Jaaroverzicht 2020
1. Gezondheid
In de eerste 51 weken van 2020 overleden 162 duizend inwoners van Nederland, 13 duizend meer dan werd verwacht. Sinds de Tweede Wereldoorlog is een dergelijke stijging niet meer waargenomen. De verwachte sterfte is gebaseerd op eerdere jaren en demografische ontwikkelingen. Ligt het waargenomen aantal overledenen in een week hoger dan het verwachte aantal, dan spreekt men van oversterfte. Tijdens de eerste coronagolf van de coronapandemie in Nederland (week 11 tot en met week 19) bedroeg de oversterfte naar schatting bijna 9 duizend. De oversterfte tijdens de eerste dertien weken van de tweede golf (week 39 tot en met week 51) bedroeg 6,1 duizend. Ook in week 33 en 34 was er oversterfte, vanwege een hittegolf. Omdat er ook perioden van ondersterfte waren (minder overledenen dan verwacht) is de totale oversterfte van 13 duizend personen lager dan de som van de oversterfte in beide coronagolven. Van de overledenen waren 59 duizend personen Wlz-gebruikers (Wet langdurige zorg), 11 procent meer dan op grond van eerdere jaren werd verwacht.
Overleden | Verwacht aantal overledenen | Verwacht aantal overledenen (95%-interval) | |
---|---|---|---|
1 | 3103 | 3277 | 2908 – 3645 |
2 | 3365 | 3311 | 2930 – 3692 |
3 | 3157 | 3344 | 2945 – 3742 |
4 | 3046 | 3392 | 3008 – 3776 |
5 | 3163 | 3407 | 3027 – 3788 |
6 | 3194 | 3401 | 2979 – 3823 |
7 | 3199 | 3408 | 2916 – 3901 |
8 | 2959 | 3387 | 2851 – 3922 |
9 | 3098 | 3352 | 2805 – 3898 |
10 | 3106 | 3315 | 2785 – 3845 |
11 | 3219 | 3253 | 2756 – 3751 |
12 | 3615 | 3174 | 2711 – 3637 |
13 | 4459 | 3104 | 2703 – 3505 |
14 | 5084 | 3024 | 2712 – 3337 |
15 | 4980 | 2957 | 2719 – 3195 |
16 | 4306 | 2915 | 2711 – 3120 |
17 | 3907 | 2869 | 2677 – 3060 |
18 | 3379 | 2841 | 2650 – 3032 |
19 | 2986 | 2821 | 2633 – 3009 |
20 | 2775 | 2794 | 2626 – 2962 |
21 | 2771 | 2770 | 2620 – 2920 |
22 | 2728 | 2753 | 2608 – 2898 |
23 | 2682 | 2735 | 2591 – 2880 |
24 | 2692 | 2737 | 2600 – 2875 |
25 | 2694 | 2725 | 2594 – 2855 |
26 | 2660 | 2717 | 2577 – 2857 |
27 | 2639 | 2723 | 2544 – 2902 |
28 | 2619 | 2719 | 2515 – 2923 |
29 | 2528 | 2720 | 2507 – 2934 |
30 | 2673 | 2707 | 2515 – 2900 |
31 | 2668 | 2687 | 2492 – 2882 |
32 | 2640 | 2682 | 2483 – 2881 |
33 | 3209 | 2669 | 2481 – 2857 |
34 | 2854 | 2663 | 2510 – 2815 |
35 | 2732 | 2667 | 2526 – 2807 |
36 | 2690 | 2676 | 2549 – 2804 |
37 | 2739 | 2698 | 2564 – 2832 |
38 | 2719 | 2729 | 2585 – 2873 |
39 | 2891 | 2752 | 2618 – 2886 |
40 | 2997 | 2786 | 2628 – 2943 |
41 | 3019 | 2807 | 2655 – 2960 |
42 | 3217 | 2839 | 2677 – 3001 |
43 | 3448 | 2862 | 2661 – 3063 |
44 | 3676 | 2889 | 2683 – 3095 |
45 | 3587 | 2902 | 2692 – 3111 |
46 | 3566 | 2932 | 2710 – 3155 |
47 | 3324 | 2972 | 2742 – 3202 |
48 | 3393 | 3012 | 2762 – 3263 |
49 | 3512 | 3037 | 2742 – 3332 |
50 | 3580 | 3100 | 2800 – 3399 |
51 | 3959 | 3166 | 2830 – 3501 |
52 | 3222 | 2871 – 3573 | |
* Voorlopige cijfers. Week 51 is een schatting. |
Vanwege de oversterfte in 2020 , én omdat er in 2019 sprake was van ondersterfte, stierven er (tot en met week 49) 9,4 procent meer mensen dan in 2019. De sterfte steeg in vergelijking met een jaar eerder procentueel gezien het sterkst bij mannen van 80 jaar of ouder (13,4 procent) en mannen van 65 tot 80 jaar (11,7 procent). Bij vrouwen in deze leeftijdscategorieën nam de sterfte toe met respectievelijk 8,6 en 7,6 procent.
