Drinken, roken, bewegen en overgewicht en de onderwijsloopbaan

Experimenteren met roken, alcohol en drugs hoort bij de overgang van jeugd naar volwassenheid. Daarnaast is onvoldoende lichaamsbeweging en overgewicht een toenemend probleem bij Nederlandse jongeren. De vraag is welke invloed deze ongezonde leefgewoonten hebben op de verdere levensloop van jongeren. Dit artikel geeft een indicatie dat dagelijks roken en onvoldoende beweging gepaard gaan met een minder succesvolle onderwijsloopbaan.

1. Inleiding

Ongezonde gewoonten zijn Nederlandse jongeren niet vreemd. Zo blijkt uit onderzoek van Ewalds en Van der Mooren (2011) over de periode 2007-2009 dat een op de vijf jongeren van 15 tot 25 jaar dagelijks rookt. Verder is een op de vijf een zware drinker, gebruikt een op de tien cannabis, krijgt de helft onvoldoende lichaamsbeweging en heeft een op de zes overgewicht. Nu hoort het opzoeken van grenzen en experimenteren bij de overgang van jeugd naar volwassenheid, maar het structureel vertonen van ongezond gedrag kan negatieve gevolgen hebben op de verdere levensloop van jongeren. Zo leidt roken op jonge leeftijd vaak tot een tabaksverslaving, omdat vooral adolescenten vatbaar zijn voor de ontwikkeling van nicotineafhankelijkheid. Daardoor is de kans groot dat ze blijven roken (Pieterse en Willemsen, 2005).

Ongezonde leefgewoonten zijn mogelijk ook van invloed op de onderwijsprestaties en het behaalde opleidingsniveau van jongeren. Suhrcke en De Paz Nieves (2011) noemen een aantal factoren die hierbij een rol kunnen spelen. Ongezond gedrag kan bijvoorbeeld nadelig zijn voor de ontwikkeling van de cognitieve vaardigheden van jongeren en voor de hoeveelheid fysieke energie waarover zij beschikken. Een ongezonde leefstijl – of kenmerken die daarmee samenhangen, zoals overgewicht - kan ook leiden tot een andere behandeling of zelfs discriminatie door klasgenoten en leraren. En dat kan weer gepaard gaan met een geringere eigenwaarde en onzekerheid over de eigen capaciteiten.

Er zijn verscheidene empirische aanwijzingen dat ongezond gedrag gepaard gaat met slechtere onderwijsresultaten en schooluitval. Zo concluderen Suhrcke en De Paz Nieves (2011) dat roken – meer nog dan het gebruik van alcohol of drugs - een negatief effect heeft op onderwijsresultaten. Ook Ter Bogt et al. (2009) rapporteren een samenhang tussen middelengebruik en voorspellers van voortijdig schoolverlaten, te weten spijbelen, geringe schoolmotivatie en slechte schoolprestaties. En onderzoek van Crosnoe (2007) laat – overigens alleen voor meisjes - een samenhang zien tussen overgewicht en het gaan volgen van hoger onderwijs in de Verenigde Staten.

De gevolgen van een ongezonde leefstijl zijn een belangrijk aandachtspunt in de landelijke nota gezondheidsbeleid Gezondheid dichtbij (Schippers, 2011). Het kabinet wil jongeren stimuleren om gezond te leven en inzetten op de weerbaarheid van jongeren, vanwege alle verleidingen waarmee ze te maken hebben. Dit geldt in het bijzonder voor kwetsbare jongeren, zoals jongeren met psychosociale problemen of gedragsproblemen en jongeren die crimineel gedrag vertonen.

