Bodembalansen, 1990-2006*

In de bodembalansen worden de mineralenoverschotten berekend op basis van de aan- en afvoer van mineralen naar en van landbouwgrond ('overschot-2'). Deze paragraaf geeft detailinformatie over de ontwikkeling van de diverse aan- en afvoerposten die een rol spelen in de bodembalansen, alsmede over de uiteindelijke accumulatie van mineralen in de bodem.

Aanvoer

Circa 90 procent van de mineralen wordt aangevoerd via dierlijke mest en kunstmest. Daarnaast spelen enkele kleinere bronnen een rol (onder andere de retourstroom uit gewassen naar de bodem) en bereiken mineralen de bodem via depositie uit de lucht.

Aanvoer van stikstof, fosfor en kalium op cultuurgrond, 2005

aanvoer NPK op cultuurgrond

De invoering van MINAS in 1998 heeft de afgelopen jaren effect gehad op de het terugdringen van de overschotten. Door de opmerkelijk dalende aanvoer van dierlijke mest en kunstmest op landbouwgrond (vooral na 1999) zijn de overschotten ten opzichte van 1990 sterk afgenomen. Voor stikstof is de aanvoer van dierlijke mest en kunstmest verrekend met de ammoniakverliezen naar de lucht. Bij dierlijke mest is er naast ammoniak (NH3) vervluchtiging ook vervluchtiging van andere stikstofverbindingen uit stal en mestopslagen: N2O, N2 en NOx . De emissie van deze stoffen is bij vaste mest groter dan bij dunne mest (Oenema et al., 2000).

De depositie van stikstof als aanvoerpost is voor circa 50 procent afkomstig van emissies uit de landbouw (retourstroom). De rest wordt veroorzaakt door emissies van andere bronnen zoals verkeer, industrie en buitenland. Het percentage afkomstig uit de landbouw is in de loop der jaren gedaald (bedraagt thans (2005) 45 procent, in 1990 was dit nog circa 60 procent).

De totale aanvoer van stikstof en fosfor op landbouwgrond bedraagt circa 90 procent respectievelijk 85 procent van de totale aanvoer op Nederlandse bodems. 

Afvoer

Behalve van de aanvoer van meststoffen zijn de overschotten sterk afhankelijk van de afvoer met gewassen. Binnen de post ‘afvoer van mineralen met gewassen’ wordt onderscheid gemaakt in landbouw-, grasland- en tuinbouwgewassen. Behalve van de mate van bemesting en grondsoort is de afvoer met gewassen ook afhankelijk van de weersomstandigheden. Jaarlijks kunnen de  gewasopbrengsten door veranderde weersomstandigheden sterk van elkaar verschillen met als gevolg schommelingen in de overschotten van jaar op jaar.

De opname van stikstof en fosfor door gewassen bedraagt in 2005 circa 55 procent respectievelijk 50 procent van de totale aanvoer op landbouwgrond.

Accumulatie

De uiteindelijke accumulatie in de bodem  is kleiner dan de netto belasting. Van de netto belasting bereikt een deel via uit- en afspoeling (in 2005 circa 38 mln kg N en 3 mln kg P) en via directe emissies (in 2005 circa 5 mln kg N en 0,3 mln kg P) het oppervlaktewater. Ook denitrificeert een aanzienlijk deel onder vorming van het onschuldige stikstofgas (N2) of andere stikstofverbindingen zoals het broeikasgas distikstofoxide (N2O). De totale omvang van de denitrificatie uit landbouwbodems is onbekend.

Bron: Statline,

• Mineralen op landbouwgrond (bodembalans)
• Stikstof en fosfor in Nederland