Berekening mineralenoverschotten vanuit de bodembalansen (1990-2012*)
In de bodembalansen worden de mineralenoverschotten berekend op basis van de aan- en afvoer van mineralen naar en van landbouwgrond (‘overschot-2’). Deze paragraaf geeft detailinformatie over de ontwikkeling van de diverse aan- en afvoerposten die een rol spelen in de bodembalansen, alsmede over de uiteindelijke accumulatie van mineralen in de bodem.
Aanvoer
Circa 90 procent van de mineralen wordt aangevoerd via dierlijke mest en kunstmest. Van deze aanvoer is het aandeel dierlijke mest in de loop der jaren gestegen terwijl het aandeel kunstmest is gedaald (zie figuren hieronder over de aanvoer van mineralen op landbouwgrond voor 2011 en 1990).
Daarnaast spelen enkele kleinere bronnen een rol (onder andere de retourstroom uit gewassen naar de bodem) en bereiken mineralen de bodem via depositie uit de lucht.
Aanvoer van stikstof, fosfor en kalium op landbouwgrond, 2011
Aanvoer van stikstof, fosfor en kalium op landbouwgrond, 1990
De invoering van MINAS in 1998 en nieuw Mestbeleid in 2006 heeft de afgelopen jaren effect gehad op het terugdringen van de overschotten. Door de opmerkelijk dalende aanvoer van dierlijke mest en kunstmest op landbouwgrond (vooral na 1999) zijn de overschotten ten opzichte van 1990 sterk afgenomen. Voor stikstof is de aanvoer van dierlijke mest en kunstmest verrekend met de ammoniakverliezen naar de lucht. Bij dierlijke mest is er naast ammoniak (NH3) vervluchtiging ook vervluchtiging van andere stikstofverbindingen uit stal en mestopslagen: N2O, N2 en NOx . De emissie van deze stoffen is bij vaste mest groter dan bij dunne mest (Oenema et al., 2000).
In dit artikel zijn voor de stikstofverliezen naar de lucht de cijfers gebruikt van de Werkgroep Nationaal Emissiemodel voor Ammoniak (NEMA) van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) (Van Bruggen et al., 2013).
De depositie van stikstof als aanvoerpost is voor minder dan de helft afkomstig van emissies uit de landbouw (retourstroom). De rest wordt veroorzaakt door emissies van andere bronnen zoals verkeer, industrie en buitenland. Het percentage afkomstig uit de landbouw is in de loop der jaren gedaald, het bedraagt thans (2011) circa 45 procent, in 1990 was dit nog circa 60 procent.
De totale aanvoer van stikstof en fosfor op landbouwgrond bedraagt in 2011 86 procent respectievelijk 78 procent van de totale aanvoer op Nederlandse bodems. Dit is een lichte daling ten opzichte van 1990, toen het aandeel naar de landbouw voor beide mineralen nog 90 procent bedroeg. De fosforaanvoer naar de landbouw is de laatste jaren harder gedaald dan de stikstofaanvoer.
Afvoer
Behalve van de aanvoer van meststoffen zijn de overschotten sterk afhankelijk van de afvoer met gewassen. Binnen de post ‘afvoer van mineralen met gewassen’ wordt onderscheid gemaakt in akkerbouw-, grasland- en tuinbouwgewassen. Behalve van de mate van bemesting en grondsoort is de afvoer met gewassen ook afhankelijk van de weersomstandigheden. Jaarlijks kunnen de gewasopbrengsten door veranderde weersomstandigheden sterk van elkaar verschillen met als gevolg schommelingen in de overschotten van jaar op jaar.
De opname van stikstof en fosfor door gewassen bedraagt in 2011 61 procent respectievelijk 78 procent van de totale aanvoer op landbouwgrond. In 1990 bedroeg dit circa 55 procent respectievelijk circa 45 procent.
Accumulatie
De uiteindelijke accumulatie in de bodem is kleiner dan de netto belasting. Van de netto belasting bereikt een deel via uit- en afspoeling (in 2011: 50 mln kg N en 4 mln kg P) en via directe emissies (in 2011: 2 mln kg N en 0,2 mln kg P) het oppervlaktewater. Ook denitrificeert een aanzienlijk deel onder vorming van het onschuldige stikstofgas (N2) of andere stikstofverbindingen zoals het broeikasgas distikstofoxide (N2O). De totale omvang van de denitrificatie uit landbouwbodems is onbekend.
Bron:
StatLine: Mineralen op landbouwgrond (bodembalansen)
StatLine: Stikstof en fosfor in Nederland