Waarde onroerende zaken van woningen en niet-woningen 1997-2020

Waarde onroerende zaken van woningen en niet-woningen 1997-2020

Perioden Regio's Woningen (mln euro) Gemiddelde woningwaarde (1 000 euro)
2000 Groningen (PV) 14.389 59
2010 Groningen (PV) 46.057 180
2015 Groningen (PV) 40.414 154
2016 Groningen (PV) 41.012 154
2017 Groningen (PV) 41.922 157
2018** Groningen (PV) 44.064 165
2019* Groningen (PV) 47.725 166
2000 Friesland (PV) 15.491 60
2010 Friesland (PV) 56.254 197
2015 Friesland (PV) 47.932 163
2016 Friesland (PV) 48.537 164
2017 Friesland (PV) 50.640 169
2018** Friesland (PV) 52.935 176
2019* Friesland (PV) 55.924 186
2000 Drenthe (PV) 14.096 75
2010 Drenthe (PV) 44.961 215
2015 Drenthe (PV) 38.499 181
2016 Drenthe (PV) 38.833 180
2017 Drenthe (PV) 39.218 185
2018** Drenthe (PV) 41.202 190
2019* Drenthe (PV) 43.806 201
2000 Overijssel (PV) 30.697 73
2010 Overijssel (PV) 103.519 222
2015 Overijssel (PV) 91.372 191
2016 Overijssel (PV) 92.870 192
2017 Overijssel (PV) 95.259 196
2018** Overijssel (PV) 100.405 204
2019* Overijssel (PV) 108.010 217
2000 Flevoland (PV) 9.388 78
2010 Flevoland (PV) 31.156 203
2015 Flevoland (PV) 28.665 179
2016 Flevoland (PV) 29.189 180
2017 Flevoland (PV) 30.408 185
2018** Flevoland (PV) 31.659 194
2019* Flevoland (PV) 36.017 212
2000 Gelderland (PV) 64.234 87
2010 Gelderland (PV) 214.313 260
2015 Gelderland (PV) 183.246 214
2016 Gelderland (PV) 185.534 214
2017 Gelderland (PV) 189.807 217
2018** Gelderland (PV) 200.008 227
2019* Gelderland (PV) 216.446 243
2000 Utrecht (PV) 44.285 99
2010 Utrecht (PV) 147.339 286
2015 Utrecht (PV) 128.223 240
2016 Utrecht (PV) 130.779 241
2017 Utrecht (PV) 139.113 255
2018** Utrecht (PV) 150.438 274
2019* Utrecht (PV) 170.003 297
2000 Noord-Holland (PV) 90.057 80
2010 Noord-Holland (PV) 334.085 269
2015 Noord-Holland (PV) 296.610 232
2016 Noord-Holland (PV) 311.570 240
2017 Noord-Holland (PV) 339.025 260
2018** Noord-Holland (PV) 377.730 288
2019* Noord-Holland (PV) 420.641 318
2000 Zuid-Holland (PV) 114.274 77
2010 Zuid-Holland (PV) 360.935 226
2015 Zuid-Holland (PV) 318.034 194
2016 Zuid-Holland (PV) 324.302 197
2017 Zuid-Holland (PV) 336.752 203
2018** Zuid-Holland (PV) 360.205 214
2019* Zuid-Holland (PV) 397.489 237
2000 Zeeland (PV) 12.395 72
2010 Zeeland (PV) 37.633 200
2015 Zeeland (PV) 35.523 185
2016 Zeeland (PV) 35.918 186
2017 Zeeland (PV) 36.733 190
2018** Zeeland (PV) 37.917 194
2019* Zeeland (PV) 40.106 203
2000 Noord-Brabant (PV) 80.191 86
2010 Noord-Brabant (PV) 279.883 271
2015 Noord-Brabant (PV) 242.191 226
2016 Noord-Brabant (PV) 245.454 226
2017 Noord-Brabant (PV) 253.513 232
2018** Noord-Brabant (PV) 266.525 241
2019* Noord-Brabant (PV) 286.878 257
2000 Limburg (PV) 38.681 83
2010 Limburg (PV) 103.308 206
2015 Limburg (PV) 89.512 175
2016 Limburg (PV) 92.706 178
2017 Limburg (PV) 95.616 182
2018** Limburg (PV) 98.643 190
2019* Limburg (PV) 106.521 200
2000 Amsterdam 23.300 62
2010 Amsterdam 104.671 261
2015 Amsterdam 96.008 232
2016 Amsterdam 106.087 251
2017 Amsterdam 123.852 291
2018** Amsterdam 144.509 340
2019* Amsterdam 159.921 378
2000 's-Gravenhage (gemeente) 13.703 64
2010 's-Gravenhage (gemeente) 51.344 213
2015 's-Gravenhage (gemeente) 45.591 184
2016 's-Gravenhage (gemeente) 46.450 188
2017 's-Gravenhage (gemeente) 49.223 197
2018** 's-Gravenhage (gemeente) 54.135 212
2019* 's-Gravenhage (gemeente) 62.024 242
2000 Rotterdam 16.452 57
2010 Rotterdam 48.875 164
2015 Rotterdam 44.893 146
2016 Rotterdam 45.660 147
2017 Rotterdam 47.633 154
2018** Rotterdam 51.851 166
2019* Rotterdam 60.906 192
2000 Utrecht (gemeente) 8.235 80
2010 Utrecht (gemeente) 33.586 248
2015 Utrecht (gemeente) 30.270 211
2016 Utrecht (gemeente) 30.760 210
2017 Utrecht (gemeente) 34.630 236
2018** Utrecht (gemeente) 38.606 262
2019* Utrecht (gemeente) 44.454 294
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


