126 elektrische auto’s in 1919
Weeldeproduct
Het bezit van een motorvoertuig gold als een uiterlijk teken van welvaart en de bezitter werd ervoor aangeslagen in de personele belasting. Deze belasting is geregeld bij de wet van 3 April 1909. Motorrijtuigen volgens de wet waren ‘alle rij- of voertuigen, bestemd om uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het rij- of voertuigzelf aanwezig, anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen.’
gewoon tarief | tarief voor verhuurders | |
---|---|---|
1909 | 15 | 12 |
1910 | 29 | 24 |
1911 | 35 | 30 |
1912 | 37 | 33 |
1913 | 82 | 79 |
1914 | 76 | 71 |
1915 | 72 | 70 |
1916 | 52 | 49 |
1917 | 100 | 98 |
1918 | 101 | 55 |
1919 | 126 | 70 |
1920 | 84 | |
1921 | 83 | |
1922 | 100 | |
1923 | 89 | |
1924 | 67 | |
Bron: Statistiek der Rijksinkomsten (in Jaarcijfers, uitgave CBS) * Wijziging van de grondslag in 1920, cijfers vanaf 1925 niet meer verzameld. |
Electromobielen
In 1910 waren 5,2 duizend gemotoriseerde voertuigen belastingplichtig – het park was overigens groter, want er bestonden vele vrijstellingen. Daaronder waren 3,2 duizend motorrijwielen en 2 duizend motorrijtuigen, die waren belast naar het aantal pk’s. Er waren ook 29 elektrisch aangedreven motorvoertuigen, zogeheten electromobielen, aangeslagen in de belasting, 26 in Noord-Holland, waaronder 24 die eigendom waren van verhuurders (w.o. taxibedrijven) die een gereduceerd tarief betaalden, 2 in Zuid-Holland en 1 in Noord-Brabant. In 1917 waren het er 100, in 1919 126.Vanaf 1925 heeft het Departement van Financiën deze gegevens niet meer verzameld. In 1927 is de Motorrijtuigenbelasting ingevoerd.
Downloads
- Website - Historie elektrische auto
Relevante links
- Artikel - Meer dan 200 maal zoveel personenauto’s als in 1927
- Nieuwsbericht Bijna 200 duizend stekkerauto’s