Arbeidsparticipatie naar leeftijd en geslacht
Mannen hebben een hogere bruto-participatie dan vrouwen. In 2016 bedroeg deze 74,9 procent voor mannen tegen 65,1 procent voor vrouwen. De arbeidsparticipatie van vrouwen blijft vanaf een leeftijd van 30 jaar achter bij die van mannen, omdat een deel van hen ophoudt met werken wanneer er kinderen komen.
Mannen | Vrouwen | |
---|---|---|
15- 19 jaar | 59,1 | 63 |
20- 24 jaar | 75,1 | 75,1 |
25- 29 jaar | 89,4 | 85,5 |
30- 34 jaar | 93,2 | 82,9 |
35- 39 jaar | 93,3 | 82,1 |
40- 44 jaar | 92,1 | 82 |
45- 49 jaar | 92,3 | 82,7 |
50- 54 jaar | 90,3 | 78,4 |
55- 59 jaar | 86,3 | 69 |
60- 64 jaar | 69,3 | 47 |
65- 69 jaar | 20,1 | 7,7 |
70- 74 jaar | 9,8 | 2,7 |
Het verschil tussen de bruto- en netto-arbeidsparticipatie varieert wel per leeftijdsgroep. Bij jongeren tot 25 jaar is het verschil tussen de bruto en netto participatie het grootst, bij 65-plussers het kleinst. In 2016 was het verschil tussen beide bij de 15- tot 25-jarigen 7,4 procentpunt, tegen 0,4 procentpunt bij de 65-plussers. Dit komt doordat jongeren relatief vaak werkloos zijn, terwijl dit bij 65-plussers aanzienlijk minder vaak het geval is.
Mannen | Vrouwen | |
---|---|---|
15- 19 jaar | 50,3 | 54,6 |
20- 24 jaar | 68,6 | 69,2 |
25- 29 jaar | 84,8 | 80,9 |
30- 34 jaar | 89,8 | 78,8 |
35- 39 jaar | 90,2 | 77,8 |
40- 44 jaar | 88,7 | 77,5 |
45- 49 jaar | 89 | 78,1 |
50- 54 jaar | 86,5 | 74,1 |
55- 59 jaar | 81,8 | 64,1 |
60- 64 jaar | 62,8 | 43,2 |
65- 69 jaar | 19,2 | 7,2 |
70- 74 jaar | 9,5 | 2,7 |