In de genoemde onderzoeken zijn de afzonderlijke aspecten van een ongezonde leefstijl onderzocht of is gekeken naar voorspellers van voortijdig schoolverlaten. Dit artikel gaat in op het voortijdig schoolverlaten zelf en op de vraag in hoeverre de aspecten van een ongezonde leefstijl gezamenlijk samenhangen met de onderwijsloopbaan van jongeren. Daarvoor wordt eerst per onderwijssoort beschreven welk aandeel jongeren er ongezonde gewoonten op na houden. Verschillen in deze aandelen hoeven er echter niet op te wijzen dat ongezonde leefgewoonten een rol spelen bij een minder succesvolle onderwijsloopbaan. Om daarop beter zicht te krijgen wordt een longitudinale analyse uitgevoerd. Daarbij wordt voor onderwijsvolgende jongeren zonder startkwalificatie, oftewel zonder een havo- of vwo-diploma of een opleiding op mbo-niveau 2, de situatie na vier jaar beschreven, waarbij jongeren met en jongeren zonder ongezonde leefgewoonten worden vergeleken.

2. Methode

2.1 Gegevens

In dit artikel worden vijf aspecten van een ongezonde leefstijl onderzocht in relatie tot de onderwijsloopbaan: roken, het drinken van alcohol, het gebruik van cannabis, de mate van bewegen en overgewicht. De gebruikte gegevens zijn afkomstig uit de Gezondheidsenquêtes van 2001 tot en met 2009 en het Sociaal Statistisch Bestand (SSB) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De Gezondheidsenquête is een jaarlijkse steekproef uit de Nederlandse bevolking, met uitzondering van personen in instellingen en tehuizen. Omdat het onderzoek zich richt op jongeren zijn alleen personen van 15 tot 25 jaar geselecteerd. De jaarlijkse steekproefomvang bedroeg door deze selecties ongeveer 1 100 personen.

2.2. Aspecten van een ongezonde leefstijl

Voor roken is uitgegaan van degenen die dagelijks rookten. Hieronder vallen zowel de matige rokers (minder dan 20 sigaretten per dag) als de zware rokers (20 sigaretten of meer per dag).

Voor het gebruik van alcohol is uitgegaan van de zware drinkers. In dit onderzoek zijn dat jongeren die minstens één dag per week 6 of meer glazen alcohol dronken.
Bij het gebruik van cannabis (hasj of marihuana) ging het om het gebruik in de maand voorafgaand aan de enquête. Als respondenten aangaven ooit cannabis te hebben gebruikt, is hen vervolgens gevraagd of ze dat ook de laatste 30 dagen hadden gedaan.

Om vast te stellen of jongeren voldoende bewegen is uitgegaan van de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). Jongeren tot 18 jaar voldoen aan deze norm als ze dagelijks minimaal een uur matig intensieve activiteit verrichten. Jongeren vanaf 18 jaar dienen minimaal een half uur matig intensieve activiteit te verrichten op ten minste vijf dagen per week en bij voorkeur op alle dagen.

Om een indicatie te krijgen van overgewicht is de body mass index (BMI) gebruikt. De BMI-waarde wordt verkregen door het lichaamsgewicht in kilo’s te delen door de lichaamslengte in meters in het kwadraat. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) kampen volgroeide mensen met een BMI van 25 kg/m² en hoger met overgewicht. Boven de 30 kg/m² is sprake van ernstig overgewicht, ofwel obesitas. Omdat kinderen nog groeien zijn de vaste waarden voor overgewicht en obesitas zoals die bij volwassenen worden gebruikt niet bruikbaar. Bovendien ligt de BMI van meisjes gemiddeld iets hoger dan die van jongens. In 2000 heeft de WHO per leeftijd en geslacht criteria vastgesteld voor overgewicht en obesitas bij jongeren onder de 18 jaar. Vanaf 18-jarige leeftijd corresponderen de waarden met die voor volwassen.

2.3 Analyse

In het SSB zijn gegevens over personen uit een groot aantal registraties en enquêtes op micro-niveau gekoppeld en waar nodig consistent gemaakt. Voor dit onderzoek zijn SSB-gegevens over de jaren 2001 tot en met 2009 gekoppeld aan de Gezondheidsenquête.