De oversterfte is sterk gerelateerd aan de uitbraak van het coronavirus, maar niet alle oversterfte is er door veroorzaakt en omgekeerd maakte het virus ook nog slachtoffers in de periode van ondersterfte na de eerste golf. Tijdens de eerste golf van de corona-pandemie (van 2 maart tot en met 28 juni, week 10 t/m 26), overleden 10,1 duizend inwoners van Nederland bij wie vastgestelde of vermoedelijke COVID-19 de doodsoorzaak was. COVID-19 is de ziekte die veroorzaakt wordt door het nieuwe coronavirus, SARS-CoV-2. Er waren eind december 2020 nog geen gegevens bekend over de sterfte aan COVID-19 tijdens de (nog niet beëindigde) tweede golf van de pandemie.
Het ziekteverzuim lag in elk van de eerste drie kwartalen van 2020 iets hoger dan in de overeenkomstige kwartalen van 2019. Het gemiddelde verzuim in de eerste drie kwartalen van 2020 bedroeg 4,7 procent, 0,4 procentpunt meer dan in dezelfde periode een jaar eerder. Dit betekent dat 47 van elke duizend te werken dagen zijn verzuimd wegens ziekte. In de afgelopen vijf jaar steeg het ziekteverzuim vrijwel onafgebroken.
In het derde kwartaal van 2020 kwam het verzuim in gezondheidszorg en welzijn uit op 5,9 procent, tegen 5,3 procent een jaar eerder. Van alle bedrijfstakken kent gezondheidszorg en welzijn al sinds het tweede kwartaal van 2017 het hoogste verzuim. Binnen zorg en welzijn is het ziekteverzuim vooral in de verpleging, verzorging en thuiszorg hoog. In het derde kwartaal van 2020 lag het verzuim hier op 7,1 procent, in vergelijking met 6,3 procent een jaar eerder. (Binnen de branche is het verzuim het hoogst in verpleging en verzorging.) Het ziekteverzuim steeg in 2020 het sterkst bij huisartsen en gezondheidscentra, waar het verzuim lager ligt dan gemiddeld in de zorg- en welzijnssector. In het derde kwartaal van 2020 kwam dit uit op 5,5 procent, tegen 3,8 procent een jaar eerder.
2. Samenleving
Er werd in 2020 veel minder gehuwd dan in 2019: van januari tot en met oktober werden er 44 duizend huwelijken voltrokken, 13 duizend minder dan in diezelfde periode een jaar eerder. Dit is een daling van 23 procent. De daling was vooral groot in het voorjaar, in de zomer was het verschil met 2019 kleiner. De daling van het aantal huwelijken werd enigszins gecompenseerd door een toename van het aantal geregistreerde partnerschappen, afgezien van april en mei vonden er elke maand meer partnerregistraties plaats dan in de overeenkomstige maand van 2019. Overigens loopt het aantal partnerschappen al op sinds 2014, het is dus niet duidelijk of hier sprake is van een coronaeffect. In totaal vonden er van januari tot en met oktober bijna partnerregistraties plaats, 1 500 meer dan een jaar eerder. Het aantal afgesloten huwelijken en partnerschappen samen daalde met 15,4 procent.
Er vonden in januari tot en met oktober 24 duizend echtscheidingen plaats, 1 300 minder dan in de overeenkomstige periode in 2019. Het aantal echtscheidingen daalt al enkele jaren. Het aantal ontbindingen van geregistreerde partnerschappen steeg met iets meer dan 100 tot 2 400. Sommige huwelijken of partnerschappen worden ontbonden vanwege het overlijden van een van beide partners. Bij huwelijken is dit zelfs de belangrijkste reden voor een ontbinding. Van januari tot en met oktober nam het aantal huwelijksbeëindigingen om deze reden toe met 9 procent. Het totaal aantal ontbindingen van huwelijken en geregistreerde partnerschappen inclusief overlijden nam toe met 4,4 procent.
De coronacrisis is van grote invloed op de migratiestromen. Tot en met oktober waren er 185 duizend immigranten, 50 duizend minder dan in dezelfde periode een jaar eerder. Dit is een daling van meer dan een vijfde. Er waren 128 duizend emigranten, 8 duizend minder dan een jaar eerder. Ven januari tot en met oktober had Nederland een positief migratiesaldo van 58 duizend, 42 duizend minder dan in dezelfde maanden van 2019; dat is een afname van 41,8 procent. Dit is een trendbreuk: sinds 2013 heeft Nederland een oplopend (positief) migratiesaldo.
Ruim 11 duizend personen deden tot en met oktober een asielverzoek, 7 duizend minder dan een jaar eerder. Ook de veel kleinere groep nareizigers nam af. Het aantal eerste asielaanvragers en nareizigers samen lag in deze periode ruim een derde lager dan in 2019.
3. Veiligheid
Zowel in de periode van de eerste lockdown vanaf half maart als van de tweede lockdown vanaf half oktober, ging de geregistreerde misdaad omlaag. Het rustigst was het in april. Toen werden er 14 procent minder misdrijven geregistreerd dan een jaar eerder. In de maanden buiten de lockdown werden er juist iets meer misdrijven gemeld. Van januari tot en met november werden er 730 duizend misdrijven geregistreerd, een half procent minder dan in 2019.
