Overheidsfinanciën; 1899 - 2001

Overheidsfinanciën; 1899 - 2001

Perioden Rijksfinanciën Uitgaven Totaal uitgaven (mln euro)
1899 68
1900 70
1901 69
1902 74
1903 74
1904 79
1905 79
1906 81
1907 83
1908 88
1909 89
1910 93
1911 94
1912 102
1913 108
1914 161
1915 230
1916 246
1917 319
1918 487
1919 387
1920 424
1921 468
1922 510
1923 366
1924 334
1925 317
1926 313
1927 293
1928 317
1929 331
1930 335
1931 393
1932 401
1933 451
1934 449
1935 449
1936 424
1937 426
1938 474
1939 536
1940 1.048
1941 1.664
1942 1.576
1943 1.673
1944 1.943
1945 2.014
1946 2.042
1947 2.312
1948 2.364
1949 2.021
1950 2.254
1951 2.804
1952 2.702
1953 3.013
1954 3.245
1955 3.659
1956 3.858
1957 3.953
1958 4.037
1959 4.414
1960 4.708
1961 5.330
1962 5.626
1963 6.261
1964 7.493
1965 8.851
1966 9.790
1967 11.129
1968 12.639
1969 13.789
1970 15.886
1971 19.076
1972 21.261
1973 24.400
1974 28.134
1975 34.695
1976 41.721
1977 44.642
1978 50.145
1979 53.533
1980 58.604
1981 63.477
1982 68.238
1983 70.742
1984 74.011
1985 75.117
1986 77.011
1987 78.075
1988 77.281
1989 77.850
1990 86.049
1991 90.670
1992 91.299
1993 92.247
1994 89.307
1995 103.203
1996 88.911
1997 94.105
1998 96.514
1999 100.406
2000 106.440
2001 117.165
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Uitgaven, inkomsten, schuld, financieringsbehoefte van de verschillende
overheidslagen.
Belasting geheven door Rijk, waterschappen en provincies.
Voor de gegevens over de financiën van het Rijk is een nieuwe tabel
beschikbaar. Zie paragraaf 3 van deze toelichting.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1899
Frequentie: stopgezet

Status van de cijfers:
Alle cijfers zijn definitief.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet van toepassing.

Toelichting onderwerpen

Rijksfinanciën
De overheidsfinanciën, hoewel tot en met 1950 alle gebaseerd op de
uitkomsten volgens de comptabele rekeningen, zijn in de tijd onderling
moeilijk vergelijkbaar. Evenmin kunnen ze zonder meer worden opgeteld.
De bedragen zijn bijna allemaal ontleend aan verouderde statistieken.
Bovendien ontbreken de benodigde basisgegevens. Enkele bijzondere
oorzaken voor de heterogeniteit van de statistische uitkomsten zijn:
a. de ongelijke tijdvakken waarin lasten of baten van een bepaald
dienstjaar kunnen worden geboekt;
b. de onderlinge betalingen die niet zijn geëlimineerd, zodat samenvoe-
ging tot dubbeltellingen leidt;
c. vele kapitaaluitgaven die het Rijk op de gewone dienst boekt, terwijl
de lagere publiekrechtelijke lichamen dit op de kapitaaldienst doen,
waarbij op de gewone dienst alleen de afschrijvingen komen;
d. netto bedragen die het Rijk in vele gevallen in de rekeningen
verantwoordt, terwijl de andere lichamen veelal de bruto
verantwoording toepassen.
Voorts zijn voor alle jaren de opnemingen van en de aflossingen op de
gevestigde schuld buiten de uitgaven en inkomsten gehouden. Dit geldt ook
voor de mutaties in de kortlopende schulden en vorderingen. Deze zijn als
financiering van de saldi van uitgaven en ontvangsten opgenomen. De
mutaties in de kortlopende schuldverhoudingen tezamen met die in de
contante gelden en overige liquiditeiten fungeren daarbij als sluitpost.
Uitgaven
Exclusief aflossingen op staatsleningen; Inclusief de tot het Rijk toe
te rekenen fondsen met uitzondering van onderlinge verrekeningen, saldi
en dergelijke. Niet ingewerkt zijn het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds
en het Tiendfonds. Uit oogpunt van vergelijkbaarheid zijn belangrijke
bedragen voor pensioenen aan de functie Defensie over 1900-1928 en aan
de functie Onderwijs 1919-1938 toegevoegd. Onder gewone uitgaven en
inkomsten is de crisisdienst (1914-1924) en tot en met 1950 de in 1945
ingestelde buitengewone dienst van aflopend karakter mede begrepen. Tot
en met 1911 is de splitsing naar gewone en buitengewone uitgaven en
inkomsten niet bekend. Na 1950 zijn de uitgaven en inkomsten opgenomen
volgens het erkenningenstelsel (naar economische categorieën in plaats
van volgens de comptabele rekeningen). Daardoor moet voor gewoon en
buitengewoon worden gelezen: lopende rekening en kapitaalrekening. Dit
houdt onder meer in dat de voorheen onder 'gewoon' voorkomende
vermogensoverdrachten na 1950 onder de kapitaalrekening zijn begrepen.
De jaren na 1954 vormen een vergelijkbare reeks aansluitend op de sector
Rijk in de Nationale rekeningen. De uitkomsten over 1951-1954 konden
daarop slechts globaal worden aangepast. Vanaf 1955 inclusief de
heffingen van EGKS en met ingang van 1963 ook inclusief Landbouw-
Egalisatiefondsheffingen.
Totaal uitgaven
Cijfers vanaf 1900 t/m 1930 om de 5 jaar beschikbaar en vanaf 1935
jaarlijks.