingen van
huishoudens wordt gezien.
Consumptieve bestedingen (% bbp)
De consumptieve bestedingen uitgedrukt in procenten van het binnenlands
product (bruto, marktprijzen).
Consumptieve bestedingen (% vol.mut.)
Consumptieve bestedingen (% volumemutaties).
Consumptieve bestedingen: Uitgaven voor goederen en diensten die worden
gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van individuele behoeften of
wensen of van de collectieve behoeften van leden van de gemeenschap. De
consumptieve bestedingen kunnen zowel op het eigen grondgebied als in het
buitenland worden gedaan.
Consumptieve bestedingen vinden plaats door huishoudens, instellingen
zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens en de overheid.
% Volumemutaties: Het gewogen gemiddelde van de veranderingen in de
hoeveelheid en de kwaliteit van de onderdelen van een bepaalde goederen-
of dienstentransactie of salditransactie, jaarlijkse procentuele
veranderingen.
Consumptieve bested. (% beschikb. ink.)
Consumptieve bestedingen (% beschikbaar inkomen).
Consumptieve bestedingen zijn uitgaven voor goederen en diensten die
worden gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van individuele of
collectieve behoeften en wensen. Het beschikbaar inkomen geeft aan over
welk inkomen de sector huishoudens kan beschikken na herverdeling van het
primaire inkomen door al dan niet verplichte inkomensoverdrachten tussen
de sectoren (belastingen op inkomen en vermogen, sociale premies en
uitkeringen en overige inkomensoverdrachten).
De registratiewijze van de verzekeringstransacties leidt ertoe dat de
verandering in pensioenvoorzieningen niet zijn opgenomen in het
beschikbaar inkomen van huishoudens.
Consumptieve bested. per inwoner (euro)
Consumptieve bestedingen per inwoner (euro).
Consumptieve bestedingen zijn uitgaven voor goederen en diensten die
worden gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van individuele of
collectieve behoeften en wensen. De consumptieve bestedingen per inwoner
zijn de totale consumptieve bestedingen gedeeld door het gemiddeld aantal
inwoners van Nederland of de betreffende regio in de verslagperiode.
Werkelijke individuele consumptie
Consumptieve bestedingen hebben betrekking op de uitgaven voor
consumptiegoederen en -diensten. De werkelijke individuele consumptie
daarentegen betreft de verwerving van consumptiegoederen en -diensten. Het
verschil tussen deze begrippen wordt veroorzaakt door de behandeling van
bepaalde goederen en diensten die door de overheid of Instellingen zonder
winstoogmerk ten behoeve van huishoudens worden gefinancierd, en
vervolgens als sociale overdrachten in natura aan de huishoudens worden
geleverd.
Hieronder valt het merendeel van de uitgaven van de overheid op het gebied
van gezondheid, onderwijs en sociale bescherming. De consumptie door
Instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens wordt geheel
tot de individuele consumptie gerekend.
De werkelijke individuele consumptie door huishoudens wordt als volgt
berekend:
consumptieve bestedingen door huishoudens
plus: consumptieve bestedingen door Instellingen zonder winstoogmerkten
behoeve van huishoudens
plus: individuele consumptie door de overheid
= werkelijke individuele consumptie.
Werkelijke individuele cons. (% bbp)
Werkelijke individuele consumptie (% bbp).
Werkelijke individuele consumptie: Consumptieve bestedingen hebben
betrekking op de uitgaven voor consumptiegoederen en -diensten. De
werkelijke individuele consumptie daarentegen betreft de verwerving van
consumptiegoederen en -diensten. Het verschil tussen deze begrippen wordt
veroorzaakt door de behandeling van bepaalde goederen en diensten die door
de overheid of Instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van
huishoudens worden gefinancierd, en vervolgens als sociale overdrachten in
natura aan de huishoudens worden geleverd.
Hieronder valt het merendeel van de uitgaven van de overheid op het gebied
van gezondheid, onderwijs en sociale bescherming. De consumptie door
Instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens wordt geheel
tot de individuele consumptie gerekend.
De werkelijke individuele consumptie door huishoudens wordt als volgt
berekend:
consumptieve bestedingen door huishoudens
plus: consumptieve bestedingen door Instellingen zonder winstoogmerkten
behoeve van huishoudens
plus: individuele consumptie door de overheid
= werkelijke individuele consumptie.
% bbp: Variabele uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands
product.
Werkelijke individuele cons.(% vol.mut.)
Werkelijke individuele consumptie (% volumemutaties).
Werkelijke individuele consumptie: Consumptieve bestedingen hebben
betrekking op de uitgaven voor consumptiegoederen en -diensten. De
werkelijke individuele consumptie daarentegen betreft de verwerving van
consumptiegoederen en -diensten. Het verschil tussen deze begrippen wordt
veroorzaakt door de behandeling van bepaalde goederen en diensten die door
de overheid of Instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van
huishoudens worden gefinancierd, en vervolgens als sociale overdrachten in
natura aan de huishoudens worden geleverd.