Het aantal woninginbraken daalde bij de eerste lockdown in maart en was vanaf dat moment permanent lager dan in 2019. Van januari tot en met november waren er 27,5 duizend woninginbraken, een vijfde minder dan in 2019.
jaar | maand | Geregistreerde overlast (x 1 000) |
---|---|---|
2017 | januari | 23,672 |
2017 | februari | 22,594 |
2017 | maart | 26,254 |
2017 | april | 29,219 |
2017 | mei | 33,162 |
2017 | juni | 36,740 |
2017 | juli | 37,994 |
2017 | augustus | 34,489 |
2017 | september | 28,912 |
2017 | oktober | 28,774 |
2017 | november | 23,989 |
2017 | december | 25,492 |
2018 | januari | 23,999 |
2018 | februari | 20,784 |
2018 | maart | 24,078 |
2018 | april | 29,526 |
2018 | mei | 34,357 |
2018 | juni | 35,126 |
2018 | juli | 39,309 |
2018 | augustus | 34,308 |
2018 | september | 29,816 |
2018 | oktober | 29,045 |
2018 | november | 23,987 |
2018 | december | 25,693 |
2019 | januari | 25,465 |
2019 | februari | 24,186 |
2019 | maart | 27,195 |
2019 | april | 30,653 |
2019 | mei | 31,804 |
2019 | juni | 37,038 |
2019 | juli | 38,790 |
2019 | augustus | 39,960 |
2019 | september | 31,277 |
2019 | oktober | 29,241 |
2019 | november | 26,915 |
2019 | december | 27,300 |
2020 | januari | 27,705 |
2020 | februari | 25,418 |
2020 | maart | 35,619 |
2020 | april | 50,458 |
2020 | mei | 51,803 |
2020 | juni | 52,627 |
De geregistreerde overlast lag in januari en februari al iets boven het niveau van 2019, en steeg fors bij de eerste lockdown in maart. In het eerste halfjaar van 2020 waren er bijna 245 duizend gevallen van geregistreerde overlast, bijna 40 procent meer dan het jaar ervoor.
4. Economie
Vanwege beperkingen in de luchtvaart, de toerismebranche en de eerste lockdown vanaf 16 maart kwam de economie al in het eerste kwartaal in de problemen. Voor het eerst in zes jaar tijd kromp het bruto binnenlands product. Ten opzichte van een jaar eerder bedroeg de krimp in het eerste kwartaal 0,2 procent (gecorrigeerd voor werkdagen). De economie kromp pas echt fors in het tweede kwartaal: toen bedroeg de economische krimp 9,4 procent. In het derde kwartaal volgde een fors herstel. Hierdoor bleef de krimp ten opzichte van een jaar eerder beperkt tot 2,5 procent.
bestedingscategorie | verandering (% volumemutatie t.o.v. dezelfde kwartalen een jaar eerder) |
---|---|
Consumptie huishoudens | -6,4 |
Uitvoer goederen en diensten | -4,6 |
Investeringen in vaste activa | -3,5 |
Consumptie overheid | -0,5 |
Invoer goederen en diensten | -4,7 |
Bruto binnenlands product | -4,1 |
In de eerste drie kwartalen van 2020 samen kromp het bbp met 4,1 procent in vergelijking met de eerste drie kwartalen van 2019. De krimp werd vooral veroorzaakt door de sterk teruggelopen consumptie door huishoudens (6,4 procent). Ook de afname van de investeringen met 3,5 procent droeg hier aan bij. Verder kromp de uitvoer met 4,6 procent, maar doordat de invoer met 4,7 procent kromp, bleef het handelssaldo redelijke overeind. De cijfers over het vierde kwartaal volgen half februari. De bedrijvigheid van op fysiek contact gerichte ondernemingen wordt in het vierde kwartaal gehinderd door de gedeeltelijke lockdown sinds 14 oktober en de verzwaring sinds 15 december.
Dat de coronacrisis selectief bedrijfstakken selectief treft, is goed te zien aan de ontwikkeling per bedrijfstak. De bedrijfstakken die zich geconfronteerd zagen en zien met een lockdown zijn veruit het sterkst getroffen: allereerst de horeca (33 procent krimp), gevolgd door de cultuur en overige dienstverlening (23 procent krimp). (Ook de delfstoffenwinning kromp, maar dit hangt samen met het verder dichtdraaien van de aardgaskraan.) De reisbeperkingen worden weerspiegeld in de krimp van vervoer en opslag (waaronder de luchtvaart), de verhuur en overige zakelijke diensten. De reisbranche en tevens de uitzendbranche, die ook is gekrompen, vallen beide onder laatstgenoemde bedrijfstak. Ook de zorg kende een corona-gerelateerde krimp. De sector is weliswaar zwaar belast, maar de intensieve bestrijding van COVID-19 verdrong de reguliere behandelingen. De overige bedrijfstakken kenden een veel lichtere krimp of een bescheiden groei.
