65-plusser gezonder maar zwaarder dan 20 jaar geleden
Nederland telde in 2016 meer 65-plussers dan twee decennia daarvoor. Het aantal mensen van 65 jaar of ouder nam in deze twintig jaar met 50 procent toe van 2,1 miljoen naar 3,1 miljoen mensen. De totale Nederlandse bevolking groeide veel minder hard over deze tijdspanne (10 procent). Was in 1996 nog 13 procent van de Nederlanders 65 jaar of ouder, twee decennia later was dit 18 procent. Vrouwen waren net als twintig jaar terug oververtegenwoordigd onder de groep 65-plussers. Dit verschil wordt echter kleiner, doordat mannen tegenwoordig ook vaker ouder worden. De gemiddelde leeftijd van 65-plussers bleef met bijna 75 jaar ongeveer hetzelfde als twintig jaar eerder.
Mannen in 2016 | Vrouwen in 2016 | Mannen in 1996 | Vrouwen in 1996 | |
---|---|---|---|---|
99 | 511 | -3048 | 332 | -1367 |
98 | 397 | -1895 | 208 | -925 |
97 | 627 | -2684 | 305 | -1385 |
96 | 1049 | -4015 | 548 | -2097 |
95 | 1873 | -6435 | 763 | -2865 |
94 | 2586 | -8535 | 1184 | -4341 |
93 | 3549 | -10941 | 1634 | -5729 |
92 | 5300 | -14029 | 2208 | -7461 |
91 | 6515 | -17214 | 2941 | -9745 |
90 | 8426 | -19883 | 3881 | -12122 |
89 | 10812 | -23267 | 4900 | -14924 |
88 | 13125 | -26210 | 6206 | -17998 |
87 | 16041 | -30574 | 7879 | -21101 |
86 | 18874 | -33975 | 9425 | -24476 |
85 | 22896 | -38526 | 11227 | -27149 |
84 | 26060 | -40936 | 12954 | -29503 |
83 | 29567 | -44568 | 16013 | -34186 |
82 | 32104 | -45903 | 18620 | -37484 |
81 | 35838 | -49122 | 21320 | -40647 |
80 | 39477 | -51361 | 22524 | -40898 |
79 | 43415 | -54381 | 25072 | -43849 |
78 | 46236 | -56178 | 27611 | -45535 |
77 | 52191 | -61200 | 28784 | -45975 |
76 | 55293 | -64077 | 32388 | -48852 |
75 | 60036 | -67338 | 41008 | -59770 |
74 | 60778 | -66388 | 42752 | -60769 |
73 | 65632 | -70605 | 45196 | -61450 |
72 | 72862 | -77081 | 48738 | -64395 |
71 | 78123 | -82268 | 49496 | -64522 |
70 | 76251 | -79524 | 51084 | -64235 |
69 | 108834 | -111458 | 53493 | -64823 |
68 | 106461 | -109194 | 54999 | -64920 |
67 | 102945 | -103973 | 58313 | -67882 |
66 | 100733 | -101724 | 60065 | -67972 |
65 | 100254 | -101127 | 64528 | -70921 |
Toename 65-plussers in grootste steden blijft achter
Het aantal 65-plussers dat woonachtig is in de steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht nam toe met 2 procent. Daarmee is de forse groei van het aantal 65-plussers nauwelijks terug te zien in de grootste vier steden van Nederland. Vorig jaar woonde 10 procent van de Nederlandse bevolking van 65 jaar of ouder in deze grote steden, terwijl dat in 1996 nog 14 procent was. In Utrecht en Amsterdam nam het aantal mensen in deze leeftijdsgroep toe, met respectievelijk 13 en 5 procent. Dit terwijl in Rotterdam het aantal 65-plussers vrijwel ongewijzigd bleef en in Den Haag het aantal juist afnam (-4 procent).