Hieronder valt het merendeel van de uitgaven van de overheid op het gebied
van gezondheid, onderwijs en sociale bescherming. De consumptie door
Instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens wordt geheel
tot de individuele consumptie gerekend.
De werkelijke individuele consumptie door huishoudens wordt als volgt
berekend:
consumptieve bestedingen door huishoudens
plus: consumptieve bestedingen door Instellingen zonder winstoogmerkten
behoeve van huishoudens
plus: individuele consumptie door de overheid
= werkelijke individuele consumptie.
% Volumemutaties: Het gewogen gemiddelde van de veranderingen in de
hoeveelheid en de kwaliteit van de onderdelen van een bepaalde goederen-
of dienstentransactie of salditransactie, jaarlijkse procentuele
veranderingen.
Werk. ind. cons.(% alternatief bes.ink.)
Werkelijke individuele consumptie in procenten van het alternatief
beschikbaar inkomen.
Werkelijke individuele consumptie: consumptieve bestedingen hebben
betrekking op de uitgaven voor consumptiegoederen en -diensten, de
werkelijke individuele consumptie daarentegen betreft de verwerving van
consumptiegoederen en -diensten. Het verschil tussen deze begrippen wordt
veroorzaakt door de behandeling van bepaalde goederen en diensten die door
de overheid of Instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van
huishoudens worden gefinancierd, en vervolgens als sociale overdrachten in
natura aan de huishoudens worden geleverd.
Hieronder valt het merendeel van de uitgaven van de overheid op het gebied
van gezondheid, onderwijs en sociale bescherming. De consumptie door
Instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens wordt geheel
tot de individuele consumptie gerekend.
De werkelijke individuele consumptie door huishoudens wordt als volgt
berekend:
consumptieve bestedingen door huishoudens
plus: consumptieve bestedingen door Instellingen zonder winstoogmerk ten
behoeve van huishoudens plus: individuele consumptie door de
overheid
= werkelijke individuele consumptie.
Werkelijke individuele cons. per inwoner
Werkelijke individuele consumptie per inwoner.
Consumptieve bestedingen zijn uitgaven voor goederen en diensten die
worden gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van individuele of
collectieve behoeften en wensen. De werkelijke individuele consumptie
daarentegen betreft de verwerving van consumptiegoederen en -diensten. Het
verschil tussen deze begrippen wordt veroorzaakt door de behandeling van
bepaalde goederen en diensten die door de overheid of Instellingen zonder
winstoogmerk ten behoeve van huishoudens worden gefinancierd, en
vervolgens als sociale overdrachten in natura aan de huishoudens worden
geleverd. Hieronder valt het merendeel van de uitgaven van de overheid op
het gebied van gezondheid, onderwijs en sociale bescherming. De consumptie
door Instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens wordt
geheel tot de individuele consumptie gerekend. De werkelijke individuele
consumptie door huishoudens wordt berekend door de consumptieve
bestedingen door huishoudens op te tellen met de consumptieve bestedingen
door Instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens en de
individuele consumptie door de overheid. De consumptieve bestedingen per
inwoner zijn de totale consumptieve bestedingen gedeeld door het gemiddeld
aantal inwoners van Nederland of de betreffende regio in de
verslagperiode.
Collectieve consumptie (% bbp)
Collectieve consumptie: Het collectief gebruik van diensten die worden
verleend aan alle leden van de samenleving of aan alle leden van een
bepaald deel van de samenleving. Collectieve consumptie vindt uitsluitend
plaats bij de overheid en betreft met name uitgaven voor diensten op het
gebied van:
- openbaar bestuur, beveiliging en defensie;
- ordehandhaving, wet- en regelgeving;
- milieubescherming;
- speur- en ontwikkelingswerk;
- infrastructuur en economische ontwikkeling.
De werkelijke collectieve consumptie wordt berekend door de individuele
consumptie van de totale consumptieve bestedingen door de overheid af te
trekken.
% bbp: Variabele uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands
product.
Saldo lopende trans. van Nederl. (% bbp)
Saldo lopende transacties van Nederland (% bbp).
Het saldo lopende transacties van het buitenland met Nederland, uitgedrukt
in procenten van het binnenlands product (bruto, marktprijzen). Het saldo
lopende transacties van het buitenland met Nederland is opgebouwd uit drie
onderdelen:
- het uitvoeroverschot, dat is het bedrag waarmee de uitvoer de invoer
overtreft;
- het saldo uit het buitenland ontvangen primaire inkomens. De primaire
inkomens omvatten belastingen op productie en invoer, subsidies, beloning
van werknemers en inkomen uit vermogen, zoals rente en dividend;
- het saldo uit het buitenland ontvangen inkomensoverdrachten. De
inkomensoverdrachten omvatten de dividendbelasting, de uitkeringen sociale
verzekering en de overige inkomensoverdrachten.