bedrijfstak | verandering (% volumemutatie t.o.v. dezelfde kwartalen in 2020) |
---|---|
Horeca | -33,3 |
Delfstoffenwinning | -23,6 |
Cultuur, recreatie, overige diensten | -22,6 |
Vervoer en opslag | -16,4 |
Verhuur en overige zakelijke diensten | -15,4 |
Gezondheids- en welzijnszorg | -7,1 |
Onderwijs | -3,8 |
Industrie | -3,6 |
Handel | -2,0 |
Informatie en communicatie | -0,8 |
Waterbedrijven en afvalbeheer | -0,6 |
Bouwnijverheid | -0,4 |
Financiële dienstverlening | 0,4 |
Specialistische zakelijke diensten | 0,9 |
Landbouw, bosbouw en visserij | 1,5 |
Verhuur en handel van onroerend goed | 2,3 |
Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 2,5 |
Energievoorziening | 2,6 |
Het producentenvertrouwen van de industrie kreeg half maart een grote knauw. In twee maanden zakte dit van +4 naar -29. Na jarenlang positief te zijn geweest, had de negatieve stemming met name vanaf april de overhand. Na mei veerde het op. In september en oktober stagneerde het, maar de groei werd hierna weer opgepakt, om in december bijna positief te eindigen (-0,4). Het gemiddelde producentenvertrouwen in de maanden januari tot en met december kwam uit op -7,6, tegen 4,4 in dezelfde maanden een jaar eerder.
Ook het consumentenvertrouwen is gekelderd. Dit lag in 2019 al wat lager dan in de jaren daarvoor, iets onder de nullijn. Van mei tot en met oktober lag het rond de -30, een stuk lager dus dan in 2019. Daarna steeg het, tot -20 in december. Het gemiddelde consumentenvertrouwen in de maanden januari tot en met december kwam uit op -20,5, tegen -1,4 in dezelfde maanden een jaar eerder.
Van het consumentenvertrouwen wordt elk kwartaal ook bepaald hoe de verdeling is over een aantal groepen. In tegenstelling tot de cijfers hierboven worden deze niet gecorrigeerd voor seizoeninvloeden. Het vertrouwen is normaal gesproken het hoogst onder mannen, 15- tot 35-jarigen, hoogopgeleiden en de werkzame beroepsbevolking. Met uitzondering van mannen is het vertrouwen juist onder deze groepen in 2020 het sterkst gedaald. Of het vertrouwen daarmee ook het meest is gedaald onder hoogopgeleide, werkende, 15- tot 35-jarige vrouwen, is niet onderzocht. De daling onder mannen in het vierde kwartaal van 2020 ten opzichte van het vierde kwartaal van 2019 was even groot als die onder vrouwen.
categorie | 2020 4e kwartaal (gemiddelde van de deelvragen) | 2019 4e kwartaal (gemiddelde van de deelvragen) |
---|---|---|
Totaal | -27 | -4 |
Arbeidspositie | ||
Niet-werkzaam, geen pensioen | -34 | -20 |
Niet-werkzaam, met pensioen | -32 | -18 |
Werkzame beroepsbevolking | -22 | 0 |
Onderwijsniveau | ||
Hoogopgeleid | -20 | 9 |
Middelbaar opgeleid | -28 | -5 |
Laagopgeleid | -33 | -15 |
Leeftijd | ||
75 jaar of ouder | -33 | -20 |
65 tot 75 jaar | -32 | -20 |
55 tot 65 jaar | -30 | -8 |
45 tot 55 jaar | -28 | -1 |
35 tot 45 jaar | -24 | 5 |
15 tot 35 jaar | -18 | 12 |
Geslacht | ||
Vrouwen | -29 | -6 |
Mannen | -24 | -1 |
Om bedrijven en huishoudens bij te staan heeft de overheid tal van steunmaatregelen in het leven geroepen. Dit had grote gevolgen voor de overheidsfinanciën. De overheid gaf tot en met het derde kwartaal 27 miljard euro meer uit dan zij ontving. (In het eerste kwartaal was het saldo nog +9 miljard.) De steunmaatregelen kostten tot en met het derde kwartaal ongeveer 20 miljard euro. Aan de vooravond van de coronacrisis voldeed Nederland ruimschoots aan de EMU-normen: de overheid had een begrotingsoverschot en de schuld van de overheid bedroeg minder dan 50 procent van het bbp. In het derde kwartaal van 2020 was de het overschot omgeslagen in een tekort van 3,1 procent van het bbp en was de schuld opgelopen tot 55 procent van het bbp.
Mogelijk samenhangend met de overheidssteun is het aantal faillissementen beduidend lager dan in 2019. Tot en met week 51 werden er 3 100 faillissementen van bedrijven en instellingen (inclusief eenmanszaken) uitgesproken, bijna 600 minder dan in de overeenkomstige periode van 2019. Dit is een afname van ruim 15 procent.