In deze tabel worden op basis van de Wet Waardering Onroerende Zaken (WOZ) gegevens over de waarde per 1 januari van alle onroerende zaken (WOZ-objecten) gepubliceerd. De cijfers worden uitgesplitst naar waarde van de WOZ-objecten woningen en niet-woningen en de gemiddelde woningwaarde. De cijfers zijn verder uitgesplitst naar landsdeel, provincie, COROP-gebied en gemeente.

Met ingang van verslagjaar 2016 publiceert CBS geen gegevens meer over grootstedelijke agglomeraties en stadsgewesten.
Door diverse maatschappelijke ontwikkelingen zijn de filosofie en methode die ten grondslag liggen aan de afbakening niet langer actueel.
Daarnaast blijkt dat andere instanties, afhankelijk van het toepassingsgebied, een afwijkende indeling van grootstedelijke agglomeraties en stadsgewesten hanteren, waardoor er niet meer gesproken kan worden van één standaard.

Voor gemeenten waar een gemeentelijke herindeling heeft plaatsgevonden, zijn de cijfers tussen de jaren niet goed vergelijkbaar.

Gegevens beschikbaar van 1997 tot en met 2020.

Status van de cijfers:
Het betreft de stand per 1 januari.

De cijfers tot en met 2017 zijn definitief.
De cijfers van 2018 zijn nader voorlopig.
De cijfers van 2019 en 2020 zijn voorlopig.
Aangezien deze tabel is stopgezet, worden de gegevens niet meer definitief gemaakt.
De voorlopige en nader voorlopige cijfers geven de waarden volgens de oorspronkelijke WOZ-beschikking weer. In de definitieve cijfers zijn de wijzigingen als gevolg van bezwaar en beroep verwerkt.

Wijzigingen per 11 maart 2022:
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.
Deze tabel wordt opgevolgd door Gemiddelde WOZ-waarde van woningen op 1 januari; eigendom, regio. Zie paragraaf 3.

Toelichting onderwerpen

Woningen
Waarde van de WOZ-objecten woningen, per 1 januari.

Tot de woningen behoren die onroerende zaken die in hoofdzaak worden gebruikt voor wonen.
De woningen worden in drie groepen onderscheiden:
1. Woningen dienend tot hoofdverblijf
Hieronder wordt verstaan onroerende zaken die als één geheel gedurende het gehele jaar worden gebruikt om in te wonen.
2. Woningen met praktijkruimte
We verstaan hieronder een onroerende zaak die in hoofdzaak wordt gebruikt voor woondoeleinden of waarin de bewoner tevens in het kader van een zelfstandig beroep of bedrijf activiteiten verricht of welke bedrijfsmatige activiteiten het karakter hebben van praktijk aan huis in de sfeer van de vrije beroepen (arts, fysiotherapeut, notaris, accountant) of waarbij het feit dat een zelfstandig beroep of bedrijf wordt uitgeoefend, blijkt uit een aankondiging die vanaf de openbare weg zichtbaar is of waarbij het mogelijk is een deel van de onroerende zaak aan te wijzen waar deze activiteiten plaatsvinden.
3. Recreatiewoningen en overige woningen
Dit zijn onroerende zaken die gedurende een deel van het jaar worden gebruikt voor woondoeleinden en waarbij het gebruik gedurende een deel van het jaar beperkt is of het zijn niet-zelfstandige eenheden, zoals studentenkamers, bejaardentehuizen, zusterflats en kloosters of onroerende zaken die ter beschikking staan aan het wonen zoals een aparte garage of schuur bij een woning. Hiermee wordt bereikt dat het voor de WOZ-waarde geen verschil maakt of de garage samen met de woning een onroerende zaak is of dat de garage een afzonderlijke onroerende zaak is.
Gemiddelde woningwaarde
Voor de bepaling van de gemiddelde woningwaarde wordt alleen gebruik gemaakt van die WOZ-objecten omschreven als woningen dienend tot hoofdverblijf en woningen met praktijkruimte met een waarde groter dan nul euro.