Volumemaatstaven voor het onbenut arbeidspotentieel
Het onbenut arbeidspotentieel gemeten in aantallen personen was in 2016 ruim 1,5 miljoen. Dat is 12 procent van de bevolking van 15 tot 75 jaar. In arbeidsvolume gemeten waren het 730 duizend vte’s. Vrouwen behoren met 13,3 procent vaker dan mannen (10,5 procent) tot het onbenut arbeidspotentieel. In het volumecijfer valt dit verschil, doordat mannen meer uren willen werken, weg. Dat geldt ook voor het verschil tussen jongeren en andere leeftijdsgroepen.
De omvang van het onbenut arbeidspotentieel, dat wil zeggen de onderbenutte deeltijdwerkers, de werklozen en de potentieel additionele beroepsbevolking, en de deelgroepen daarbinnen worden doorgaans uitgedrukt in aantallen personen. In dit artikel worden volumemaatstaven ontwikkeld door het gewenste aantal (extra) arbeidsuren te verdisconteren, namelijk door personen te wegen naar deze arbeidsuren. Aanvullend worden aandelen van het onbenut arbeidspotentieel berekend door aantallen personen met onbenut arbeidspotentieel en het onbenut arbeidsvolume (in vte) te relateren aan de totale bevolking.