5. Arbeid en vrije tijd
De werkzame beroepsbevolking groeide sinds het voorjaar van 2014. Vanaf maart 2020 nam de beroepsbevolking drie maanden lang af. Met name in april was de afname sterk. In juni was er een flink herstel, dat een maand later afvlakte maar in oktober weer aantrok. Gemiddeld over de maanden januari tot en met november telde de werkzame beroepsbevolking vrijwel evenveel personen als in dezelfde periode een jaar eerder. Doordat de bevolking van 15 tot 75 jaar groeide, daalde de nettoarbeidsparticipatie in de maanden januari tot en met november iets ten opzichte van een jaar eerder, van 68,8 in 2019 naar 68,4 procent in 2020. In de jaren 2014 tot en met 2019 steeg de nettoarbeidsparticipatie.
De nettoarbeidsparticipatie daalde in het derde kwartaal in vergelijking met een jaar eerder het meest onder jonge mannen (15 tot 24 jaar), gevolgd door jonge vrouwen. Bij jonge mannen liep de participatie in het derde kwartaal terug met 5 procentpunt ten opzichte van een jaar eerder, bij jonge vrouwen met iets meer dan 3 procentpunt. Van de drie categorieën wat betreft migratieachtergrond daalde de nettoarbeidsparticipatie het meest onder personen met een westerse migratieachtergrond.
2020 3e kwartaal (% van de bevolking van 15 tot 75 jaar) | 2019 3e kwartaal (% van de bevolking van 15 tot 75 jaar) | |
---|---|---|
Totaal | 68,2 | 69,0 |
Migratieachtergrond | ||
Niet-westerse | 61,0 | 62,1 |
Westerse | 66,4 | 68,4 |
Nederlandse | 69,7 | 70,2 |
Vrouwen | ||
65 tot 75 jaar | 9,7 | 8,9 |
55 tot 65 jaar | 62,6 | 61,3 |
45 tot 55 jaar | 79,3 | 80,1 |
25 tot 35 jaar | 83,1 | 83,6 |
15 tot 25 jaar | 63,9 | 67,0 |
Mannen | ||
65 tot 75 jaar | 18,8 | 19,1 |
55 tot 65 jaar | 79,6 | 78,3 |
45 tot 55 jaar | 89,3 | 89,3 |
25 tot 35 jaar | 87,9 | 88,1 |
15 tot 25 jaar | 60,4 | 65,4 |
Van maart tot en met augustus steeg het aantal werklozen met ruim 150 duizend. Van september tot en met november daalde de werkloosheid met bijna 50 duizend. Van januari tot en met november kwam de werkloosheid gemiddeld uit op 3,8 procent van de beroepsbevolking. In de overeenkomstige maanden van 2019 was de werkloosheid gemiddeld 3,4 procent. Dit betekent een omslagpunt: in de jaren 2014 tot en met 2019 daalde de werkloosheid vrijwel voortdurend.
Een sterke illustratie van de coronacrisis vormt het aantal overnachtingen in Nederlandse logiesaccommodaties. Van maart tot en met juni lag dit veel lager dan een jaar eerder. Zowel Nederlanders als buitenlanders boekten veel minder overnachtingen bij Nederlandse logiesaccommodaties dan een jaar eerder. In de maanden juli en augustus kwamen de Nederlanders massaal terug en overnachtten zij zelfs vaker in Nederlandse accommodaties dan een jaar eerder. De buitenlanders bleven ook in deze maanden grotendeels weg. Van januari tot en met oktober bedroeg het aantal overnachtingen door buitenlandse gasten minder dan de helft van dat in deze periode in 2019. Het aantal overnachtingen door Nederlandse nam af met 8 procent. In totaal nam het aantal overnachtingen in Nederlandse logiesaccommodaties af met ruim een kwart.
6. Materiële welvaart
De consumptie door huishoudens was vanaf maart lager dan een jaar eerder. Met name in april en mei was de krimp ten opzichte van 2019 sterk. Van het eerste tot en met het derde kwartaal bedroeg de gemiddelde krimp ten opzichte van het voorafgaande jaar 6,4 procent. (De krimp in oktober viel hier vrijwel mee samen.) Dit is een ongekend sterke krimp. Zelfs in de 2009, tijdens de kredietcrisis, bedroeg de krimp niet meer dan 2,0 procent. Van 2014 tot en met 2019 groeide de consumptie.