Aandeel 65-plussers in de bevolking hoog aan randen van Nederland
Gemeenten in provincies waar meer dan gemiddeld 65-plussers wonen zijn Zeeland, Limburg, Groningen, Drenthe en Gelderland. Duidelijk is te zien dat stedelijke gebieden in de Randstad en Flevoland relatief minder 65-plussers huisvesten. Een verklaring hiervoor is dat jongeren steeds vaker naar de stad verhuizen om te studeren of te werken. Daarnaast blijven dertigers die uit de stad vertrekken, vaker in de Randstad wonen. Hierdoor neemt het geboortecijfer in de Randstad toe, terwijl het aantal geboorten in de grensgebieden de laatste twintig jaar juist afnam.
65-plussers vaker eigen woning
In 2015 had de helft van alle 65-plussers een eigen woning, twintig jaar eerder was dat nog ongeveer 30 procent. Door de instroom van de naoorlogse generatie babyboomers is het woningbezit onder ouderen opgelopen (net als dat van de hele bevolking). Deze babyboomers, geboren tussen 1945 en 1950, begaven zich in de jaren zestig en zeventig op de woningmarkt. Door de aanzienlijk gestegen welvaart, kwam voor velen de aanschaf van een eigen koopwoning binnen bereik.
1995 | 2015 | |
---|---|---|
Alle huishoudens | 42,6 | 55,6 |
Hoofdkostwinners ≥ 65 jaar | 29,7 | 50 |
Vermogen 65-plussers gestegen
Het toegenomen eigenwoningbezit stuwde het vermogen van ouderen flink op. In 2015 lag het vermogen van 65-plushuishoudens in doorsnee op 86,5 duizend euro, dat was twintig jaar eerder nog 23,8 duizend euro (prijspeil 2015). Ook als de eigen woning buiten beschouwing blijft, nam het vermogen van ouderen in twintig jaar tijd per saldo toe: van 9 naar 12 duizend euro. De hypotheekschuld is door de meeste eigenwoningbezitters onder de 65-plussers grotendeels of volledig afbetaald en onderwaarde komt bij hen weinig voor (3 procent in 2015). Door de tussen 2008 en 2013 gedaalde huizenprijzen nam het vermogen van ouderen weliswaar af, maar veel minder scherp als bij jongere huishoudens.
Meer 65-plussers met schulden
In 2015 had 5 procent van de 65-plushuishoudens een negatief vermogen (95 duizend huishoudens), twintig jaar eerder was dat ruim 1 procent (18 duizend). Landelijk gezien verdubbelde in twintig jaar tijd het aandeel huishoudens met netto-schulden tot bijna een kwart in 2015. De stijging vond, ook bij ouderen, plaats tijdens de economische crisis die eind 2008 inzette.
1995 | 2015 | |
---|---|---|
Alle huishoudens | ||
Alleenstaanden | 17,8 | 22,1 |
Meerpersoonhuishoudens | 37,6 | 49,1 |
Hoofdkostwinner ≥ 65 jaar | ||
Alleenstaanden | 18 | 23 |
Meerpersoonhuishoudens | 31 | 40 |
Hoger inkomen 65-plussers
De generatie 65-plussers van 2015 had meer te besteden dan hun voorgangers in 1995. Zo bedroeg in 2015 het besteedbaar inkomen van een alleenstaande 65-plusser gemiddeld 23 duizend euro. Dat van een 65-plushuishouden met meer personen (meestal twee) kwam uit op 40 duizend euro. Het inkomen van ouderen lag naar het prijspeil van 2015 bijna 30 procent hoger dan dat van de generatie ouderen twintig jaar eerder. Landelijk gezien was de inkomensgroei met ruim een kwart iets kleiner. De inkomensstijging bij ouderen kwam vooral doordat steeds meer vrouwen naast hun AOW een aanvullend pensioen ontvingen. Daarnaast waren gepensioneerden hoger opgeleid dan hun leeftijdsgenoten in 1995, waardoor ze een groter aanvullend pensioen opbouwden.
