Bijzondere bijstand aan huishoudens met minimum inkomen

Bijzondere bijstand aan huishoudens met minimum inkomen

Huishoudenskenmerken Perioden Totaal huishouden (x 1000) Huishoudens met bijzondere bijstand Aantal met bijzondere bijstand (x 1000) Huishoudens met bijzondere bijstand Gemiddeld bedrag bijzondere bijstand (x 1 000 euro) Met inkomen tot 105% v.h. sociaal min. Totaal met inkomen tot 105% (x 1000) Met inkomen tot 105% v.h. sociaal min. Aantal met bijzonder bijstand (x 1000) Met inkomen tot 105% v.h. sociaal min. Gemiddeld bedrag bijzondere bijstand (x 1 000 euro) Met inkomen 105-120% v.h. sociaal min. Totaal met inkomen 105 tot 120% (x 1000) Met inkomen 105-120% v.h. sociaal min. Aantal met bijzonder bijstand (x 1000) Met inkomen 105-120% v.h. sociaal min. Gemiddeld bedrag bijzondere bijstand (x 1 000 euro) Hoogte bijzondere bijstand tot 227 euro (x 1000) Hoogte bijzondere bijstand 227 tot 454 euro (x 1000) Hoogte bijzondere bijstand 454 tot 681 euro (x 1000) Hoogte bijzondere bijstand 681 tot 908 euro (x 1000) Hoogte bijzondere bijstand 908 tot 1361 euro (x 1000) Hoogte bijzondere bijstand meer dan 1360 euro (x 1000)
Totaal huishoudens 1999 6.868 267 0,7 630 152 0,6 417 43 0,7 107 57 32 16 22 32
Totaal huishoudens 2000 6.941 258 0,3 605 144 0,3 402 41 0,3 162 46 19 10 10 11
Alleenstaande man, tot 65 jaar 1999 908 38 0,6 101 22 0,5 38 5 0,5 17 7 4 2 2 5
Alleenstaande man, tot 65 jaar 2000 940 40 0,3 99 23 0,3 37 4 0,3 26 5 3 2 2 .
Alleenstaande vrouw, tot 65 jaar 1999 707 37 0,6 98 25 0,4 43 5 0,5 17 8 3 3 2 4
Alleenstaande vrouw, tot 65 jaar 2000 712 36 0,3 100 26 0,3 38 5 0,2 25 5 2 . . 2
Alleenstaande man, 65 jaar en ouder 1999 165 4 0,4 18 2 0,4 26 1 0,8 2 . . - - .
Alleenstaande man, 65 jaar en ouder 2000 168 4 0,3 19 3 0,2 24 . 0,2 3 . . - . -
Alleenstaande vrouw, 65 jaar en ouder 1999 583 22 0,6 110 18 0,5 122 3 0,9 8 6 3 . 2 .
Alleenstaande vrouw, 65 jaar en ouder 2000 589 23 0,3 104 18 0,3 120 4 0,3 17 4 . . . .
Eenoudergezin met minderjarige kinderen 1999 286 80 0,7 111 51 0,6 39 14 0,9 32 17 9 5 7 10
Eenoudergezin met minderjarige kinderen 2000 302 75 0,4 111 46 0,4 42 14 0,3 44 14 6 3 3 4
(Echt)paar met minderjarige kinderen 1999 1.558 38 0,7 70 16 0,7 36 7 0,7 11 9 6 3 4 6
(Echt)paar met minderjarige kinderen 2000 1.575 36 0,4 64 14 0,4 33 7 0,3 19 8 3 2 2 2
(Echt)paar zonder minderjarige kinderen 1999 2.445 32 0,7 112 15 0,7 104 5 0,5 13 6 4 2 2 3
(Echt)paar zonder minderjarige kinderen 2000 2.474 31 0,3 101 12 0,3 101 5 0,2 20 6 2 1 1 1
Overige huishoudens 1999 216 16 0,6 11 2 0,7 9 2 0,7 6 3 2 1 2 2
Overige huishoudens 2000 181 14 0,3 8 1 0,2 7 2 0,3 8 3 1 . . .
Met hoofdkostwinner jonger dan 65 jaar 1999 1.793 23 0,7 75 10 0,8 33 3 0,7 10 4 3 2 2 3
Met hoofdkostwinner jonger dan 65 jaar 2000 1.804 21 0,3 66 8 0,3 33 3 0,4 14 4 1 . 1 1
Met hoofdkostwinner van 65 jaar en ouder 1999 652 9 0,5 37 5 0,6 70 2 0,4 4 2 2 . . .
Met hoofdkostwinner van 65 jaar en ouder 2000 670 10 0,2 35 5 0,2 67 3 0,2 7 2 . . . .
Actief 1999 4.518 51 0,7 156 8 0,8 96 12 0,8 20 10 6 4 5 6
Actief 2000 4.566 50 0,3 166 9 0,4 86 9 0,3 33 8 4 2 2 2
Niet-actief 1999 2.350 216 0,6 474 144 0,6 321 31 0,7 88 47 26 12 17 26
Niet-actief 2000 2.375 208 0,3 440 136 0,3 316 33 0,3 130 39 15 8 8 9
Ontvanger van bijstands- en ww uitkering 1999 401 160 0,7 226 108 0,6 45 21 0,7 66 33 17 10 13 21
Ontvanger van bijstands- en ww uitkering 2000 366 148 0,4 210 100 0,3 42 19 0,3 90 27 10 6 6 8
Arbeidsongeschikte 1999 270 18 0,6 59 10 0,6 43 4 0,5 7 5 3 1 1 2
Arbeidsongeschikte 2000 290 22 0,3 57 10 0,4 50 6 0,3 13 4 2 1 . .
Pensioenontvanger 1999 1.609 37 0,5 178 24 0,5 233 7 0,7 15 10 5 1 3 3
Pensioenontvanger 2000 1.643 37 0,3 169 25 0,3 224 7 0,2 26 7 2 1 . .
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting

