Revisie Nederlandse energiehuishouding 1995-2003
De Nederlandse energiehuishouding is voor de jaren 1995 t/m 2003 herzien vanwege een aantal inconsistenties die aan het licht kwamen bij de berekening van de CO2-emissies en doordat de de waarneming van duurzame energie sterk is verbeterd. De correcties hebben geleid tot een gereviseerde reeks 1995 t/m 2003 in de StatLinepublicatie Energiebalans. Omdat bepaalde basisgegevens niet beschikbaar zijn voor de jaren 1994 en eerder, zijn van deze jaren niet langer gegevens opgenomen in de Energiebalans. In de StatLinepublicatie Energiebalans Kerncijfers is wel de reeks vanaf 1975 opgenomen. De bovengenoemde revisie heeft op de Kerncijfers namelijk nauwelijks invloed. De wijzigingen worden hieronder toegelicht.
CO2-emissies
De cijfers uit de Nederlandse energiehuishouding zijn niet alleen van belang voor inzicht in de winning, de omzetting en het verbruik van energie in de diverse sectoren van de Nederlandse economie, maar dienen ook steeds vaker als basis voor de berekening van milieu-indicatoren. Een belangrijke milieu-indicator die grotendeels op energiestatistieken berust, is de omvang van de emissie van kooldioxide (CO2). Sinds een aantal jaren dienen grote industriële bedrijven hun emissies te rapporteren in milieujaarverslagen. Doordat deze verslagen beschikbaar komen voor de statistiekmakers, ligt het voor de hand de gegevens uit deze milieujaarverslagen te vergelijken met de energiestatistieken. Hiermee zijn enkele inconsistenties opgespoord en is in sommige gevallen een enquête-invulling verbeterd. Tevens zijn bepaalde correcties ook in de data van eerdere jaren doorgevoerd om een consistente reeks uitkomsten te verkrijgen.Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen in de cijfers van de energiestatistieken. De belangrijkste wijzigingen zijn:
Chemische restgassenVoorheen werden bij enkele bedrijven alleen die restgassen in de NEH waargenomen die verkocht werden. De restgassen die in het bedrijf waar ze werden geproduceerd ook weer werden verbruikt, bleven buiten beschouwing. Dit leidt tot een onderschatting van de emissies. Na revisie is de totale hoeveelheid restgassen in de NEH opgenomen.
Verbruik van steenkool en steenkoolcokes in de basismetaalindustrie
Dit werd tot 1999 gezien als energetisch finaal verbruik, en in latere jaren als niet-energetisch finaal verbruik. In de gereviseerde reeks is dit in alle jaren geplaatst onder niet-energetisch finaal verbruik.
Indeling energetisch versus niet-energetisch verbruik van energiedragers
Ook bij andere bedrijfstakken dan de basismetaalindustrie zijn kleine verschuivingen opgetreden.
Netto verbrandingswaarde van steenkool
Deze varieert sterk, en is afhankelijk van het land waar de steenkool is gewonnen. Daarom wordt deze waarde bij de enquêtering van de steenkoolverbruikende bedrijven opgevraagd. Wanneer deze waarde ontbreekt, wordt in de NEH gerekend met een verstekwaarde. In veel gevallen is het echter mogelijk deze verstekwaarde te vervangen door een betere schatting, gebaseerd op waarden in de voorafgaande en opvolgende verslagperiodes.
Fouten in data
Door het maken en analyseren van tijdreeksen konden fouten worden opgespoord.
Indeling van bedrijven naar bedrijfstak
Deze indeling is in een beperkt aantal gevallen gewijzigd. Ook is een klein aantal bedrijven in een ander stratum ingedeeld waardoor de steekproefophoging een iets andere uitkomst oplevert.
Raffinage bij organische basischemie
Tot 1999 werd de omzetting van aardgascondensaat naar aardolieproducten die plaatsvond binnen de basischemie gepubliceerd onder de raffinaderijen. Vanaf 1999 werd deze omzetting wel gepubliceerd onder de basischemie. Dit is na de revisie ook voor de oudere jaren doorgevoerd.
Duurzame energie
Duurzame energie komt op meerdere plaatsen terug in de Nederlandse Energiehuishouding (NEH). De toename van duurzame energie in recente jaren maakt dat het steeds belangrijker is om de duurzame energie conceptueel zo goed mogelijk te integreren in de NEH. In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken is sinds begin 2004 het CBS verantwoordelijk voor de hele waarneming van duurzame energie. Daardoor is sinds enige tijd de kennis en capaciteit aanwezig om een conceptuele verbeterslag op dit terrein door te voeren. Daarbij is rekening gehouden met het Protocol Duurzame Energie en met de concepten uit de internationale statistieken van de IEA (International Energy Agency) en Eurostat (het Europese statistische bureau). Naast herzieningen vanuit vernieuwde concepten zijn ook herzieningen doorgevoerd door verbeterd inzicht in primaire data betreffende de duurzame energiebronnen. Per bron zijn hieronder de belangrijkste wijzigingen toegelicht.
Afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s)
Op vier punten zijn er wijzigingen doorgevoerd:
- Vóór de herziening was in de NEH de winning van stoom in principe ook letterlijk de winning van stoom uit het verbranden van afval. In de herziene NEH is de winning van stoom gelijk aan de energie-inhoud van het verbrande afval. Dit gegeven is het uitgangspunt bij rendementsbeschouwingen van afvalverbrandingsinstallaties en komt overeen met het begrip primary production in de internationale statistieken. Als gevolg van deze herziening stijgt de winning van stoom met ongeveer 5 PJ.
- Het verbranden van afval bij AVI’s zonder elektriciteitsopwekking wordt gezien als een overige omzetting. Vóór de herziening werd bij deze AVI’s de verkregen energie geboekt als winning en aflevering van stoom.
- Vóór de herziening was de lijst met opgenomen afvalverbrandingsinstallaties (inclusief installaties voor specifieke stromen) niet helemaal compleet. Dat is nu wel het geval.
- Van enkele AVI’s zijn de primaire gegevens herzien.
Meestoken van biomassa in elektriciteitscentrales
Dit wordt in de NEH zichtbaar als winning van stoom en inzet van stoom voor warmte/kracht-opwekking. De primaire gegevens zijn consistent gemaakt met informatie uit de duurzame energiestatistiek. Deze herziening betekent toename van de winning van stoom en de inzet van stoom van 6 PJ in 2002 en 1 á 2 PJ in de andere jaren
Houtverbranding bij huishoudens
Tot op heden was dit niet opgenomen in de Nederlandse Energiehuishouding In de herziene NEH komt dit terug als een winning en finaal verbruik van warm water bij huishoudens van ongeveer 9 PJ. Dit is de energie-inhoud van het verbrande hout.
Biomassaverbruik voor warmte in de industrie
Dit komt terug in de NEH als winning en finaal verbruik van warm water waarbij de waarde gelijk is aan de energie-inhoud van het verbrande hout. Dit cijfer is gebaseerd op een inventarisatie onder leveranciers van houtkachels uit 1997. Deze inventarisatie is herhaald in 2004 en de resultaten voor de tussenliggende jaren zijn berekend middels interpolatie. Tevens is de reeks consistent gemaakt vanaf 1995. Daarnaast is het biomassaverbruik van de cementindustrie opgenomen als winning en finaal verbruik van stoom, resulterend in een stijging van de winning van stoom. Het totale effect van deze veranderingen ligt tussen de 0 en 2 PJ, afhankelijk van het jaar.
Omgevingswarmte
Het gaat hierbij om warmte/koude-opslag en warmtepompen. Vóór de herziening werd in de NEH uitgegaan van de vermeden primaire energie uit de duurzame energiestatistiek. In de herziene NEH wordt uitgegaan van de daadwerkelijk gewonnen warmte uit de omgeving. De elektriciteitsbesparing door koudeopslag is niet opgenomen in de NEH, net zo min als andere vormen van energiebesparing. Het energieverbruik van de warmtepompen is ook niet expliciet opgenomen in de NEH. Het is onderdeel van het finaal verbruik van overige afnemers en huishoudens. Naast deze conceptuele herziening zijn ook de nieuwe kentallen voor de prestaties van warmtepompen (Protocol Duurzame Energie, SenterNovem, 2004) verwerkt. Het effect van deze herziening is een toename van de winning van warm water bij huishoudens en overige afnemers van ongeveer 0,5 PJ.
Fotovoltaïsche zonne-energie
Deze komt terug in de NEH als winning van elektriciteit. De belangrijkste herziening betreft de verdeling over de bedrijfstakken. Een groot gedeelte van deze winning is nu bij de huishoudens geplaatst.
Fermentatiegas
Bij fermentatiegas kan onderscheid gemaakt worden in stortgas, rioolgas en overige fermentatiegassen
- Stortgas. Door gebruik te maken van gegevens van de Vereniging van Afvalbedrijven is een nieuwe tijdreeks samengesteld. Tevens is nu voor de hele tijdreeks het afgefakkelde stortgas opgenomen als winning en finaal verbruik. Het effect van deze herziening is een toename van de winning van 0,5 à 1 PJ per jaar, afhankelijk van het jaar.
- Rioolgas. Bij het fermentatiegas uit rioolwaterzuiveringsinstallaties is een herziene tijdreeks samengesteld uit gegevens gebaseerd op de CBS-statistiek Zuivering van Afvalwater. Het effect op de winning is enkele tienden PJ per jaar.
- Bij de overige fermentatiegassen zijn er enkele kleine aanpassingen in de brondata.
Windenergie
Elektriciteit uit windenergie komt terug in de NEH als winning van elektriciteit. De herzieningen op dit vlak betreffen een wat meer consistente verdeling over de bedrijfstakken en een kleine toename als gevolg van het volledig gelijk trekken met de cijfers uit duurzame energiestatistiek van maximaal 70 GWh op jaarbasis.
Thermische zonne-energie
Dit komt terug als winning en finaal verbruik van warm water. In het verleden werd in de NEH uitgegaan van de vermeden primaire energie. Na de herziening wordt uitgegaan van de daadwerkelijk gewonnen warmte zoals gedefinieerd door de IEA. Dit leidt tot een kleine toename van 0,1 PJ. Verder is de verdeling over de bedrijfstakken nog iets bijgesteld.