Regionale Inkomensverdeling, tijdreeks 1946 - 1994
Verklaring van tekens
Tabeltoelichting
Gemiddeld inkomen; verdeling van de inkomenstrekkers
gemeentelijke en regionale indeling van 1 - 1- 1997
1946- 1994
Gewijzigd op 03 december 2001.
Verschijningsfrequentie: Eenmalig.
gemeentelijke en regionale indeling van 1 - 1- 1997
1946- 1994
Gewijzigd op 03 december 2001.
Verschijningsfrequentie: Eenmalig.
Toelichting onderwerpen
- Regionale inkomensverdeling (abs.)
- De absolute gegevens zijn opgenomen om de gebruiker in staat te stellen
de gegevens te berekenen voor andere regionale indelingen. Voor de
vergelijking in de tijd zijn deze gegevens niet bruikbaar als gevolg van
definitieverschillen en verschillen in onderzoeksmethode tussen de jaren.- Aantal inkomenstrekkers
- Een inkomenstrekker is elke persoon die in de loop van het jaar inkomen
heeft genoten. Gehuwde paren vormen met hun gezamenlijk inkomen één
inkomensontvanger.
- Gemiddeld inkomen
- Gemiddeld besteedbaar inkomen.
- Inkomenssom
- Som van de bedragen besteedbaar inkomen.
- Ongelijkheidsmaten
- Ten behoeve van de analyse van de inkomensongelijkheid worden in deze
publicatie inkomensongelijkheidsmaten gepresenteerd. Deze maten hebben de
eigenschap dat een hogere waarde van de ongelijkheidsmaat wijst op een
grotere inkomensongelijkheid. Als alle inkomens gelijk zijn, dan worden
alle maten gelijk aan 0. Als er alleen positieve inkomens voorkomen dan
is de maximale waarde van de Ginicoefficient
gelijk aan 1. Alle gepresenteerde inkomensongelijkheidsmaten zijn
relatief d.w.z. ze veranderen niet als alle inkomens met een gelijk
percentage stijgen.- Mediaan
- Centrummaat: een waarde waaronder en waarboven de helft van alle scores
voorkomen.
- Gini-coëfficient
- De Ginicoefficient (G) is gevoelig voor alle inkomensoverdrachten en niet
speciaal voor overdrachten binnen een bepaald gebied van de
inkomensverdeling. G neemt toe als er een inkomensoverdracht plaatsvindt
van iemand met een laag inkomen naar iemand met een hoger inkomen. De
betekenis van de G kan geïllustreerd worden met behulp van de
Lorenzkromme. De Lorenzkromme is de grafiek van het cumulatieve inkomens
als functie van het cumulatief aantal inkomenseenheden. G is gelijk aan
de verhouding van de oppervlakte tussen de Lorenz-kromme en de
diagonaal en de oppervlakte van de driehoek onder de diagonaal.
- Theil-coëfficient
- De Theilcoefficient (T) is gevoelig voor alle inkomensoverdrachten bij de
lagere inkomens. T neemt toe als er een inkomensoverdracht plaatsvindt
van iemand met een laag inkomen naar iemand met een hoger inkomen. Een
probleem vormen de negatieve inkomens, daarvoor is T niet gedefinieerd.
Dit probleem wordt opgelost door de negatieve inkomens te salderen met
de laagste positieve inkomens.
- Relatieve interkwartielafstand
- De relatieve interkwartielsafstand (I) is een vrij eenvoudige maat.
I= (hoogste inkomen in de derde kwartielgroep) minus (hoogste inkomen
in de eerste kwartielgroep) gedeeld door de mediaan.
I is ongevoelig voor verschuivingen in de kwartielgroepen.
- Tiende/derde 10%-groep
- Verhouding van de inkomensaandelen van de hoogste 10%-groep t.o.v.
laagste drie 10%-groepen.
- 25%-groepsverdeling (abs.)
