Rendementen en CO2-emissie van elektriciteitsproductie in Nederland, update 2020
Harmelink Consulting, Agentschap NL, ECN, CBS en PBL (2012) hebben mogelijke methodes voor de berekening van het fossiel (en nucleair) energieverbruik per eenheid geproduceerde/verbruikte elektriciteit en de CO2-emissie per eenheid geproduceerde/verbruikte elektriciteit beschreven en twee standaard methodes voorgesteld:
- Een gemiddelde methode: de integrale methode
- Een marginale methode: de referentieparkmethode
In de notitie “Berekening van de CO2-emissies, het primair fossiel energiegebruik en het rendement van elektriciteit in Nederland” worden deze methodes beschreven en wordt aangegeven voor welke doeleinden deze gebruikt kunnen worden.
Update 2020
De notitie Harmelink et al. (2012) bevat cijfers tot en met het verslagjaar 2010. Sindsdien bepaalt het CBS ieder jaar opnieuw de cijfers over de rendementen en CO2-emissies van elektriciteitsproductie. In dit CBS bericht zijn de gegevens over 2020 aan de reeks toegevoegd (tabel 1).
Uit de tabel volgt dat het rendement op fossiele brandstoffen volgens beide methoden in 2020 is toegenomen ten opzichte van 2019. Dit is het gevolg van de gedaalde productie van elektriciteit uit steenkool.
De stijging van het rendement volgens de integrale methode werd in belangrijke mate versterkt door een toename van de productie van hernieuwbare elektriciteit. Hernieuwbare elektriciteit telt wel in de teller van deze berekening maar niet in de noemer.
Volgens beide methoden is de CO2-emissie per eenheid geproduceerde elektriciteit duidelijk afgenomen. Dat heeft ook te maken met de afgenomen productie van elektriciteit uit steenkool en voor de integrale methode ook met de sterk toegenomen productie van hernieuwbare elektriciteit.