Consumptie door huishoudens (prijzen 2015) (2007-I=100) | ||
---|---|---|
2007 | 1e kwartaal | 100,0 |
2007 | 2e kwartaal | 100,3 |
2007 | 3e kwartaal | 101,1 |
2007 | 4e kwartaal | 102,0 |
2008 | 1e kwartaal | 101,4 |
2008 | 2e kwartaal | 102,0 |
2008 | 3e kwartaal | 101,9 |
2008 | 4e kwartaal | 101,8 |
2009 | 1e kwartaal | 100,2 |
2009 | 2e kwartaal | 99,7 |
2009 | 3e kwartaal | 99,8 |
2009 | 4e kwartaal | 99,8 |
2010 | 1e kwartaal | 99,6 |
2010 | 2e kwartaal | 99,7 |
2010 | 3e kwartaal | 99,9 |
2010 | 4e kwartaal | 100,6 |
2011 | 1e kwartaal | 100,3 |
2011 | 2e kwartaal | 100,3 |
2011 | 3e kwartaal | 99,9 |
2011 | 4e kwartaal | 99,6 |
2012 | 1e kwartaal | 99,9 |
2012 | 2e kwartaal | 99,2 |
2012 | 3e kwartaal | 98,8 |
2012 | 4e kwartaal | 97,5 |
2013 | 1e kwartaal | 97,6 |
2013 | 2e kwartaal | 97,6 |
2013 | 3e kwartaal | 98,0 |
2013 | 4e kwartaal | 98,4 |
2014 | 1e kwartaal | 97,8 |
2014 | 2e kwartaal | 98,1 |
2014 | 3e kwartaal | 98,1 |
2014 | 4e kwartaal | 99,2 |
2015 | 1e kwartaal | 99,8 |
2015 | 2e kwartaal | 100,4 |
2015 | 3e kwartaal | 100,3 |
2015 | 4e kwartaal | 100,5 |
2016 | 1e kwartaal | 100,7 |
2016 | 2e kwartaal | 100,6 |
2016 | 3e kwartaal | 101,5 |
2016 | 4e kwartaal | 102,7 |
2017 | 1e kwartaal | 102,4 |
2017 | 2e kwartaal | 103,3 |
2017 | 3e kwartaal | 104,3 |
2017 | 4e kwartaal | 104,2 |
2018* | 1e kwartaal | 105,4 |
2018* | 2e kwartaal | 105,7 |
2018* | 3e kwartaal | 105,9 |
2018* | 4e kwartaal | 106,1 |
2019* | 1e kwartaal | 106,6 |
2019* | 2e kwartaal | 107,2 |
2019* | 3e kwartaal | 107,4 |
2019* | 4e kwartaal | 108,2 |
2020* | 1e kwartaal | 105,4 |
2020* | 2e kwartaal | 93,4 |
2020* | 3e kwartaal | 101,7 |
*voorlopige cijfers |
Het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens groeide in de eerste twee kwartalen van 2020 wel. In het tweede kwartaal van 2020 steeg het beschikbaar inkomen 1,0 procent ten opzichte van een jaar eerder. De stijging is iets lager dan in de voorgaande kwartalen, maar de afname van de inkomensgroei zette in het derde kwartaal van 2019 al in en hoeft dus niet gerelateerd te zijn aan de coronacrisis. In het derde kwartaal van 2020 steeg het beschikbaar inkomen 1,9 procent ten opzichte van een jaar eerder. Het reëel beschikbaar inkomen reageert doorgaans met vertraging op omslagpunten in de conjunctuur. In het tweede kwartaal van 2020 bedroegen de vrije besparingen van huishoudens, het verschil tussen de huishoudensinkomens en de huishoudensconsumptie, bijna 36 miljard euro. Een dergelijk hoog bedrag is in dit millennium nog niet voorgekomen. De aanschaf van een eigen woning en grote werkzaamheden hieraan, zoals verbouwingen en buitenschilderwerk, vallen niet onder de consumptie maar onder investeringen.
De bijstand geeft een minimum inkomen aan huishoudens met onvoldoende inkomen en eigen vermogen. Daarmee is het aantal bijstandsuitkeringen een maat voor het aantal personen dat er qua materiële welvaart slecht voorstaat. Een (echt)paar met bijstand telt als twee personen. Doorgaans reageert het aantal bijstandsuitkeringen (aan personen tot de AOW-leeftijd) traag op conjuncturele ontwikkelingen. Het aantal personen met een bijstandsuitkering daalde vanaf het voorjaar van 2017 tot het eind van 2019. Daarna was dit een paar maanden min of meer stabiel, maar tijdens de eerste lockdown vanaf half maart liep het weer op, waardoor er eind juni bijna 15 duizend meer personen met een bijstandsuitkering waren dan eind februari. Sinds juni daalde het aantal weer, waarbij opgemerkt moet worden dat het aantal bijstandsgerechtigden aan het einde van de zomer altijd wat afneemt. In de maanden januari tot en met september werden er gemiddeld maandelijks 423 duizend bijstandsuitkeringen verstrekt, 3 duizend minder dan in de overeenkomstige periode een jaar eerder. Dit is een daling van 0,7 procent.
7. Woningmarkt
De woningmarkt lijkt zich ongehinderd door de crisis te bewegen, in elk geval op macroniveau. Van januari tot en met november werden er ruim 206 duizend bestaande koopwoningen verkocht, 5,5 procent meer dan een jaar eerder. Het aantal transacties ligt al vanaf 2016 op een zeer hoog niveau: meer dan 200 duizend per jaar. De prijzen van bestaande koopwoningen waren 7,7 procent hoger dan een jaar eerder. Deze prijsstijging is in lijn met die in voorafgaande jaren.
