Arbeidspositie naar leeftijd en geslacht
Iedere inwoner van Nederland kan werkzaam zijn, werkloos, of niet actief zijn op de arbeidsmarkt. Personen die niet deelnemen op de arbeidsmarkt vormen de niet-beroepsbevolking. Deze bestaat onder meer uit schoolgaanden, studenten, huisvrouwen, arbeidsongeschikten en personen die met vervroegd pensioen gegaan zijn.
Middengroep werkt het vaakst
Zowel bij mannen als vrouwen is het aantal werkenden het hoogst in de leeftijden van 45 tot 55 jaar. De arbeidsparticipatie van jongeren (15 tot 25 jaar) en ouderen (55 tot 75 jaar) is lager dan van de middenleeftijden (25 tot 55 jaar).
Het aantal werklozen verschilt per leeftijdsgroep. Relatief veel werklozen zijn 15 tot 25 jaar. Onder 65-plussers is het aantal werklozen daarentegen relatief klein.
Veel 65-plussers behoren tot de niet-beroepsbevolking
De niet-beroepsbevolking is het grootst in de leeftijd van 65 tot 75 jaar. Ook van de ouderen van 55 tot 65 jaar en de jongeren (15 tot 25 jaar) behoort een grote groep tot de niet-beroepsbevolking. Vrouwen behoren vaker dan mannen tot de niet-beroepsbevolking. Dit surplus van vrouwen wordt groter naarmate de leeftijd toeneemt.
Mensen kunnen uiteenlopende redenen hebben om niet te willen of kunnen werken. Het vaakst is dit vanwege pensionering. Vooral voor mannen is dit een belangrijke reden. Dit geldt ook voor het niet willen of kunnen werken vanwege een opleiding of studie. Vrouwen participeren juist relatief vaker niet op de arbeidsmarkt vanwege zorgtaken in het gezin of het huishouden. Voor jongeren die niet tot de beroepsbevolking worden gerekend, houdt dit vooral verband met het volgen van een opleiding of studie. Personen van 25 tot 65 jaar worden relatief vaak niet tot de beroepsbevolking gerekend vanwege ziekte of arbeidsongeschiktheid.