Tijdreeksen sociale zekerheid

Tijdreeksen sociale zekerheid

Perioden Uitkeringen sociale zekerheid Arbeidsongeschiktheid (x 1 000) Uitkeringen sociale zekerheid Werkloosheid WW (x 1 000) Uitkeringen sociale zekerheid Werkloosheid WWV (x 1 000) Uitkeringen sociale zekerheid AOW (x 1 000) Uitkeringen sociale zekerheid Algemene bijstandsuitkeringen (x 1 000)
1900 .
1905 1
1910 6
1915 10
1920 13
1925 26
1930 27
1935 48
1936 50
1937 52
1938 55
1939 64
1940 77
1941 84
1942 88
1943 92
1944 96
1945 96
1946 88
1947 95 250
1948 93 297
1949 94 300
1950 98 309
1951 101 318
1952 104 44 332
1953 105 41 343
1954 108 37 360
1955 111 32 369
1956 113 27 369
1957 115 21 739
1958 120 51 765
1959 125 35 788
1960 133 22 814
1961 139 16 830
1962 145 19 850
1963 153 28 873
1964 170 18 901
1965 194 22 4 926 87
1966 224 28 7 952 100
1967 236 50 18 979 115
1968 252 44 27 1.006 142
1969 278 34 20 1.035 164
1970 295 25 20 1.061 170
1971 312 32 20 1.088 178
1972 332 55 34 1.116 189
1973 353 45 42 1.141 193
1974 374 56 46 1.171 214
1975 406 73 70 1.197 256
1976 527 60 86 1.221 229
1977 580 53 85 1.252 221
1978 625 47 83 1.280 198
1979 660 48 80 1.309 202
1980 661 69 87 1.333 230
1981 689 124 139 1.356 265
1982 711 145 219 1.376 340
1983 730 146 245 1.393 472
1984 751 125 213 1.410 550
1985 767 108 174 1.862 583
1986 783 94 148 1.898 575
1987 793 170 62 1.934 568
1988 814 210 15 1.976 578
1989 845 211 2.011 562
1990 879 205 2.040 522
1991 904 207 2.069 501
1992 913 249 2.097 492
1993 921 332 2.127 497
1994 894 410 2.152 505
1995 860 395 2.186 502
1996 855 376 2.216 495
1997 865 335 2.248 451
1998 907 287 2.276 412
1999 926 223 2.305 381
2000 957 189 2.334 354
2001 981 166 2.366 342
2002 993 204 2.402 341
2003 982 287 2.446 359
2004 961 323 2.499 363
2005 899 305 2.554 355
2006 863 249 2.605 329
2007 847 192 2.664 305
2008 838 171 2.735 292
2009 834 270 2.813 317
2010 832 264 2.881 345
2011 825 270 3.017 359
2012 817 340 3.136 370
2013 818 438 3.223 399
2014 820 441 3.304 418
2015 807 446 3.371 428
2016 807 412 3.398 442
2017 807 330 3.422 434
2018 812 263 3.445 414
2019 818 223 3.452 401
2020 816 286 3.515 415
2021 818 192 3.578 399
2022 828 149 3.588 388
2023 841 161 3.598 392
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


De tabel geeft inzicht in de ontwikkeling van de aantallen uitkeringen en uitgekeerde bedragen in het kader van diverse verzekeringen en voorzieningen op het terrein van de sociale zekerheid.
De uitkeringen en uitgekeerde bedragen worden uitgesplitst naar periode (jaren). De uitkeringen zijn de uitkeringen ultimo december, de getoonde bedragen betreffen de som van de uitgekeerde bedragen in een jaar.

Gegevens beschikbaar vanaf:
Een klein aantal reeksen heeft als startpunt 1900 en beslaat de volledige periode tot en met heden, een groter aantal start in de loop van de twintigste eeuw. De jaren voor het startpunt zijn met een '.' aangegeven.
Vooral in de langere tijdreeksen kunnen onderbrekingen voorkomen. Allerlei oorzaken kunnen hieraan ten grondslag liggen zoals herberekening van cijfers of een gewijzigd inzicht, veranderingen in statistische indelingen en dergelijke.

