Het conjunctuurbeeld van het Interbellum (1922-1938)

U heeft javascript en de laatste versie van de Flash plugin nodig.


Een financiële crisis die een economische crisis werd; de huidige kredietcrisis heeft zijn historische parallellen. De crisis van de jaren dertig spreekt waarschijnlijk het meest tot de verbeelding vanwege de massawerkloosheid die ontstond en de grote armoede in een tijd dat er nog maar weinig sociale voorzieningen waren. Economen zijn gefascineerd door de grotere krimp en de langere duur van de crisis ten opzichte van andere landen. De depressie van de jaren dertig hield vooral zo lang aan doordat ons land langer dan andere landen is vast blijven houden aan de gouden standaard, waardoor onze concurrentiepositie verslechterde.

Bijgaande conjunctuurlijn toont de maand-op-maandontwikkeling van de conjunctuur in het Interbellum (1922–1938). De lijn brengt de crisis van 1929/1930, de lange duur van de depressie en het specifieke W-patroon daarin fraai in beeld. Het dieptepunt was al in het najaar van 1932 bereikt en de economie begon vanaf dat moment weer langzaam wat op te krabbelen, maar in het voorjaar van 1934 viel de economie opnieuw terug. Pas diep in 1936 begon de economie definitief aan te trekken.

Conjunctuurlijn van het Interbellum (1922-1938)

Conjunctuurlijn van het Interbellum (1922-1938)

Conjunctuurklok

Het beeld van de conjunctuur is ook gevat in een Conjunctuurklok, een geanimeerde vorm van de vier fasen van de conjunctuurcyclus. In de Conjunctuurklok is een selectie van conjunctuurindicatoren opgenomen. Deze indicatoren zijn weergegeven als de afwijking van hun langetermijntrend. Door de indicatoren gezamenlijk af te beelden, ontstaat een samenhangend beeld van de stand van de conjunctuur.
De Klok is opgebouwd met tien indicatoren: een stemmingsindicator (beurskoersen), productie-indicatoren (voltooide nieuwbouwwoningen, scheepsbouw), arbeidsmarktindicatoren (havenarbeid in Rotterdam, werkloosheid), een investeringsindicator (aanbestedingen in de woning- en infrastructuurbouw), indicatoren van de internationale handel (uitvoer, tonnage van uitgaande schepen) en een indicator van het verbruik (opbrengst indirecte belastingen).

Van de tien indicatoren kunnen er vijf als leading en vijf als coincident-lagging getypeerd worden. De leading indicatoren (uitvoer, internationale scheepvaart, beurskoersen, scheepsbouw en havenarbeid) lopen gemiddeld drie maanden vóór, de lagging indicatoren (aanbestedingen, faillissementen, opbrengst indirecte belastingen, werkloosheid en voltooide nieuwbouwwoningen) lopen drie maanden achter op de totaalindicator (het ongewogen gemiddelde van de tien indicatoren).

Beknopte toelichting Conjunctuurklok