Kinderen van ouders met een laag inkomen lopen later meer risico op armoede
Kinderen die opgegroeid zijn in een gezin met een laag inkomen lopen later meer risico op armoede dan kinderen uit een gezin met een hoger inkomen. Dat geldt voor dochters nog meer dan voor zonen.
Risico op armoede hoger bij kinderen uit gezin met laag inkomen
In 2008 had ruim 7 procent van de kinderen van ouders die in 1985 van een laag inkomen moesten rondkomen, zelf ook een laag inkomen. Bij de kinderen van ouders met een hoger inkomen was dat 4 procent. Het verschil bedroeg zowel voor zonen als voor dochters ruim 3 procentpunt.
Dochters lopen meer risico op armoede
Voor de dochters was het risico op armoede iets groter dan voor zonen. Van de dochters die deel uitmaakten van een gezin dat leefde onder de lage-inkomensgrens had 8 procent bijna 25 jaar later een laag inkomen, tegenover 5 procent van de dochters uit een gezin met een hoger inkomen. Bij de zonen was dat respectievelijk 7 en 3 procent.
Kinderen met een laag inkomen in 2008 naar inkomenspositie ouders in 1985
Sterker verband bij langdurig armoederisico
De duur van het risico op armoede speelt ook een rol. Ouders die twee jaar of langer een laag inkomen hadden, gaven dat in bijna 8 procent van de gevallen aan hun kinderen door. Bij de andere ouders kwam maar een kleine 3 procent van de kinderen in zo’n penibele inkomenssituatie terecht. Dit verschil was zowel bij zonen als bij dochters 5 procentpunt.
Kinderen met twee jaar of langer een laag inkomen in 2008 naar inkomenspositie ouders in 1985
Marion van den Brakel en Linda Moonen