Bijzondere bijstand aan huishoudens met een minimum inkomen naar
samenstelling huishouden, sociaal - economische categorie en leeftijd
1999 - 2000
Gewijzigd op 26 april 2004.
Verschijningsfrequentie: Stopgezet.

Toelichting onderwerpen

Totaal huishouden
Huishoudens met bijzondere bijstand
Exclusief bedrijfskapitaal aan zelfstandigen.
Aantal met bijzondere bijstand
Gemiddeld bedrag bijzondere bijstand
Met inkomen tot 105% v.h. sociaal min.
Het gebruikte begrip 'inkomen' is afgeleid van het besteedbaar inkomen van
het huishouden. Hieronder wordt via verschillende inkomensbegrippen
toegewerkt naar de gebruikte definitie van inkomen.
Het PRIMAIR INKOMEN omvat winst uit onderneming, bruto inkomsten uit
arbeid en inkomsten uit vermogen. Inkomsten uit arbeid bestaan uit loon,
salaris, tantiëme en uit de beloning van arbeid die niet in
dienstbetrekking is verricht. Ook de waarde van het privégebruik van de
auto van de werkgever is hiertoe gerekend. Pensioenpremies zijn op
inkomsten uit arbeid reeds in mindering gebracht. Inkomsten uit vermogen
bestaan onder meer uit rente, dividend en de opbrengst van de exploitatie
van onroerend goed (waaronder de eigen woning). Betaalde rente is met de
inkomsten uit vermogen gesaldeerd.
Het BRUTO INKOMEN bestaat uit het primair inkomen verhoogd met de bruto
ontvangen overdrachten. De bruto ontvangen overdrachten bestaan uit:
- overdrachten rechtstreeks van de overheid, bijvoorbeeld
bijstanduitkeringen en kinderbijslag
- overdrachten via de sociale verzekeringen, zoals de Algemene
Ouderdomswet (AOW), de Werkloosheidswet (WW) en de Wet op de
Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
- andere overdrachten, zoals pensioen en lijfrenten.
Het PERSOONLIJK INKOMEN bestaat uit winst uit onderneming, bruto inkomsten
uit arbeid en bruto ontvangen overdrachten. De som van deze inkomsten is
vervolgens verminderd met de door de werkgever en werknemer betaalde
premies voor de Ziektewet (ZW), WW en WAO. Bij de bepaling van het
persoonlijk inkomen zijn de volgende inkomensbestanddelen buiten
beschouwing gebleven:
- inkomsten uit vermogen
- kinderbijslag
- individuele huursubsidie
- tegemoetkoming studiekosten
- rijksbijdrage eigen woningbezit.
Het BESTEEDBAAR INKOMEN is het bruto inkomen verminderd met de betaalde
overdrachten en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting. De betaalde
overdrachten bestaan uit:
- premies volksverzekeringen, te weten de AOW, de Algemene
Nabestaandenwet (ANW), de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW)
en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
- werkgevers- en werknemersdeel van de premies werknemersverzekeringen
(ZW, WW, WAO)
- premies ziektekostenverzekeringen (ziekenfonds en particulier)
- andere overdrachten, zoals premies voor lijfrente en fiscaal
aftrekbare echtscheidingsuitkeringen.
SOCIALE MINIMA
Het sociale minimum (of het beleidsmatig minimum) is het wettelijk
bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld.
Om te kunnen beoordelen of het inkomen van een huishouden onder het
minimum valt, moet aan de hand van de regelgeving worden vastgesteld welke
norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor
een eenoudergezin met twee kinderen bedraagt bijvoorbeeld 90% van de
bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de
(leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan
AOW-pensioen als norm gekozen. Het waargenomen inkomen van huishoudens die
uitsluitend zijn aangewezen op een uitkering op het niveau van het sociale
minimum, wijkt soms in geringe mate af van de vastgestelde normbedragen.
Zouden de normbedragen als inkomensgrens worden gehanteerd, dan valt een
deel van deze huishoudens met hun inkomen net boven het sociale
minimum. Daarom rekenen we alle personen uit huishoudens met een inkomen
tot 105% van het sociale minimum, tot de sociale minima.
Totaal met inkomen tot 105%