Status van de cijfers:
De cijfers in deze tabel zijn definitief.

Wijzigingen per 31-07-2024:

Toegevoegd zijn de jaarcijfers 2023 van:
- de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen;
- de Ziektewet;
- de Algemene bijstandsuitkeringen;
- de IOAW-uitkeringen;
- de IOAZ-uitkeringen
- de BBZ-uitkeringen;
- de AKW-gerechtigden;
- de AKW-telkinderen;
- de AOW-uitkeringen;
- de Anw-uitkeringen;
- de WW-uitkeringen.

Toegevoegd zijn de uitgekeerde bedragen van:
- de AOW van 2023;
- de AKW van 2023;
- de AO van 2023;
- de WW van 2023.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Nieuwe cijfers komen in medio 2025.

Toelichting onderwerpen

Uitkeringen sociale zekerheid
Aantallen uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid.
In de tabel gaat het om uitkeringen in het kader van ziekte, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, AOW, Anw, AKW, algemene bijstand, IOAW, IOAZ, BBZ en de kunstenaarsregelingen (BKR, WIK en WWIK).
Het betreffen uitkeringen ultimo december van een verslagjaar.
Arbeidsongeschiktheid
Aantallen uitkeringen in het kader van de diverse arbeidsongeschiktheidsregelingen.

De aantallen hebben betrekking op de Ongevallenwetten 1901 en 1921 (de reeks 1901-1967), de Land- en Tuinbouwongevallenwet (de reeks 1922-1967), de Invaliditeitswet (reeks vanaf 1919), de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (reeks vanaf 1967) en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (reeks vanaf 1976).
De cijfers tot en met 1966 hebben uitsluitend betrekking op blijvende ongevallenrenten aan getroffenen en invaliditeitsrenten.
Zo blijven buiten beschouwing: tijdelijke ongevallenuitkeringen, renten aan nabestaanden en ouderdomsrenten.
Vanaf 1967 zijn in deze publicatie de aantallen nog lopende invaliditeitsrenten geteld bij de aantallen WAO- en/of AAW-uitkeringsontvangers.
Sinds 1 januari 1998 zijn de regelingen volgens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) van kracht.
Met ingang van januari 1998 is de WAO ook van toepassing verklaard op het overheidspersoneel.
Vanaf 1 januari 2006 is voor nieuwe gevallen de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van kracht geworden.
Ingaande 1 januari 2010 is de Wajong ingrijpend gewijzigd. De Wajong staat dan voor Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

Met de invoering van de Participatiewet in 2015 is er een nieuwe wet Wajong, de Wajong2015, in werking getreden. De Wajong2015 is alleen nog toegankelijk voor jonggehandicapten die duurzaam geen mogelijkheid hebben tot arbeidsparticipatie.

In verband met een herziening van de reeks zijn er afwijkingen mogelijk ten opzichte van eerdere versies.

De aantallen geven de situatie weer op 31 december.

Bronnen:
1900-1952: Overheid/Bedrijfsleven
1953-1996: Bedrijfsverenigingen
1997-2001: Uitvoeringsinstellingen
2002-heden: UWV
Werkloosheid
Aantallen uitkeringen in het kader van de Werkloosheidswet (WW) en de Wet Werkloosheidsvoorziening (WWV).

De aantallen geven een beeld van de ontwikkeling van het totaal aantal uitkeringen van de Werkloosheidswet (reeks vanaf 1952) en de Wet Werkloosheidsvoorziening (reeks van 1965 tot 1 januari 1987).
De aantallen zijn inclusief nul-uitkeringen. Nul-uitkeringen zijn uitkeringen die niet tot uitbetaling zijn gekomen, onder andere omdat er inkomsten zijn uit arbeid of een andere sociale zekerheidsuitkering.
In verband met een herziening van de reeks zijn er afwijkingen mogelijk ten opzichte van eerdere versies.