Op deze gegevens zijn zowel bivariate analyse als multivariate (logistische regressie) analyses uitgevoerd. Daarbij wordt rekening gehouden met verschillende achtergrondkenmerken. Bij de logistische regressie-analyses geeft de odds ratio de samenhang weer. Een odds ratio kleiner dan 1 betekent een negatieve samenhang tussen een kenmerk en bijvoorbeeld de kans om na vier jaar over een startkwalificatie te beschikken, terwijl een odds ratio groter dan 1 een positieve samenhang impliceert. Bij deze analyse moet ook een referentiecategorie worden gekozen. Voor veel achtergrondkenmerken is daarvoor de grootste groep gekozen.

3. Resultaten

3.1 Verschillen in onderwijsniveau

Nederland telt zo’n 2 miljoen jongeren van 15 tot 25 jaar. Wordt naar het onderwijsniveau van deze jongeren gekeken, dan blijkt dat het aandeel zware drinkers toeneemt naarmate het onderwijsniveau dat jongeren volgen of gevolgd hebben hoger is. Zo was het aandeel zware drinkers onder jongeren met een hoog onderwijsniveau bijna twee keer zo groot als onder jongeren met een laag onderwijsniveau.

Het omgekeerde is het geval als het gaat om dagelijks roken, de mate van bewegen en overgewicht. Van de jongeren met een laag onderwijsniveau stak 31 procent dagelijks een sigaret op, voldeed 62 procent niet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) en had 20 procent overgewicht. Onder hun leeftijdsgenoten met een hoog onderwijsniveau rookte 10 procent dagelijks, kreeg 44 procent onvoldoende beweging en had 14 procent overgewicht. Het gebruik van cannabis is voor de verschillende niveaus ongeveer gelijk: een op de tien jongeren had in de 30 dagen voor het onderzoek cannabis gebruikt.

Middelengebruik en lichamelijke activiteit van jongeren (15-24 jaar), naar onderwijsniveau (2007/2009)

Middelengebruik en lichamelijke activiteit van jongeren (15-24 jaar), naar onderwijsniveau (2007/2009)

De mate waarin jongeren ongezond gedrag vertonen, hangt dus samen met hun onderwijsniveau. Uit eerder onderzoek is gebleken dat ongezond gedrag ook samenhangt met leeftijd. Zo laten jongvolwassenen zich meer dan tieners verleiden tot het gebruik van alcohol, sigaretten en drugs. Omdat jongeren in het hoger onderwijs over het algemeen ouder zijn dan jongeren in het lager of middelbaar onderwijs is het voor een vergelijking tussen onderwijsniveaus nodig om in de analyses rekening te houden met leeftijd. Daarom zijn naast de bivariate analyse ook multivariate (logistische regressie) analyses uitgevoerd, waarin naast leeftijd ook rekening is gehouden met andere kenmerken zoals geslacht en herkomst. Ook is gekeken naar kenmerken van het gezin waarin jongeren opgroeien.

Als met deze kenmerken rekening wordt gehouden, dan blijkt er voor het aandeel jongeren dat zwaar drinkt of onvoldoende beweegt geen statistisch significant verschil naar onderwijsniveau meer te zijn. De samenhang wordt vooral verklaard door het verschil in leeftijd. Dit geldt zeker voor de mate van bewegen. Door de soepelere norm voor jongeren van 18 jaar en ouder bewegen de 18-plussers al voldoende als zij minimaal een half uur matig intensieve activiteit te verrichten op ten minste vijf dagen per week. Jongeren tot 18 jaar voldoen pas aan de norm als ze dagelijks minimaal een uur matig intensieve activiteit verrichten.

Net als uit de bivariate analyses blijkt echter wel een samenhang tussen het aandeel dagelijkse rokers en het onderwijsniveau. Dagelijks roken komt aanzienlijk minder vaak voor naarmate het onderwijsniveau hoger is. In mindere mate geldt dat ook voor overgewicht.
Uit deze analyse blijkt daarnaast dat geslacht, leeftijd en herkomst een rol spelen. Zo zijn er onder meisjes minder zware drinkers en ook minder gebruikers van cannabis dan onder jongens. Verder zijn er onder tieners minder zware drinkers, rokers en jongeren met overgewicht dan onder 20-plussers en is het aandeel dat onvoldoende beweegt ook groter onder tieners. Dit laatste komt overigens vooral doordat de norm voor voldoende bewegen minder streng is voor 18-plussers. De samenhang tussen leeftijd en middelengebruik is niet lineair. Zo ligt voor het zware drinken de piek rond het 19e en 20e jaar. Voor herkomst geldt dat niet-westers allochtone jongeren minder drinken en roken dan autochtone jongeren, maar vaker onvoldoende bewegen en ook vaker overgewicht hebben. Het inkomen en de samenstelling van het gezin waarin jongeren wonen, lijken minder een rol te spelen.

