Ontwikkeling bodemgebruik in Nederland 1996-2000  hfdst. 3

3. Beschrijving bodemgebruik 1996-2000 voor Nederland.

In de periode 1996-2000 bedroeg de gewijzigde oppervlakte bijna 74 duizend hectare. De oppervlakte van Nederland beslaat 4 152 800 hectare. Per jaar komt dat neer op een wijzigingspercentage van ruim 0,4 procent. Dat percentage is ook bij voorgaande onderzoeken naar het bodemgebruik vastgesteld.

De wijzigingen in het bodemgebruik in de periode 1996-2000 per hoofdgroep van het bodemgebruik leveren het volgende beeld op.

Verkeer

Op Nederlands niveau is er sprake van een geringe toename van 0,4 procent die geheel is toe te schrijven aan de aanleg van nieuwe wegen. De oppervlakte in gebruik voor spoorwegen neemt met 3,1 procent af.

Bebouwd

Deze hoofdgroep neemt 13 452 ha of 4,4 procent in omvang toe. De toename gaat voornamelijk ten koste van bouwterrein en landbouwgrond, die een gelijk deel van de oppervlakte voor deze groei inleveren. Woongebied neemt ruim 7 300 ha of 3,4 procent in oppervlakte toe. Bedrijfsterrein neemt fors toe, met bijna 6 000 ha ofwel bijna 10 procent.

Semi-bebouwd

Bij deze hoofdgroep is sprake van een spectaculaire toename van 10 683 ha ofwel ruim 28 procent.

De grootste categorie wordt gevormd door bouwterrein. Dit is ruimte die binnen afzienbare tijd wordt bebouwd. De toename van semi-bebouwd terrein is dan ook grotendeels toe te schrijven aan het in gebruik nemen van landbouwgrond als bouwterrein. In 1996 bedroeg de voorraad bouwterrein 21 739 ha. In 2000 is dat toegenomen tot 32 713 ha. In aanmerking genomen dat in deze periode ook ruim 9 000 ha bouwterrein een andere bestemming heeft gekregen, is er sprake van een feitelijke toename van ongeveer 20 000 ha ofwel bijna 100 procent van de oppervlakte van 1996. Een oppervlakte van 20 000 hectare komt ruwweg overeen met de oppervlakte van de stedelijke agglomeratie Den Haag. Twee kleinere categorieën uit deze hoofdgroep vertonen een negatieve ontwikkeling. De oppervlakte stortplaatsen neemt met 150 ha af en semi-bebouwd overig terrein met 355 ha.

Recreatie

De hoofdgroep recreatie neemt toe met 2 914 ha of 3,4 procent ten opzichte van 1996. Opvallende categorie is park en plantsoen. Bij deze categorie is een toename van ruim 1 500 ha, bijna 7 procent. Er is dus sprake van toenemende aandacht voor de ontwikkeling van stedelijk groen. Ter vergelijking: tussen 1993 en 1996 werd slechts een toename van ruim 400 ha gemeten.

De behoefte aan en realisatie van terreinen voor dag- en verblijfsrecreatie wordt zichtbaar gemaakt door een toename van resp. 3,1 en 3,9 procent. De groei van de oppervlakte voor sportterreinen neemt af. Werd tussen 1993 en 1996 nog een groei van 5 procent gerealiseerd, tussen 1996 en 2000 is dit afgenomen tot 1,3 procent.

Landbouw

Overig agrarisch gebruik is de grootste leverancier van ruimte voor nieuwe bestemmingen. De afname van 1,5 procent betekent dat ruim 35 000 ha aan deze vorm van bodemgebruik is onttrokken. Dit komt overeen met ruim tweemaal de landoppervlakte van de gemeente Amsterdam. De glastuinbouwsector neemt tusen 1996 en 2000 fors toe in oppervlakte met bijna 1 100 ha. Tussen 1993 en 1996 was de toename slechts 182 ha.

Bos en natuur

De oppervlakte bos en natuur neemt met 1 procent toe. De groei in oppervlakte is geheel toe te schrijven aan de ontwikkeling van nieuw bos. Natte en droge natuurterreinen nemen daarentegen enigszins in oppervlakte af, mede als gevolg van de verbossing van natuurterrein.

Binnenwater

Vloei- en slibvelden nemen toe met bijna 120 ha. Deze toename is toe te schrijven aan de aanleg van een kunstmatig eiland in het Ketelmeer, waarin een bassin ligt dat is bestemd voor de opslag van slib en baggerspecie. Hiermee is ook een geringe afname van het oppervlak van de randmeren verklaard.

De categorie water met delstofwinningsfunctie neemt 255 ha toe, wat overeenkomt met 9,8 procent. Hieraan ligt de grote behoefte aan zand en andere bouwgrondstoffen ten grondslag.

De negatieve ontwikkeling in oppervlakte van het IJsselmeer wordt verklaard door de ontwikkeling van IJburg bij Amsterdam.

Buitenwater

Bij deze hoofdgroep zijn geen bijzondere ontwikkelingen aangetroffen. Er is wel sprake van wijzigingen veroorzaakt door verschuiving van de lijn van gemiddeld hoog water, waarbij land en water uitwisselen. Dat is een natuurlijk proces dat tot uiting komt in de vernieuwde topografische ondergrond.

De periode 1996-2000 kenmerkte zich door een voorspoedige economische ontwikkeling. Deze voorspoed reflecteert zich duidelijk ook in de ruimtelijke ontwikkeling. Vooral de ontwikkelingen in de hoofdgroepen ‘bebouwd’, ‘semi-bebouwd’ en ‘recreatie’ illustreren dat.

Meer cijfers zijn te vinden achter bijgaande link naar "Wijzigingen in het bodemgebruik per provincie, 1996-2000"