Alle huishoudens | 65-plus huishoudens | |
---|---|---|
Huisvesting, water en energie | 3,6 | 0,4 |
Vervoer, recreatie en cultuur, horeca | 0 | 2,6 |
Voedings- en genotmiddelen | -1,6 | -1,7 |
Stoffering en huishoudelijke apparaten | -3 | -1,1 |
Kleding en schoeisel | -1,6 | -1,1 |
Communicatie | 1,4 | 0,8 |
Gezondheid | 0,1 | 0,1 |
Overige bestedingen | 1,1 | 0 |
65-plus huishoudens gaven meer uit
De totale bestedingen van 65-plushuishoudens bedroegen in 2015 gemiddeld ruim 30 duizend euro. Hun bestedingsniveau lag bijna 40 procent hoger dan in 1995. Destijds gaven zij gemiddeld 22 duizend euro uit (in prijzen van 2015). Ouderen zijn in de afgelopen twintig jaar relatief meer gaan uitgeven aan vervoer, recreatie, cultuur en restaurants. In 2015 was dit bijna 25 procent van hun uitgaven, in 1995 was dat 22 procent. De uitgaven voor vakantie worden eveneens tot deze bestedingspost gerekend. In de afgelopen twintig jaar zijn huishoudens bijna 4 procent meer van hun bestedingen gaan uitgeven aan huisvesting, water en energie. Dat geldt niet voor 65-plushuishoudens, zij gaven hier naar verhouding evenveel aan uit als in 1995.
Vaker ouder in goede gezondheid
Mannen en vrouwen worden steeds ouder. De verdere levensverwachting van een 65-jarige man was in 2015 bijna 19 jaar. Voor een 65-jarige vrouw was dit ruim 21 jaar. Twintig jaar geleden was dat nog 15 jaar (mannen) en ruim 19 jaar (vrouwen). Het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen wordt dus kleiner. Wel worden vrouwen nog steeds ouder dan mannen. Het kleinere verschil in levensverwachting tussen beide seksen, ligt grotendeels aan het feit dat het verschil in aantal rokende mannen en rokende vrouwen steeds kleiner is geworden. Naast het feit dat 65-jarigen ouder worden, neemt ook de levensverwachting in goed ervaren gezondheid toe. Vooral mannen hebben de afgelopen twee decennia gezondheidswinst geboekt. Gemiddeld kregen zij er drie gezonde jaren bij, terwijl voor vrouwen het aantal gezonde jaren toenam met twee jaar. De levensverwachting zonder lichamelijke gebreken nam nog forser toe dan die in zelf goed ervaren gezondheid.
1995 | 2015 | |
---|---|---|
Mannen | ||
Levensverwachting | 15,08 | 18,64 |
Goed ervaren gezondheid | 8,7 | 11,7 |
Zonder lichame- lijke beperkingen | 9,9 | 14 |
Zonder chronische ziektes | 5 | 3,7 |
Vrouwen | ||
Levensverwachting | 19,47 | 21,36 |
Goed ervaren gezondheid | 10,1 | 12,2 |
Zonder lichame- lijke beperkingen | 9,1 | 11,9 |
Zonder chronische ziektes | 5,3 | 3,4 |
Langer leven maar wel met langdurige aandoeningen
Mannen en vrouwen in de leeftijd van 65 jaar hebben wel minder lang te leven zonder een langdurige aandoening. De levensverwachting zonder chronische ziekten daalde. Enerzijds komt dit door betere screeningsprogramma’s en onderzoek waardoor mensen eerder een diagnose krijgen van een bepaalde aandoening. Anderzijds worden mensen ouder door verbeterde behandelmethodes. Sommige ziekten, zoals diabetes, komen meer voor dan twintig jaar geleden. De chronische zieke 65-plussers hebben anno 2015 het vaakst te maken met een te hoge bloeddruk en gewrichtsslijtage.