Aantal met bijzonder bijstand
Exclusief bedrijfskapitaal aan zelfstandige
Gemiddeld bedrag bijzondere bijstand
Exclusief bedrijfskapitaal aan zelfstandige
Met inkomen 105-120% v.h. sociaal min.
Het gebruikte begrip 'inkomen' is afgeleid van het besteedbaar inkomen van
het huishouden. Hieronder wordt via verschillende inkomensbegrippen
toegewerkt naar de gebruikte definitie van inkomen.
Het PRIMAIR INKOMEN omvat winst uit onderneming, bruto inkomsten uit
arbeid en inkomsten uit vermogen. Inkomsten uit arbeid bestaan uit loon,
salaris, tantiëme en uit de beloning van arbeid die niet in
dienstbetrekking is verricht. Ook de waarde van het privégebruik van de
auto van de werkgever is hiertoe gerekend. Pensioenpremies zijn op
inkomsten uit arbeid reeds in mindering gebracht. Inkomsten uit vermogen
bestaan onder meer uit rente, dividend en de opbrengst van de exploitatie
van onroerend goed (waaronder de eigen woning). Betaalde rente is met de
inkomsten uit vermogen gesaldeerd.
Het BRUTO INKOMEN bestaat uit het primair inkomen verhoogd met de bruto
ontvangen overdrachten. De bruto ontvangen overdrachten bestaan uit:
- overdrachten rechtstreeks van de overheid, bijvoorbeeld
bijstanduitkeringen en kinderbijslag
- overdrachten via de sociale verzekeringen, zoals de Algemene
Ouderdomswet (AOW), de Werkloosheidswet (WW) en de Wet op de
Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
- andere overdrachten, zoals pensioen en lijfrenten.
Het PERSOONLIJK INKOMEN bestaat uit winst uit onderneming, bruto
inkomsten
uit arbeid en bruto ontvangen overdrachten. De som van deze inkomsten is
vervolgens verminderd met de door de werkgever en werknemer betaalde
premies voor de Ziektewet (ZW), WW en WAO. Bij de bepaling van het
persoonlijk inkomen zijn de volgende inkomensbestanddelen buiten
beschouwing gebleven:
- inkomsten uit vermogen
- kinderbijslag
- individuele huursubsidie
- tegemoetkoming studiekosten
- rijksbijdrage eigen woningbezit.
Het BESTEEDBAAR INKOMEN is het bruto inkomen verminderd met de betaalde
overdrachten en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting. De betaalde
overdrachten bestaan uit:
- premies volksverzekeringen, te weten de AOW, de Algemene
Nabestaandenwet (ANW), de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW)
en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
- werkgevers- en werknemersdeel van de premies werknemersverzekeringen
(ZW, WW, WAO)
- premies ziektekostenverzekeringen (ziekenfonds en particulier)
- andere overdrachten, zoals premies voor lijfrente en fiscaal
aftrekbare echtscheidingsuitkeringen.
SOCIALE MINIMA
Het sociale minimum (of het beleidsmatig minimum) is het wettelijk
bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld.
Om te kunnen beoordelen of het inkomen van een huishouden onder het
minimum valt, moet aan de hand van de regelgeving worden vastgesteld
welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm
voor een eenoudergezin met twee kinderen bedraagt bijvoorbeeld 90% van de
bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de
(leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan
uitsluitend zijn aangewezen op een uitkering op het niveau van het sociale
minimum, wijkt soms in geringe mate af van de vastgestelde normbedragen.
Zouden de normbedragen als inkomensgrens worden gehanteerd, dan valt een
deel van deze huishoudens met hun inkomen net boven het sociale
minimum. Daarom rekenen we alle personen uit huishoudens met een inkomen
tot 105% van het sociale minimum, tot de sociale minima.
Totaal met inkomen 105 tot 120%
Aantal met bijzonder bijstand
Exclusief bedrijfskapitaal aan zelfstandige
Gemiddeld bedrag bijzondere bijstand
Exclusief bedrijfskapitaal aan zelfstandige
Hoogte bijzondere bijstand
Exclusief bedrijfskapitaal aan zelfstandige.
tot 227 euro
227 tot 454 euro
454 tot 681 euro
681 tot 908 euro
908 tot 1361 euro
meer dan 1360 euro