Het saldo lopende transacties van Nederland met het buitenland wijkt af
van het saldo lopende rekening volgens de betalingsbalans op
transactiebasis, zoals vastgesteld door De Nederlandsche Bank in
samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek. De verschillen
tussen beide saldi worden vooral veroorzaakt door definitie- en
meetverschillen.
Productie, inkomensverd. en financiering
Overzicht van middelen en bestedingen die voortkomen uit de productie van
goederen en diensten, de inkomensverdeling en kapitaaloverdrachten.
Middelen
Herkomst van ontvangsten.
Overige inkomensoverdrachten
Inkomensoverdrachten die niet in de andere categorieën zijn ingedeeld.
Totaal overige inkomensoverdrachten
Inkomensoverdrachten die niet in de andere categorieën zijn ingedeeld.
Hieronder vallen onder andere schadeverzekeringspremies en - uitkeringen.
Daarnaast onderlinge overdrachten tussen de verschillende
overheidsinstellingen en inkomensoverdrachten in verband met
internationale samenwerking.
Schadeverzekeringspremies
Premies die betaald worden om de schade te verzekeren als gevolg van
bijvoorbeeld een ongeval, ziekte, diefstal of aanrijding.
De premies worden betaald door polishouders aan verzekeringsinstellingen.
Omdat de vergoeding voor verzekeringsdiensten bij
schadeverzekeringsmaatschappijen wordt berekend als het verschil tussen de
brutopremies (in rekening gebrachte premies en de aanvulling uit het
beleggingsinkomen) en de uitkeringen, zijn de schadeverzekeringspremies
gelijk aan de uitkeringen.
Schadeverzekeringsuitkeringen
Uitkeringen die betaald worden ter compensatie van schade als gevolg van
bijvoorbeeld een ongeval, ziekte, diefstal of aanrijding. De uitkeringen
worden betaald door verzekeringsinstellingen aan polishouders.
Overige inkomensoverdrachten n.e.g.
Onder de overige inkomensoverdrachten niet elders genoemd (n.e.g.) worden
alle nog niet eerder genoemde transacties geboekt, die niet het karakter
hebben van een kapitaaloverdracht. Hiertoe behoren voornamelijk de
onderlinge overdrachten tussen de verschillende overheidsinstellingen en
inkomensoverdrachten in verband met internationale samenwerking.
Kapitaaloverdracht zijn niet-periodieke bijdragen en worden daarom niet
tot de inkomensoverdrachten gerekend. Inkomensoverdrachten zijn periodieke
bijdragen om niet. Niet-periodieke bijdragen zijn kapitaaloverdrachten.
Bestedingen
Bestemming van uitgaven.
Overige inkomensoverdrachten
Inkomensoverdrachten die niet in de andere categorieën zijn ingedeeld.
Totaal overige inkomensoverdrachten
Inkomensoverdrachten die niet in de andere categorieën zijn ingedeeld.
Hieronder vallen onder andere schadeverzekeringspremies en - uitkeringen.
Daarnaast onderlinge overdrachten tussen de verschillende
overheidsinstellingen en inkomensoverdrachten in verband met
internationale samenwerking.
Schadeverzekeringspremies
Premies die betaald worden om de schade te verzekeren als gevolg van
bijvoorbeeld een ongeval, ziekte, diefstal of aanrijding.
De premies worden betaald door polishouders aan verzekeringsinstellingen.
Omdat de vergoeding voor verzekeringsdiensten bij
schadeverzekeringsmaatschappijen wordt berekend als het verschil tussen de
brutopremies (in rekening gebrachte premies en de aanvulling uit het
beleggingsinkomen) en de uitkeringen, zijn de schadeverzekeringspremies
gelijk aan de uitkeringen.
Schadeverzekeringsuitkeringen
Uitkeringen die betaald worden ter compensatie van schade als gevolg van
bijvoorbeeld een ongeval, ziekte, diefstal of aanrijding. De uitkeringen
worden betaald door verzekeringsinstellingen aan polishouders.
Overige inkomensoverdrachten n.e.g.
Onder de overige inkomensoverdrachten niet elders genoemd (n.e.g.) worden
alle nog niet eerder genoemde transacties geboekt, die niet het karakter
hebben van een kapitaaloverdracht. Hiertoe behoren voornamelijk de
onderlinge overdrachten tussen de verschillende overheidsinstellingen en
inkomensoverdrachten in verband met internationale samenwerking.
Kapitaaloverdracht zijn niet-periodieke bijdragen en worden daarom niet
tot de inkomensoverdrachten gerekend. Inkomensoverdrachten zijn periodieke
bijdragen om niet. Niet-periodieke bijdragen zijn kapitaaloverdrachten.