- Voor het bepalen van de 25%-groepsverdeling zijn de inkomenstrekkers
gerangschikt naar hoogte van het inkomen en vervolgens ingedeeld in
vier qua aantal gelijke groepen. Landelijk bevat elke kwartielgroep
dus 25% van de inkomenstrekkers. Indien de inkomensverdeling binnen
een gemeente gelijk is aan de landelijke verdeling zal elke
kwartielgroep eveneens 25% van de inkomenstrekkers binnen deze
gemeente bevatten. Lagere percentages geven ondervertegenwoordiging,
hogere percentages oververtegenwoordiging aan.- Aantallen
- Aantal per 25%-groep
- 1e 25%-groep
- 2e 25%-groep
- 3e 25%-groep
- 4e 25%-groep
- Bedragen
- Som bedragen per 25%-groep
- Bedrag 1e 25%-groep
- Bedrag 2e 25%-groep
- Bedrag 3e 25%-groep
- Bedrag 4e 25%-groep
- Regionale inkomensverdeling (indices)
- Voor statistisch gebruik zijn de kengetallen (gemiddelden,
kwartielverdeling en ongelijkheidsmaten) uitgedrukt in indices waarbij
Nederland op 100 is gesteld. De jaarlijkse relatieve verschillen zijn wel
bruikbaar voor analyses in de tijd.- Gemiddeld inkomen
- Gemiddeld besteedbaar inkomen.
- Ongelijkheidsmaten
- Ten behoeve van de analyse van de inkomensongelijkheid worden in deze
publicatie inkomensongelijkheidsmaten gepresenteerd. Deze maten hebben de
eigenschap dat een hogere waarde van de ongelijkheidsmaat wijst op een
grotere inkomensongelijkheid. Als alle inkomens gelijk zijn, dan worden
alle maten gelijk aan 0. Als er alleen positieve inkomens voorkomen dan
is de maximale waarde van Ginicoefficient gelijk aan 1.
Alle gepresenteerde inkomensongelijkheidsmaten zijn
relatief d.w.z. ze veranderen niet als alle inkomens met een gelijk
percentage stijgen.- Mediaan
- Centrummaat: een waarde waaronder en waarboven de helft van alle scores
voorkomen.
- Gini-coëfficient
- De Ginicoefficient (G) is gevoelig voor alle inkomensoverdrachten en niet
speciaal voor overdrachten binnen een bepaald gebied van de
inkomensverdeling. G neemt toe als er een inkomensoverdracht plaatsvindt
van iemand met een laag inkomen naar iemand met een hoger inkomen. De
betekenis van de G kan geïllustreerd worden met behulp van de
Lorenzkromme. De Lorenzkromme is de grafiek van het cumulatieve inkomen
als functie van het cumulatief aantal inkomenseenheden. G is gelijk aan
de verhouding van de oppervlakte tussen de Lorenz-kromme en de
diagonaal en de oppervlakte van de driehoek onder de diagonaal.
- Theil-coëfficient
- De Theilcoefficient (T) is gevoelig voor alle inkomensoverdrachten bij de
lagere inkomens. T neemt toe als er een inkomensoverdracht plaatsvindt
van iemand met een laag inkomen naar iemand met een hoger inkomen. Een
probleem vormen de negatieve inkomens, daarvoor is T niet gedefinieerd.
Dit probleem wordt opgelost door de negatieve inkomens te salderen met
de laagste positieve inkomens.
- Relatieve interkwartielafstand
- De relatieve interkwartielsafstand (I) is een vrij eenvoudige maat.
I= (hoogste inkomen in de derde kwartielgroep) minus (hoogste inkomen
in de eerste kwartielgroep) gedeeld door de mediaan.
I is ongevoelig voor verschuivingen in de kwartielgroepen.
- Tiende/derde 10%-groep
- Verhouding van de inkomensaandelen van de hoogste 10%-groep t.o.v.
laagste drie 10%-groepen.
- 25%-groepsverdeling (%)
- Percentages inkomenstrekkers per 25%-groep van de landelijke
25%-groepenverdeling. Indien deze percentages achtereenvolgens steeds
25 zijn, betekent dit dat de inkomensverdeling in deze gemeente gelijk
is aan de landelijke inkomensverdeling. Lagere percentages geven
ondervertegenwoordiging, hogere percentages geven oververtegenwoordiging
aan.- 1e 25%-groep
- Percentage inkomenstrekkers dat behoort tot de laagste 25%-groep van de
landelijke inkomensverdeling
- 2e 25%-groep
- Percentage inkomenstrekkers dat behoort tot de tweede 25%-groep van de
landelijke inkomensverdeling
- 3e 25%-groep
- Percentage inkomenstrekkers dat behoort tot de derde 25%-groep van de
landelijke inkomensverdeling
- 4e 25%-groep
- Percentage inkomenstrekkers dat behoort tot de hoogste 25%-groep van de
landelijke inkomensverdeling