Huishoudens sparen meer en beleggen minder
Aan het einde van het eerste kwartaal van 2010 bezaten huishoudens 394 miljard euro aan liquide middelen, gemiddeld 54 duizend euro per huishouden. Het overgrote deel hiervan betrof spaartegoeden. Daarnaast hadden huishoudens 47 miljard euro aan waardepapieren in hun bezit, voornamelijk obligaties, gemiddeld 6 duizend euro per huishouden. Huishoudens bezaten verder 205 miljard euro aan aandelen, gemiddeld 28 duizend euro per huishouden.
Aandelenbezit gedaald
Van deze drie soorten van bezittingen samen bestaat ruim 60 procent uit liquide middelen, ruim 30 procent uit aandelen en 7 procent uit obligaties. Vijf jaar geleden maakten de aandelen een duidelijk groter deel uit van dit totaal, namelijk bijna 40 procent. Spaartegoeden droegen toen voor 52 procent bij aan het totaal en obligaties voor de resterende 8 procent.
Belangrijkste financiële bezittingen huishoudens
Invloed kredietcrisis
Deze structuurverandering begon in het eerste kwartaal van 2008. Hierbij speelde de kredietcrisis op twee manieren een rol. Huishoudens gingen minder beleggen in aandelen en zetten hun geld op veilige spaarrekeningen. Daarnaast nam door koersverliezen de waarde van hun aandelen af. Sinds het tweede kwartaal van 2009 lijkt de trend zich te keren. Aandelenkoersen herstelden zich waardoor het tevens weer aantrekkelijk werd om te gaan beleggen.
Obligaties stabiel
Het aandeel van de obligaties bleef zeer stabiel. Reden hiervoor is de relatief beperkte omvang van het obligatiebezit en het karakter van dit instrument. De looptijd van obligaties kan wel dertig jaar bedragen.