8. Mobiliteit
Het vliegverkeer werd nog sterker dan de logiesaccommodaties beïnvloed door de coronacrisis. Het vliegverkeer nam in maart al sterk af en lag in april vrijwel stil. Er waren toen 134 duizend passagiers, tegen 6,9 miljoen een jaar eerder. Het nam hierna wel toe, maar werd nooit meer dan een derde van dat een jaar eerder Van januari tot en met november waren er 70 procent minder vliegpassagiers op Nederlandse luchthavens in vergelijking met een jaar eerder: in totaal waren er in deze periode iets meer dan 22 miljoen passagiers.
jaar | maand | passagiers (x mln) |
---|---|---|
2015 | oktober | 5,94 |
2015 | november | 4,70 |
2015 | december | 4,66 |
2016 | januari | 4,49 |
2016 | februari | 4,51 |
2016 | maart | 5,25 |
2016 | april | 5,84 |
2016 | mei | 6,41 |
2016 | juni | 6,20 |
2016 | juli | 7,08 |
2016 | augustus | 7,12 |
2016 | september | 6,57 |
2016 | oktober | 6,45 |
2016 | november | 5,16 |
2016 | december | 5,21 |
2017 | januari | 5,02 |
2017 | februari | 4,79 |
2017 | maart | 5,72 |
2017 | april | 6,53 |
2017 | mei | 6,99 |
2017 | juni | 6,90 |
2017 | juli | 7,53 |
2017 | augustus | 7,61 |
2017 | september | 7,04 |
2017 | oktober | 6,98 |
2017 | november | 5,66 |
2017 | december | 5,44 |
2018 | januari | 5,41 |
2018 | februari | 5,24 |
2018 | maart | 6,15 |
2018 | april | 6,73 |
2018 | mei | 7,26 |
2018 | juni | 7,23 |
2018 | juli | 7,69 |
2018 | augustus | 7,79 |
2018 | september | 7,29 |
2018 | oktober | 7,26 |
2018 | november | 5,80 |
2018 | december | 5,74 |
2019 | januari | 5,50 |
2019 | februari | 5,35 |
2019 | maart | 6,27 |
2019 | april | 6,93 |
2019 | mei | 7,40 |
2019 | juni | 7,47 |
2019 | juli | 7,73 |
2019 | augustus | 7,86 |
2019 | september | 7,49 |
2019 | oktober | 7,35 |
2019 | november | 5,89 |
2019 | december | 5,94 |
2020 | januari | 5,60 |
2020 | februari | 5,28 |
2020 | maart | 2,77 |
2020 | april | 0,13 |
2020 | mei | 0,22 |
2020 | juni | 0,53 |
2020 | juli | 1,69 |
2020 | augustus | 2,24 |
2020 | september | 1,55 |
2020 | oktober | 1,30 |
2020 | november | 0,97 |
Er werd in 2020 ook veel minder met het openbaar vervoer gereisd dan een jaar eerder. Vooral in april en mei was het aantal reizen met het openbaar vervoer laag. Er werd toen wekelijks niet meer dan 5 miljoen keer ingecheckt, waar dat normaal gesproken meer dan 25 miljoen keer gebeurt. Aan het einde van de zomer leek de deelname aan het openbaar vervoer weer terug te veren naar gebruikelijke niveaus, dat in de zomer overigens altijd wat lager is dan in de andere seizoenen. De gebruikelijke stijging na de zomer bleef echter uit, zodat het totaal aantal reizen ver verwijderd bleef van dat in 2019. Tot aan week 50 werd maar half zo vaak ingecheckt als in 2019.
weeknummer | Doordeweeks (2019=100) | Weekends (2019=100) |
---|---|---|
1 | 83 | 101 |
2 | 99 | 102 |
3 | 100 | 102 |
4 | 104 | 106 |
5 | 102 | 103 |
6 | 99 | 88 |
7 | 97 | 90 |
8 | 99 | 87 |
9 | 94 | 105 |
10 | 98 | 99 |
11 | 91 | 67 |
12 | 60 | 38 |
13 | 51 | 33 |
14 | 52 | 33 |
15 | 52 | 35 |
16 | 47 | 39 |
17 | 58 | 53 |
18 | 56 | 49 |
19 | 61 | 57 |
20 | 66 | 57 |
21 | 64 | 61 |
22 | 78 | 62 |
23 | 73 | 70 |
24 | 81 | 73 |
25 | 81 | 82 |
26 | 84 | 81 |
27 | 86 | 84 |
28 | 86 | 89 |
29 | 89 | 95 |
30 | 93 | 95 |
31 | 93 | 91 |
32 | 91 | 90 |
33 | 88 | 91 |
34 | 90 | 84 |
35 | 90 | 86 |
36 | 92 | 92 |
37 | 90 | 92 |
38 | 92 | 89 |
39 | 89 | 74 |
40 | 88 | 75 |
41 | 82 | 76 |
42 | 81 | 70 |
43 | 79 | 68 |
44 | 77 | 66 |
45 | 78 | 68 |
46 | 79 | 69 |
47 | 81 | 72 |
48 | 82 | 75 |
49 | 83 | 73 |
50 | 82 | 72 |
51 | 76 | 63 |
Ook het wegverkeer is tijdens de coronacrisis afgenomen. Vanaf half maart daalde het wegverkeer (inclusief vracht) tot een laagste niveau begin april. Het verkeer lag toen doordeweeks op ongeveer de helft van het niveau in 2019 en in het weekend op een derde. Hierna veerde het terug tot iets minder dan normaal in juli. Eind september begon het wegververkeer ten opzichte van een jaar eerder af te nemen. Tot en met week 51 lag het verkeer doordeweeks op gemiddeld 82 procent van dat in 2019. In de weekenden was dit 76 procent. Dit wordt vrijwel volledig veroorzaakt door afname van het personenverkeer. Het vrachtverkeer kende van maart tot en met juni extreme schommelingen, waarbij het soms drukker was dan een jaar eerder. Vanaf de zomer is echter weinig verschil meer met 2019. Gemiddeld lag het vrachtverkeer tot en met week 51 doordeweeks op vrijwel hetzelfde niveau als een jaar eerder, en in de weekends bijna 10 procent lager.
