Twee eeuwen beroepsbevolking: van 830 duizend naar 7,4 miljoen werkenden
In 1800 telde de werkzame beroepsbevolking in Nederland 830 duizend personen. Ruim twee eeuwen later waren dit er 7,4 miljoen. Lange tijd domineerden mannen de arbeidsmarkt. Pas rondom 1970 beginnen de vrouwen terrein te winnen. De eerste helft van de twintigste eeuw is een periode geweest waarin de werkloosheid in Nederland grote pieken, maar ook diepe dalen kende.
Beroepsbevolking ruim negen maal over de kop
In 1800 waren er in Nederland 830 duizend personen die tot de werkzame beroepsbevolking hoorden. Ruim twee eeuwen later, in 2010, waren dit er 7,4 miljoen. De werkzame beroepsbevolking is in ruim 200 jaar tijd negen maal zo groot geworden. Een vergelijking met de bevolkingscijfers leert dat het aantal werkenden relatief sneller groeide dan de bevolking in zijn geheel.
Werkzame beroepsbevolking naar geslacht, 1800-2010
Tussen 1800 en 1970 domineren mannen de arbeidsmarkt
Lange tijd bestond zo’n twee derde van de beroepsbevolking uit mannen. Na 1850 begint het aandeel mannen onder de werkenden te stijgen tot rond de 73 procent eind jaren veertig van de vorige eeuw. In de jaren vijftig en zestig was het vrij stabiel, maar sinds begin jaren zeventig winnen de vrouwen terrein op de arbeidsmarkt. In 2010 is nog 56 procent van de werkzame beroepsbevolking man.
Aandeel mannen in de werkzame beroepsbevolking, 1800-2010
Hoge werkloosheid in de eerst helft van de twintigste eeuw
De eerste helft van de twintigste eeuw is een periode geweest van extremen. Na een periode van lage werkloosheid (van 1900-1920 gemiddeld slechts 3 procent) steeg de werkloosheid tot een recordhoogte van ruim 17 procent in 1935. Bij mannen lag de piek zelfs op 21 procent. Daarna daalde de werkloosheid tot slechts 0,8 procent in 1962.
Werkloosheid naar geslacht, 1800-2010
Bob Lodder en Ingrid Beckers
Bron: StatLine, Beroepsbevolking; vanaf 1800