Als de begeleiding van werkend leren onderdeel uitmaakt van het formele onderwijsprogramma in een land (er is bijvoorbeeld een contract tussen leerbedrijf en onderwijsinstelling), moeten de uitgaven eraan worden meegeteld als uitgaven aan onderwijsinstellingen. Het Nederlandse systeem lijkt in dit verband op dat in Duitsland en Oostenrijk. Er zijn ook diverse landen (bijvoorbeeld de Angelsaksische) waar dit systeem niet bestaat en het werkend leren wordt geregeld door het bedrijfsleven en vakorganisaties op het moment dat een werknemer in dienst treedt. De kosten die de begeleiding met zich meebrengt zijn dan geen onderdeel van de onderwijsuitgaven. Ook is de financiering van beroepspraktijkvorming verschillend geregeld binnen Europa met wisselende rollen voor de overheid, onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven. Daarnaast hebben sommige landen eenvoudigweg (nog) geen gegevens over de eventuele uitgaven van het bedrijfsleven aan beroepspraktijkvorming.
Terug naar artikel