3.2 Ongezonde gewoonten en het behalen van een startkwalificatie

De vraag is of ongezonde gewoonten ook samenhangen met de onderwijsloopbaan van jongeren. Mogelijk gaan slechte leefgewoonten gepaard met een geringere kans op het behalen van een startkwalificatie, oftewel een havo- of vwo-diploma of een opleiding op mbo-niveau 2.

Om de samenhang tussen slechte leefgewoonten en het behalen van een startkwalificatie na te gaan, zijn de 15- tot 25-jarigen geselecteerd die nog een opleiding volgen en nog niet over een startkwalificatie beschikken. Van deze jongeren is vervolgens vastgesteld of zij vier jaar later een startkwalificatie hadden behaald en of er een verschil is tussen jongeren met en zonder ongezonde gewoonten. Het gebruik van cannabis wordt hierbij buiten beschouwing gelaten omdat daarover voor de jaren 2001/2005 geen gegevens beschikbaar zijn.

De meeste schoolgaande jongeren met een laag onderwijsniveau in 2001/2005 hebben vier jaar later een startkwalificatie behaald. Wel zijn er verschillen tussen jongeren met en zonder ongezonde gewoonten. Jongeren die dagelijks rookten of onvoldoende bewogen behaalden minder vaak een startkwalificatie. Hoewel jongeren met overgewicht ook iets minder vaak een startkwalificatie hadden behaald dan jongeren zonder overgewicht, was het verschil tussen beide groepen niet statistisch significant. Ook tussen jongeren die zwaar dronken en jongeren die dat niet deden was er geen significant verschil.

Aandeel schoolgaande jongeren (15-24 jaar) met een laag onderwijsniveau en een startkwalificatie na vier jaar

Aandeel schoolgaande jongeren (15-24 jaar) met een laag onderwijsniveau en een startkwalificatie na vier jaar

Omdat de kans op het behalen van een startkwalificatie samenhangt met kenmerken die ook een rol spelen bij ongezonde leefgewoonten – zoals geslacht, leeftijd en herkomst – is een multivariate analyse uitgevoerd. Op basis hiervan is vastgesteld of jongeren met gezonde gewoonten vaker een startkwalificatie behalen dan jongeren met ongezonde gewoonten, waarbij de samenstelling van beide groepen naar geslacht, leeftijd, herkomst en andere kenmerken vergelijkbaar is gemaakt.

De resultaten in Determinanten van het behalen van een startkwalificatie na vier jaar, schoolgaande jongeren (15 tot 25 jaar) met een laag onderwijsniveau in 2001/2005 laten zien dat de kans op het behalen van een startkwalificatie vooral samenhangt met het behaalde onderwijsniveau. Van de jongeren die de onderbouw van havo/vwo hebben doorlopen, heeft een veel groter deel vier jaar later een startkwalificatie dan van de jongeren die alleen nog maar basisonderwijs hebben afgerond. Dat is uiteraard niet verrassend.

Andere kenmerken, zoals leeftijd, geslacht en herkomst van jongeren en de inkomenspositie van het huishouden hangen weliswaar ook samen met het behalen van een startkwalificatie, maar die verbanden zijn meestal niet statistisch significant.

Dagelijks roken en onvoldoende lichaamsbeweging hangen wel statistisch significant samen met een kleinere kans op het behalen van een startkwalificatie. Van de jongeren die dagelijks roken heeft een kleiner aandeel na vier jaar een startkwalificatie behaald. Het verschil met jongeren die niet dagelijks roken kan niet worden toegeschreven aan verschillen naar geslacht, leeftijd, herkomst, onderwijsniveau, inkomenspositie en gezinssamenstelling. Ook van de jongeren die onvoldoende bewegen behaalt een kleiner deel een startkwalificatie.