Ernstig overgewicht | Matig overgewicht | |
---|---|---|
Mannen 4 jaar of ouder | ||
1995 | 5 | 29,8 |
2015 | 10,3 | 35,9 |
Mannen 65 tot 75 jaar | ||
1995 | 6,6 | 44,3 |
2015 | 16,8 | 49,5 |
Mannen 75-plussers | ||
1995 | 5 | 36,7 |
2015 | 11,2 | 49,1 |
Meer (te) zware 65-plussers
Meer dan 60 procent van de 65- tot 75-jarigen had in 2015 te kampen met overgewicht en van de 75-plussers was dat bijna 60 procent. Twintig jaar eerder had nog niet de helft van de 65-plussers last van zwaarlijvigheid. Vooral mannen wegen vaker een pondje te veel. Onder 65- tot 75-jarigen nam ook het aandeel met ernstig overgewicht (obesitas) toe, vooral onder mannen. Voor vrouwen was de toename van ernstig overgewicht in de oudste twee leeftijdsgroepen ongeveer gelijk. 65-plussers kampten in 2015 vaker met overgewicht dan gemiddeld. Voor de gehele bevolking van vier jaar of ouder gold dat 43 procent overgewicht had, tegen 60 procent onder de 65-plussers.
Ernstig overgewicht | Matig overgewicht | |
---|---|---|
Vrouwen 4 jaar of ouder | ||
1995 | 7,4 | 22,8 |
2015 | 12,9 | 27 |
Vrouwen 65 tot 75 jaar | ||
1995 | 13,2 | 35,7 |
2015 | 18,6 | 37,9 |
Vrouwen 75-plussers | ||
1995 | 12,5 | 38 |
2015 | 18,7 | 37,9 |
Acuut hartinfarct niet langer belangrijkste doodsoorzaak
Het aantal sterfgevallen onder 65- tot 75-jarigen door een acuut hartinfarct is tussen 1995 en 2015 onder beide seksen met ongeveer 83 procent afgenomen. In 2015 overleden nog maar duizend personen hieraan, tegen 4 duizend twintig jaar eerder. Stierven de meeste 65- tot 75-jarigen in 1995 nog aan een acuut hartinfarct, twee decennia later was dit aan longkanker (3,5 duizend). Terwijl deze doodsoorzaak voor mannen in twintig jaar vrij fors daalde, is dit voor vrouwen van 65 tot 75 jaar in 2015 de belangrijkste doodsoorzaak geworden. Dit heeft te maken met het feit dat vrouwen pas veel later dan mannen zijn gaan roken. Wel stierven in 2015 nog altijd meer mannen door deze ziekte dan vrouwen (2,1 duizend tegen 1,2 duizend). Het totale aantal mensen in de leeftijd van 65 tot 75 jaar dat overleed, nam af van 28,8 naar 26,6 duizend. Nog steeds stierven er meer mannen dan vrouwen in deze leeftijdscategorie, al nam het aantal sterfgevallen onder mannen in twintig jaar tijd wel sneller af dan bij onder vrouwen.