De aantallen geven de situatie weer op 31 december.
WW
Aantallen uitkeringen in het kader van de Werkloosheidswet (WW).
De aantallen van 1952 tot en met 1986 zijn vastgesteld op basis van de bij de arbeidsbureaus ingeleverde weekbriefjes.
Op grond van deze weekbriefjes werd het recht op een WW-uitkering vastgesteld en kwam deze tot uitbetaling.
Vanaf 1987 worden de aantallen vastgesteld op basis van de uitkeringenadministraties van de uitvoeringsinstellingen sociale zekerheid. De aantallen tot en met 1989 betreffen 12-maandsgemiddelden.

Vanaf 1990 geven de aantallen de situatie weer op 31 december.

Bronnen:
1953-1996: Bedrijfsverenigingen
1997-2001: Uitvoeringsinstellingen
2002-heden: UWV.
WWV
Aantallen uitkeringen in het kader van de Wet Werkloosheidsvoorziening (WWV).
Deze wet was van 1965 tot 1987 bedoeld om een uitkering toe te kennen aan werkloze werknemers die geen recht meer hadden op een uitkering in het kader van de Werkloosheidswet (WW).
Per 1 januari 1987 is de WWV opgeheven. Vanaf die datum kan, na beëindiging van de WW-uitkering een beroep worden gedaan op de Algemene Bijstand.
De aantallen zijn 12-maandsgemiddelden.

Bron:
1965-1987: Gemeenten.
AOW
Aantallen uitkeringen in het kader van de Algemene Ouderdomswet (AOW).

De gegevens zijn ultimo-cijfers over de aantallen pensioenuitkeringen als gevolg van de Noodwet Ouderdomsvoorziening (reeks 1947-1956) en de Algemene Ouderdomswet (reeks vanaf 1957).
De Ouderdomswet 1919 is hier geheel buiten beschouwing gebleven. Hetzelfde geldt voor uitkeringen/renten op grond van verwante regelingen.
Belangrijke wetswijzigingen:
Per 1 april 1985 heeft in de AOW, een algemene volksverzekering voor een welvaartsvast ouderdomspensioen bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, een aanpassing plaatsgehad conform de EG-richtlijnen over de gelijke behandeling van man en vrouw.
De gehuwde man en vrouw hebben sindsdien ieder een zelfstandig recht op ouderdomspensioen als zij 65 jaar of ouder zijn.
Het pensioen is gesteld op 50% van het netto-minimumloon.
In de jaren voor 1985 werd onderscheid gemaakt tussen een uitkering voor gehuwden en een uitkering voor ongehuwden. De cijfers zijn vanaf dat moment daarom niet zonder meer vergelijkbaar met die van voorgaande jaren.
Vanaf 1 januari 2013 wordt de AOW-leeftijd jaarljiks met een of meerdere maanden verhoogd en wordt op termijn gekoppeld aan de levensverwachting.

De aantallen geven de situatie weer op 31 december.

Bronnen:
1947-1955: Rijksverzekeringsbank
1956-1985: SVB en de Raden van Arbeid
1986-2006: SVB
2007-heden: CBS
Algemene bijstandsuitkeringen
Het aantal uitkeringen in het kader van periodiek algemene bijstand op grond van de Algemene bijstandswet (reeks 1965-1995), de Rijksgroepsregeling werkloze werknemers (reeks 1965-1995), de nieuwe Algemene bijstandswet (reeks 1996-2003), de Wet werk en bijstand (reeks 2004-2014) en de Participatiewet (reeks 2015 tot heden).
Van 1 oktober 2009 tot 1 januari 2012 zijn uitkeringen op grond van de Wet investeren in jongeren (WIJ) bij het aantal WWB-uitkeringen opgeteld.

De aantallen geven de situatie weer op 31 december.