Middelbaar beroepsonderwijs en educatie

In 2005/’06 bedroeg het totaal aantal leerlingen in het middelbaar beroepsonderwijs 482 duizend. Dit betekent een toename van 8 duizend leerlingen ten opzichte van het voorgaande schooljaar. Het aantal geslaagden in het middelbaar beroepsonderwijs is in 2004/’05 met bijna 3 duizend leerlingen toegenomen tot 142 duizend. In 2005 namen aan de basiseducatie 104 duizend personen deel. Het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) telde in 2005/’06 bijna 15 duizend deelnemers.

De beroepsopleidende leerweg (bol)

In 2005/’06 bedroeg het aantal leerlingen in de voltijd en deeltijd beroepsopleidende leerweg (bol) tezamen 347 duizend. Dat is 5 procent meer dan een jaar eerder. Na een daling in de tweede helft van de negentiger jaren is het aantal leerlingen in de bol vanaf het schooljaar 2000/’01 fors gestegen. In 2005/’06 was in de voltijd bol de sector economie met een aandeel van 38 procent van de leerlingen het grootst. Daarna volgden zorg en welzijn met 34 procent en techniek met 23 procent van het aantal leerlingen. In de sector zorg en welzijn is het aantal leerlingen sinds 1995/’96 met ruim de helft toegenomen. In dezelfde periode steeg het aantal leerlingen in de sector economie met eenderde. Na een jarenlange daling is de belangstelling voor de de sector techniek vanaf 2002/’03 steeds sterker toegenomen. Toch was het leerlingental in 2005/’06 nog altijd zo’n 15 procent lager dan in 1995/’96. Slechts een klein gedeelte van de leerlingen in de voltijd bol volgde landbouwonderwijs of de combinatie van techniek en economie.

De beroepsbegeleidende leerweg (bbl) naar sector

In 2005/’06 zaten ruim 134 duizend leerlingen in de beroepsbegeleidende leerweg. Dat zijn er ruim 8 duizend minder dan een jaar eerder. In de bbl zitten beduidend meer mannen dan vrouwen. Maar liefst tweederde van de leerlingen zijn mannen. De sector techniek is veruit het grootste. In 2005/’06 volgde 44 procent van het totale aantal leerlingen een opleiding in deze richting. De sector zorg en welzijn en de sector economie zijn goed voor respectievelijk 25 procent en 24 procent van de gevolgde opleidingen.

Opleidingsniveaus in het mbo

In 2005/’06 volgde 5 procent van alle mbo-leerlingen een assistentopleiding, dat wil zeggen een opleiding op het laagste niveau binnen het mbo. De basisberoepsopleiding (niveau 2) werd door 26 procent van de leerlingen gevolgd en de vakopleiding (niveau 3) eveneens door 26 procent. De meeste leerlingen (43 procent) gingen naar een opleiding op het hoogste niveau, namelijk een middenkader- of specialistenopleiding. Van de autochtone leerlingen volgde bijna de helft (46 procent) een opleiding op het hoogste niveau, tegenover slechts één op de drie leerlingen van niet-westers allochtone afkomst. Omgekeerd volgde in 2005/’06 slechts 3 procent van de autochtonen een opleiding op het laagste niveau, tegenover 11 procent van de niet-westers allochtonen.

Geslaagden in het mbo

In 2004/’05 bedroeg het aantal geslaagden in het mbo ruim 142 duizend, bijna 3 duizend meer dan een jaar eerder. In de beroepsopleidende leerweg behaalden 87 duizend leerlingen een diploma. Dit is 9 procent meer dan in het jaar daarvoor. Bijna de helft van de geslaagden had een middenkader- of specialistenopleiding gevolgd. In de bbl werd aan 56 duizend leerlingen een diploma uitgereikt, 7 procent minder dan een jaar eerder. In de beroepsbegeleidende leerweg had slechts een op de zes geslaagden een opleiding op het hoogste niveau binnen het mbo gevolgd.

Educatie

In 2005 namen aan de basiseducatie 104 duizend personen deel. Dat is een kwart minder dan in het jaar ervoor. Tweederde van deelnemers aan de basiseducatie is vrouw. Het aantal deelnemers aan het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) is in 2005/’06 voor het eerst sinds jaren gestegen. Er namen toen bijna 15 duizend personen aan dit type onderwijs deel. In 1995/’96 waren er nog 46 duizend deelnemers. In 2004/’05 werd aan iets minder dan 3 duizend deelnemers van het vavo een vmbo-, havo- of vwo-diploma uitgereikt.