Loonkostenstijging afgelopen tien jaar het grootst in financiële sector

Tussen 2001 en 2011 zijn de loonkosten per gewerkt uur in Nederland met 33 procent gestegen. In de financiële sector was de stijging met 50 procent het grootst. De stijging is voor een deel het gevolg van veranderingen in de samenstelling van de werknemerspopulatie. Doordat het aandeel oudere werknemers en hoger opgeleide werknemers toenam, stegen de loonkosten met bijna 6 procent. Na correctie voor deze structuurveranderingen resteert een zuivere prijsstijging. De prijs van arbeid steeg tussen 2001 en 2011 met 26 procent. Ter vergelijking, in dezelfde periode bedroeg de stijging van de consumentenprijzen 20 procent.

Ontwikkeling loonkosten per gewerkt uur

Ontwikkeling loonkosten per gewerkt uur

Prijs van arbeid steeg 1,3 procent in 2011

In 2010 steeg de prijs van arbeid slechts 0,9 procent. Dat was de kleinste stijging in de afgelopen tien jaar. In 2011 liep de stijging van de prijs van arbeid iets op, tot 1,3 procent. Daarentegen bedroeg het structuurefect in 2011 maar 0,2 procent. De omvang van het structuureffect hangt enigszins samen met de conjunctuur en de ontwikkeling van de werkgelegenheid. In jaren dat het aantal banen van werknemers sterk toeneemt (zoals in de periode 2006-2008), is het structuureffect klein. De instroom van nieuwe werknemers, van wie de loonkosten lager zijn dan gemiddeld, zorgt ervoor dat de stijging van de loonkosten per gewerkt uur gedrukt wordt. Omgekeerd geldt dat zodra het aantal banen van werknemers afneemt (in 2003 en 2009), het structuureffect juist relatief groot is, omdat betrekkelijk weinig nieuwe werknemers worden aangenomen.

Ontwikkeling loonkosten per gewerkt uur 2001-2011*

Ontwikkeling loonkosten per bedrijfstak

Loonkostenstijging bij financiële instellingen in tien jaar 50 procent

De totale loonkosten per gewerkt uur zijn de afgelopen tien jaar het sterkst gestegen in de bedrijfstak financiële dienstverlening, waar de stijging uitkwam op 50 procent. Daarentegen bleef de stijging in de horeca beperkt tot 20 procent. Deze verschillen zijn voor een deel te verklaren uit veranderingen in de opbouw van het werknemersbestand. In de bedrijfstak financiële dienstverlening was het structuureffect het grootst, terwijl het structuureffect in de horeca, en ook in het onderwijs en de zorg, veel kleiner was. Na correctie voor deze structuurveranderingen blijkt de loonkostenstijging het grootst te zijn geweest in het onderwijs (ruim 33 procent), op de voet gevolgd door de financiële instellingen (bijna 33 procent).

De samenstelling van de populatie werknemers, uitgedrukt in gewerkte uren, is de laatste tien jaar fors veranderd. De werkgelegenheid in de zorg is sterk gegroeid, ten koste van de nijverheid. In samenhang hiermee is ook het aandeel vrouwen toegenomen. Tegelijkertijd is sprake van vergrijzing van het werknemersbestand en stijgt het opleidingsniveau gestaag. In de financiële dienstverlening is het aandeel jongeren sterker teruggelopen dan gemiddeld, terwijl het opleidingsniveau er sterker steeg dan gemiddeld.

Han van den Berg en Nathalie Peltzer

Bron:

StatLine, Prijs van arbeid; indexcijfers (2006=100)

StatLine, Arbeidsrekeningen; beloning en arbeidsvolume van werknemers, kwartalen