Acuut hartinfarct | COPD | Longkanker | |
---|---|---|---|
1995 | 519,8 | 215,8 | 490,9 |
1996 | 476,5 | 217,4 | 471 |
1997 | 455,1 | 204,6 | 476,8 |
1998 | 431,4 | 218,7 | 446,2 |
1999 | 401,9 | 185,1 | 431,1 |
2000 | 360,8 | 176 | 417,6 |
2001 | 340 | 163 | 435,1 |
2002 | 300,1 | 150,7 | 407,7 |
2003 | 281,9 | 146,2 | 372,5 |
2004 | 239,9 | 122,8 | 385,9 |
2005 | 222,1 | 126,6 | 360,6 |
2006 | 192,2 | 111,5 | 345,4 |
2007 | 165,5 | 113,8 | 334,6 |
2008 | 156,5 | 93,6 | 324,6 |
2009 | 143,2 | 103,7 | 313,3 |
2010 | 121,2 | 84,2 | 306,8 |
2011 | 113,1 | 88,7 | 296,7 |
2012 | 108,2 | 92,4 | 269,8 |
2013 | 102,2 | 88,8 | 252 |
2014 | 84,4 | 78,1 | 244,1 |
2015 | 90,1 | 86,7 | 239,3 |
2016 |
Vrouwen minder vaak verweduwd, vaker getrouwd
Vrouwen in de leeftijd van 65 jaar of ouder bleven in 2016 minder vaak als weduwe achter dan in 1996. Was in dat jaar nog 47 procent van alle oude vrouwen verweduwd, in 2016 was dat 34 procent. Dat vrouwen minder vaak als weduwe achterblijven is vooral te verklaren door de toegenomen levensverwachting van mannen.
Acuut hartinfarct | COPD | Longkanker | |
---|---|---|---|
1995 | 208 | 74,7 | 83,7 |
1996 | 209,9 | 75,1 | 92 |
1997 | 178 | 73,7 | 91,6 |
1998 | 179,2 | 76,5 | 98,3 |
1999 | 156 | 88,9 | 103,3 |
2000 | 160,1 | 83,9 | 108,3 |
2001 | 137 | 74,3 | 113,3 |
2002 | 131,2 | 81,3 | 121,4 |
2003 | 120,6 | 83 | 119,8 |
2004 | 95,6 | 71,2 | 123,1 |
2005 | 89,3 | 74,1 | 132,5 |
2006 | 74,7 | 69,8 | 138,9 |
2007 | 72,8 | 69,9 | 138,9 |
2008 | 64,5 | 73,3 | 144 |
2009 | 51,1 | 66,9 | 137,8 |
2010 | 54,2 | 68,6 | 149,3 |
2011 | 45,7 | 74,8 | 151,5 |
2012 | 42,9 | 78,5 | 150,6 |
2013 | 39 | 75,7 | 151,5 |
2014 | 34,7 | 66,5 | 157,6 |
2015 | 35 | 83,7 | 162,8 |
2016 |
Meer gescheiden ouderen
In twintig jaar nam het aantal gescheiden 65-plussers toe van 5 in 1996 naar 10 procent verleden jaar. Ondanks dat het aantal scheidingen voor vrouwen en mannen meer dan verdubbelde, betrof het nog steeds een zeer klein deel van gehuwden. De stijging komt niet zozeer door echtscheiding onder 65-plussers als wel door instroom van 65-minners in deze leeftijdsgroep. In 1996 werden circa 9 duizend gescheiden personen 65 jaar, in 2015 waren dat er circa 28 duizend. Met name in 2011, toen de eerste groep babyboomers 65 werd, steeg het aantal aanzienlijk.
1996 | 2016 | |
---|---|---|
Mannen | ||
Gehuwd | 75 | 74 |
Verweduwd | 15 | 11 |
Gescheiden | 4 | 9 |
Ongehuwd | 6 | 6 |
Vrouwen | ||
Gehuwd | 40 | 50 |
Verweduwd | 47 | 34 |
Gescheiden | 5 | 11 |
Ongehuwd | 8 | 5 |
Ouderen hebben vaker een migratieachtergrond
Van de 65-plussers had ruim 13 procent in 2016 een migratieachtergrond, twintig jaar eerder was dit bijna 9 procent. Van de meeste ouderen met een migratieachtergrond was die achtergrond in merendeel westers. De toename van deze groep kwam voor een groot deel door Duitse immigranten. In 2016 hadden ruim 137 duizend 65-plussers een Duitse migratieachtergrond, tegen bijna 72 duizend twee decennia eerder. Dit betreft voor het grootste deel de tweede generatie, waarvan een van de ouders geboren was in Duitsland. Bij de groep met een niet-westerse migratieachtergrond betrof het vooral de eerste generatie Surinamers, Turken en Marokkanen. (Het gaat hierbij om mensen die niet in Nederland zijn geboren en waarvan minimaal een van de ouders ook niet in Nederland is geboren.)
