Beschikbaar inkomen van huishoudens daalt met 2,4 procent
Het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens is in het derde kwartaal van 2012 gedaald met 2,4 procent ten opzichte van een jaar eerder. Het was het vijfde achtereenvolgende kwartaal waarin het huishoudinkomen afnam. Dat het inkomen daalt, komt vooral doordat het ontvangen loon nauwelijks toeneemt, terwijl de prijzen gemiddeld met meer dan 2 procent stijgen.
Reële ontwikkeling beschikbaar inkomen en consumptie huishoudens
Vijfde achtereenvolgende daling
De daling van het reëel beschikbaar inkomen in het derde kwartaal volgt op een daling van 2,8 procent in het tweede kwartaal. Ook in de drie hieraan voorafgaande kwartalen daalde het huishoudinkomen al. Kort na het uitbreken van de kredietcrisis in september 2008 daalde het beschikbaar inkomen eveneens langdurig, maar de dalingen bleven toen beneden de 2 procent. Sinds het uitbreken van de kredietcrisis is het beschikbaar inkomen met bijna 4 procent teruggelopen.
Ontvangen loon stijgt nauwelijks meer
De inkomsten van huishoudens kunnen in vier categorieën worden opgedeeld: lonen van werknemers, inkomsten uit productieactiviteiten, netto-inkomsten uit vermogen (zoals rente) en inkomsten uit uitkeringen (zoals AOW en aanvullend pensioen). Van de totale inkomsten maken de lonen van werknemers ongeveer 60 procent uit en de uitkeringen zo’n 20 procent. Het beschikbaar inkomen bestaat uit bovengenoemde inkomsten minus betaalde belastingen en sociale premies. De hoogte van de afgedragen belastingen en premies bedraagt ruim 40 procent van de totale inkomsten. De reële ontwikkeling van het beschikbaar inkomen is de verandering na aftrek van inflatie.
Bijdragen aan de mutatie van het reëel beschikbaar inkomen ten opzichte van een jaar eerder
Het oplopen van het aantal werknemers en loonstijgingen vormen vaak een drijvende kracht achter de stijging van het beschikbaar inkomen, maar het aantal werknemers liep in het tweede en derde kwartaal terug. Ook was de gemiddelde cao-loonstijging met 1,7 procent ten opzichte van een jaar eerder bescheiden. De inkomsten uit vermogen en die uit sociale uitkeringen gingen wel verder omhoog. De inkomsten uit de sociale zekerheid stegen onder meer vanwege een oplopend aantal WW-uitkeringen sinds eind 2011 en de al langer oplopende AOW- en pensioenuitkeringen. Hoewel de totale inkomsten stegen, kwam deze stijging niet boven de inflatie uit en reëel gezien gingen de huishoudens er dan ook op achteruit. De inflatie ligt al ruim een jaar boven de 2 procent.
Inkomsten, uitgaven en besparingen huishoudens
Spaarquote loopt terug
De daling van het beschikbaar inkomen drukt samen met het lage consumentenvertrouwen de consumptie door huishoudens. In het derde kwartaal liep de reële consumptie terug met 1,3 procent. Het was het zesde achtereenvolgende kwartaal waarin de consumptie omlaag ging. Het gat tussen inkomen en consumptie wordt desondanks steeds kleiner. In het derde kwartaal zakte de spaarquote, het percentage van de inkomsten dat niet consumptief wordt besteed, naar 10,8 procent. Voor deze quote is uitgegaan van het beschikbaar inkomen, gecorrigeerd voor het saldo van betaalde pensioenpremies en ontvangen pensioenuitkeringen. Weliswaar beperkt de netto-inleg bij pensioenfondsen het actuele beschikbaar inkomen, maar er wordt wel geld mee opzijgezet voor de oude dag en dus gespaard. Naast het versterken van de pensioenreserves kan het overgebleven inkomen in een andere vorm opzij zijn gezet of zijn gebruikt om te investeren.
Bron: StatLine, Sectorrekeningen Kerngegevens