9. Milieu
De uitstoot van CO2 lag met name in het tweede kwartaal veel lager dan een jaar eerder: 21,1 procent (niet gecorrigeerd voor weersinvloeden). Deze daling was een gevolg van verminderde activiteiten door de coronacrisis en door de sterk gedaalde inzet van de kolencentrales. Deze sterk gedaalde inzet heeft behalve een iets lagere vraag naar elektriciteit door de coronacrisis te maken met een reeks van factoren zoals storing bij of sluiting van centrales, concurrentie met aardgascentrales vanwege de lage gasprijs en de hoge prijs voor CO2-emissierechten en sterk toegenomen productie van hernieuwbare elektriciteit. Ook in het derde kwartaal was er een afname, van -4,5 procent ten opzichte van een jaar eerder. Dit geldt althans wanneer de ontwikkeling berekend wordt volgens de nationale rekeningen. Volgens de IPCC-voorschriften was de CO2-uitstoot in het derde kwartaal dezelfde als een jaar eerder. Dit komt omdat de internationale luchtvaart hierbij niet meetelt. Volgens de IPCC-conforme cijfers daalde de uitstoot in het tweede kwartaal met 15 procent. De uitstootcijfers volgens de IPCC zijn leidend voor tal van internationale afspraken en voor het Urgenda-doel.
In lijn met de afname van de mobiliteit is in 2020 ook de afzet van motorbrandstoffen gedaald, en daarmee ook de uitstoot van CO2, fijnstof en NOx. Uitgedrukt in energiewaarde bedroeg de afname van januari tot en met september 6 procent ten opzichte van een jaar eerder. De afname van de afzet van kerosine aan de internationale luchtvaart bedroeg 45 procent. Het wegverkeer nam 12 procent minder brandstof (benzine en diesel) af. De internationale scheepvaart nam juist 15 procent meer brandstof (stookolie) af dan in 2019.
jaar | maand | afzet motorbrandstoffen (petajoule) |
---|---|---|
2015 | september | 99,0 |
2015 | oktober | 99,4 |
2015 | november | 94,2 |
2015 | december | 96,3 |
2016 | januari | 90,5 |
2016 | februari | 87,8 |
2016 | maart | 95,6 |
2016 | april | 92,3 |
2016 | mei | 97,6 |
2016 | juni | 97,2 |
2016 | juli | 96,9 |
2016 | augustus | 95,3 |
2016 | september | 95,4 |
2016 | oktober | 96,1 |
2016 | november | 90,9 |
2016 | december | 90,0 |
2017 | januari | 90,6 |
2017 | februari | 83,4 |
2017 | maart | 97,7 |
2017 | april | 95,0 |
2017 | mei | 99,2 |
2017 | juni | 97,1 |
2017 | juli | 95,4 |
2017 | augustus | 93,8 |
2017 | september | 96,0 |
2017 | oktober | 97,5 |
2017 | november | 93,9 |
2017 | december | 92,8 |
2018 | januari | 91,4 |
2018 | februari | 85,7 |
2018 | maart | 95,4 |
2018 | april | 90,7 |
2018 | mei | 99,1 |
2018 | juni | 95,4 |
2018 | juli | 105,3 |
2018 | augustus | 96,4 |
2018 | september | 93,2 |
2018 | oktober | 92,9 |
2018 | november | 90,0 |
2018 | december | 86,6 |
2019 | januari | 88,2 |
2019 | februari | 89,1 |
2019 | maart | 96,3 |
2019 | april | 94,6 |
2019 | mei | 93,8 |
2019 | juni | 84,4 |
2019 | juli | 91,2 |
2019 | augustus | 89,8 |
2019 | september | 89,2 |
2019 | oktober | 98,1 |
2019 | november | 100,6 |
2019 | december | 92,2 |
2020 | januari | 96,7 |
2020 | februari | 87,3 |
2020 | maart | 87,2 |
2020 | april | 73,7 |
2020 | mei | 80,5 |
2020 | juni | 80,9 |
2020 | juli | 87,3 |
2020 | augustus | 84,3 |
2020 | september | 90,0 |
Actuele cijfers van de meeste voor dit jaaroverzicht gebruikte indicatoren zijn te vinden in het dashboard Welvaart in coronatijd.