4. Conclusie en discussie

De ongezonde gewoonten die jongeren er op na houden hangen deels samen met hun onderwijsniveau. Hoe hoger dit niveau, hoe groter het aandeel zware drinkers. Dagelijks roken, onvoldoende bewegen en overgewicht daarentegen komen juist meer voor onder laagopgeleide jongeren. Het gebruik van cannabis laat nauwelijks een samenhang zien met onderwijsniveau. Voor alle onderwijsniveaus geldt dat een op de tien jongeren deze ongezonde gewoonte er op na houdt.

Ook de verdere onderwijsloopbaan hangt enigszins samen met ongezonde gewoonten. Onderwijsvolgende jongeren die dagelijks roken of onvoldoende bewegen beschikken vier jaar later minder vaak over een startkwalificatie dan hun leeftijdsgenoten die er deze gewoonten niet op na houden. Dit verband kan niet worden verklaard door andere factoren, zoals leeftijd, herkomst en de inkomenspositie van het huishouden waarin jongeren wonen.

Al met al geven de resultaten in dit artikel enige indicatie dat middelengebruik gepaard gaat met een minder succesvolle onderwijsloopbaan. Het blijft overigens nog maar de vraag of middelengebruik ook een oorzaak is van een minder succesvolle onderwijsloopbaan. Zowel ongezonde leefgewoonten als onderwijsresultaten kunnen immers het resultaat zijn van andere factoren. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het onderwijsniveau en het middelengebruik van de ouders. Verder verwijzen Suhrcke en De Paz Nieves (2011) naar de “perceived value of the future”, dat wil zeggen de waarde die een jongere hecht aan de mogelijk negatieve gevolgen van ongezond gedrag en de positieve opbrengsten van een hoger onderwijsniveau. In dit artikel kon bij gebrek aan gegevens met deze factoren helaas geen rekening worden gehouden.

Hetzelfde geldt voor de Cito-scores van jongeren, die in navolging van onder meer Pijpers (2010) in de analyses kunnen worden betrokken. Deze waren voor de onderzoeksjaren in dit artikel niet beschikbaar. Daarnaast is in dit artikel alleen het behalen van een startkwalificatie onderzocht. In aanvulling daarop zou ook kunnen worden nagegaan of jongeren die middelen gebruiken, uiteindelijk minder vaak een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs of in het hoger onderwijs met succes afronden.

Henk-Jan Dirven en Francis van der Mooren

Bronnen:

Literatuur:

  • Crosnoe, R. (2007). Gender, Obesity, and Education. Sociology of Education, 80(3), blz. 241-260.
  • Ewalds, D. en F. van der Mooren (2011). Een op de vijf jongeren heeft ongezonde leefstijl. Bevolkingstrends, 59(1), blz. 51-55.
  • Pieterse, M.E. en M.C. Willemsen (2005). Ontstaan en voorkomen van rookgedrag bij jongeren. In: Knol, K. e.a. (red). Tabaksgebruik. Gevolgen en bestrijding. Utrecht LEMMA BV.
  • Pijpers, F. (2010). Wat beïnvloedt het risico op voortijdig schoolverlaten? Een multivariate analyse. Sociaaleconomische trends, (4), blz. 57-64.
  • Schippers, E.I. (2011). Gezondheid dichtbij. Landelijke nota gezondheidsbeleid Den Haag, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
  • Suhrcke, M. en C. De Paz Nieves (2011). The impact of health and health behaviours on educational outcomes in high-income countries: a review of the evidence. World Health Organization.
  • Ter Bogt, T., M. Van Lieshout, S. Doornwaard en Y. Eijkemans (2009). Middelengebruik en voortijdig schoolverlaten. Twee onderzoeken naar de actuele en gepercipieerde rol van alcohol en cannabis in relatie tot spijbelen, schoolprestaties, motivatie en uitval. Utrecht, Trimbos-instituut en Universiteit Utrecht.