Het gaat om de frequentie van sociale contacten, dus hoe vaak mensen met anderen contact hebben. Er is gevraagd naar hoe vaak men contacten met familie- of gezinsleden buiten het eigen huishouden, met vrienden of goede kennissen en met buren heeft. De vijf antwoordcategorieën zijn: ‘Dagelijks’, ‘Minstens 1 keer per week, maar niet dagelijks’, ‘Minstens 1 keer per maand, maar niet wekelijks’, ‘Minder dan 1 keer per maand’ en ‘Zelden of nooit’. Voor figuur 2 zijn de categorieën ‘Minder dan 1 keer per maand’ en ‘Zelden of nooit’ samengevoegd zodat er voldoende waarnemingen beschikbaar zijn om betrouwbare gegevens te rapporteren. Ook is er gevraagd of mensen deel uitmaken van een vriendengroep en of mensen zich van anderen geïsoleerd voelen. Deze vragen hebben drie antwoordcategorieën, namelijk: ‘Ja’, ‘Soms’ en ‘Nee’.