Rendementen en CO2-emissie van elektriciteitsproductie in Nederland, update 2022

© CBS
Bij de productie van elektriciteit wordt in veel gevallen gebruik gemaakt van fossiele brandstoffen, wat leidt tot emissies van CO2. Voor diverse doeleinden is het nuttig om het fossiele energieverbruik en de CO2-emissies per eenheid geproduceerde elektriciteit te berekenen. Deze omrekening is verre van triviaal, onder andere omdat de productie van elektriciteit vaak wordt gecombineerd met andere activiteiten zoals de productie van warmte.

Harmelink Consulting, Agentschap NL, ECN, CBS en PBL (2012) hebben mogelijke methodes voor de berekening van het fossiel (en nucleair) energieverbruik per eenheid geproduceerde/verbruikte elektriciteit en de CO2-emissie per eenheid geproduceerde/verbruikte elektriciteit beschreven en twee standaardmethodes voorgesteld:

  • Een gemiddelde methode: de integrale methode
  • Een marginale methode: de referentieparkmethode

In de notitie Berekening van de CO2-emissies, het primair fossiel energiegebruik en het rendement van elektriciteit in Nederland worden deze methodes beschreven en wordt aangegeven voor welke doeleinden deze gebruikt kunnen worden. De notitie bevat cijfers tot en met het verslagjaar 2010. Sindsdien bepaalt het CBS ieder jaar opnieuw de cijfers over de rendementen en CO2-emissies van elektriciteitsproductie.

Begin 2023 heeft het CBS een methode ontwikkeld om de emissiefactor volgens de integrale methode te verbijzonderen naar elektriciteit uit aardgas en elektriciteit uit steenkool zoals beschreven in de notitie Emissiefactoren van elektriciteit uit steenkool en aardgas, 2000-2021.

Update 2022

In dit CBS bericht zijn de gegevens over 2022 aan de reeks toegevoegd (tabel 1). Tegelijkertijd zijn de cijfers van 2015-2020 gereviseerd. Hiermee blijven de gegevens aansluiten op de Nederlandse Energiebalans op StatLine, waarin de cijfers van 2015-2020 zijn gereviseerd bij de actualisatie van 14 november 2023. De revisies hebben betrekking op de invoering van een verbeterde analysemethode in 2022, welke is teruggelegd naar de voorgaande jaren. Verder zijn gegevens van een beperkt aantal bedrijven op basis van nieuwe inzichten gereviseerd. De aanpassingen zijn klein en vallen binnen de statistische nauwkeurigheidsmarges, bij de emissiefactoren nooit meer dan 0,01 kg/kWh; bij de energie input nooit meer dan 0,1 MJ/kWh; bij de rendementen nooit meer dan 0,5 procentpunt.

Uit de tabel volgt dat binnen het referentiepark, net als in 2021, de CO2-emissie per eenheid geproduceerde elektriciteit in 2022 toenam. De daling in het rendement op fossiele brandstoffen in 2021 en 2022 droeg hieraan bij, wat het gevolg was van de afgenomen elektriciteitsproductie uit aardgas in combinatie met de toegenomen elektriciteitsproductie uit steenkool. Met aardgas wordt gemiddeld genomen met een hoger rendement elektriciteit geproduceerd dan met steenkool. Ook leidt verbranden van steenkool per joule tot meer CO2-emissie dan verbranden van aardgas.

Volgens de integrale methode nam het rendement wel toe in beide jaren, wat vooral te maken heeft met de toename van de productie van hernieuwbare elektriciteit. Hernieuwbare elektriciteit telt wel in de teller van deze berekening maar niet in de noemer. In 2022 daalde de CO2-emissie per eenheid geproduceerde elektriciteit tot een minimum van 0,27 kg/kWh geproduceerde elektriciteit.