Oordeel en verwachtingen: aardolie-, chemische-, rubber- en kunststofproducten industrie
Uit de Conjunctuurenquête Nederland van oktober 2012 blijkt dat het beeld in de aardolie-, chemische-, rubber- en kunststofproductenindustrie verder verslechterd is. De orderontvangsten zijn afgenomen en de ondernemers oordelen negatiever over de orderpositie. Daarnaast zijn ze pessimistischer in hun verwachtingen voor komende maanden.
Ondernemers negatief over orderpositie
Volgens de ondernemers waren de orderontvangsten in de periode juli – september duidelijk lager dan in de periode april - juni. De productie nam dan ook af. De werkvoorraad, uitgedrukt in de index orderpositie, kwam in oktober iets lager uit op 108,0. De omvang van de totale en buitenlandse orderpositie wordt door de ondernemers, gelet op de tijd van het jaar, als klein beoordeeld. Deze oordelen zijn negatiever dan in de voorgaande maand. Het oordeel over de voorraad gereed product verbeterde in oktober iets.
Orderpositie, oordeel 1) en index 2)
1) oordeel orderpositie = saldo van het percentage ondernemers dat positief of negatief oordeelt
2) index orderpositie = ontvangen orders uitgedrukt in maanden werk, geïndexeerd
Concurrentiepositie op buitenlandse markten iets verbeterd
Volgens de ondernemers is hun concurrentiepositie in het derde kwartaal van dit jaar op zowel de afzetmarkt binnen als buiten de EU iets verbeterd. De bezettingsgraad van de productie-installaties kwam in het derde kwartaal uit op 78 procent, nagenoeg hetzelfde als een kwartaal eerder. Het aantal ondernemers dat aangaf dat de productiecapaciteit momenteel te groot is nam verder toe. In oktober gaf 18 procent van de ondernemers aan dat onvoldoende vraag momenteel de productie belemmerd, dat zijn er minder dan een kwartaal eerder.
Pessimisme over nabije toekomst
Voor de ontwikkeling van het economisch klimaat voor hun bedrijf in de komende drie maanden verwachten de ondernemers per saldo een verdere verslechtering. Voor het vierde kwartaal wordt op minder buitenlandse afzet gerekend. De ondernemers voorzien dan ook een verdere afname van de productie. Daarbij verwachten ze minder in te kopen bij leveranciers en worden weinig verandering in de afzetprijzen voorzien. Ook over de werkgelegenheid blijven de ondernemers negatief, 15 procent verwacht een afname tegenover slechts 3 procent die een uitbreiding verwacht.