Ouderen pessimistischer over economie
De oudere generaties waren in 2016 een stuk minder positief over de economie dan 25- tot 65-jarigen en leeftijdsgenoten twintig jaar terug. Zo bleef het consumentenvertrouwen van 65-plussers steken op hetzelfde negatieve niveau als van 1996, terwijl het vertrouwen van de mensen in de leeftijd van 25 tot 65 jaar juist toenam. Voor 25- tot 45-jarigen verdrievoudigde het vertrouwen zelfs. Het negatieve consumentenvertrouwen van ouderen zegt niets over hoe gelukkig en tevreden ze zijn met hun leven. Uit onderzoek naar sociale samenhang en welzijn bleek dat van alle Nederlanders 65- tot 75-jarigen relatief gezien het meest gelukkig en tevreden waren (cijfers 2015). Zo was ruim 88 procent van de 65- tot 75-jarigen in 2015 tevreden met zijn leven en 89,4 procent vond zichzelf een gelukkig mens. Onder 75-plussers was bijna 84 procent tevreden en 86 procent gelukkig.
1996 | 2016 | |
---|---|---|
totaal | 1 | 5 |
65 jaar of ouder | -11 | -9 |
45 tot 65 jaar | -3 | 10 |
25 tot 45 jaar | 8 | 23 |
Minder religieus
65-plussers behoorden in 2015 minder vaak tot een kerkelijke gezindte dan in 1997. De afname is het sterkst onder 65- tot 75-jarigen. In 2015 was 61 procent religieus tegen 73 procent in 1997. Onder 75-plussers is de afname minder groot. Het aandeel gelovigen onder 65-plussers lag ruim boven het gemiddelde van alle Nederlanders. Verder slonk het aantal personen dat minimaal een keer in de maand een religieuze dienst bezocht. Ook hier lag de forste daling onder 65- tot 75-jarigen. In 2015 ging 22 procent naar een dienst, in 1997 was dat 40 procent.
1997 | 2015 | |
---|---|---|
totale bevolking | 61 | 50 |
65- tot 75-jarigen | 73 | 61 |
75-plussers | 75 | 73 |
Downloads
- Downloads- Welvaart in Nederland 2016
- Publicatie - Invloed van binnenlandse verhuizingen op vergrijzing
Bronnen
- StatLine - Bevolking-leeftijd-en-burgerlijke-staat
- StatLine – Bevolking-generatie-en-herkomst
- StatLine – Bevolking-geslacht-en-leeftijd
- StatLine – Bevolking-leeftijd-en-regio
- StatLine - Gezonde-levensverwachting
- StatLine – Lengte-en-gewicht-van-personen
- StatLine – Overledenen-belangrijke-doodsoorzaken-naar-leeftijd-en-geslacht
- StatLine - Huishoudens; samenstelling inkomen 1990-2000
- StatLine - Samenstelling vermogens van huishoudens
- StatLine – Religieuze-betrokkenheid-persoonskenmerken
- StatLine – Maatschappelijke-participatie-kerkelijke-gezindte
- StatLine – Welzijn-kerncijfers-persoonskenmerken
- Tabel - Vermogensklassen particuliere huishoudens naar kenmerken
- Tabel - Bestedingen huishoudens
- Tabel - Vermogen particuliere huishoudens kenmerken en regio
Relevante links
- Nieuwsbericht - Vermogen van huishoudens in 2015 gestegen
- Nieuwsbericht - Vooral hogere inkomens geven weer meer uit
- Nieuwsbericht - Vergrijzing-meest-toegenomen-in-limburg
- PDF - Vernieuwing Inkomensstatistiek vanaf 2011