Gevolgen harmonisatie bodemgebruik per categorie
Als resultaat van de nieuwe werkwijze hebben twee categorieën een positief saldo verkregen. ‘Bos’ (cat.60) komt bijna 27 duizend hectare hoger uit en ‘Overig agrarisch gebruik’ ruim 10 duizend. Voor een deel ligt de oorzaak in het vervallen van de categorie ‘onverharde en halfverharde wegen'. 'Bos’ is in principe rechtstreeks overgenomen uit TOP10Vector, op voorwaarde dat een object een ondergrens van 1 ha heeft. Bij de traditionele werkwijze speelden ligging en vorm van het object een rol bij opname in het bestand en werd de ondergrens ‘soepel’ gebruikt. De winst voor ‘Overig agrarisch gebruik’, die overigens maar klein is ten opzichte van de totale omvang van ruim 2,3 miljoen ha, is verder niet nader toe te schrijven.
De uitwisseling tussen de diverse categorieën is dus meer of minder duidelijk naarmate de omvang van een categorie. Zo vindt er uitwisseling plaats van bijna alle categorieën met ‘Overig agrarisch gebruik’. Ook met langgerekte vormen van bodemgebruik zal relatief veel uitwisseling zijn. Voorbeelden hiervan zijn spoorwegen (cat.10), hoofdwegen (cat. 11) en waterwegen (cat. 78).
Deze categorieën zijn ofwel rechtstreeks overgenomen uit TOP10Vector of hebben, zoals bij spoorwegen en deels bij wegen met talud, een berekende breedte gekregen. Daardoor treedt relatief veel uitwisseling op met aanliggende objecten.
Daarnaast geldt een meer strikte scheiding tussen land en water. Een en ander vloeit voort uit de wens de statistiek van het bodemgebruik ook te gebruiken voor het bepalen van financiële maatstaven in het kader van de Financiële Verhoudingswet. De verhouding land en water per gemeente is daarbij een belangrijke maatstaf.
Bij water is in de nieuwe werkwijze aanzienlijk strikter dan bij de traditionele werkwijze de hand gehouden aan het ondergrenscriterium van 1 ha. Ook is de voormalige hoofdgroep ‘Water’ opgesplitst in de hoofdgroep ‘Binnenwater’ en ‘Buitenwater’. Met name in de nieuwe hoofdgroep ‘Binnenwater’ zijn er categorieën bijgekomen, zoals ‘Afgesloten zeearm’, ‘Rijn & Maas’, ‘Randmeer’, ‘Water met delfstofwinfunctie’ en ‘Vloei- en slibvelden’. Ook water in ‘Park en plantsoen’ en ‘Sportterrein’ wordt nu tot ‘Water met recreatieve functie’ gerekend. Deze uitsplitsingen zijn ook van belang voor cartografische representatie gegevens over het bodemgebruik.
11 Glastuinbouw
Aangezien glastuinbouw doorgaans in landbouwgebied is ingebed, zal de uitwisseling met de categorie ‘overig agrarisch gebruik’ het grootst zijn. Bovendien is TOP10Vector dwingend omdat nu de exacte oppervlakte van het staand glas bekend is. Zijn kassen ondermaats bevonden dan zijn ze ondergebracht bij ‘Overig agrarisch gebruik’.
12 Overig agrarisch gebruik
Deze categorie wisselt uit met vrijwel alle categorieën.
21 Bos
De waarneming van deze categorie is objectiever doordat de oppervlakte van de percelen bekend is en op die grond is geautomatiseerd bepaald wordt of een perceel opgenomen dient te worden in het BBG. Relatief veel uitwisseling vindt plaats met wegen, water en landbouwgrond, maar ook met recreatie en natuurlijk terrein.
31 Woongebied
Uitwisseling vindt voornamelijk plaats met stedelijke vormen van bodemgebruik.
32 Delfstoffenwinning
Deze categorie is opgesplitst in een landactiviteit (cat. 33) en een wateractiviteit (cat. 76) voor zover het water groter is dan 1 ha.
33 Bedrijfsterreinen
De inhoud van deze categorie gaat vooral naar 24 (bedrijfsterrein). Vloei- en slibvelden werden voorheen nog tot land gerekend, in de nieuwe indeling tot water (cat. 77). Spoorwegen liggend in bedrijfsterreinen zijn in tegenstelling tot voorheen wel opgenomen in categorie 10 (spoorwegen).
34 Dienstverlenende sector
Deze vorm van bodemgebruik is opgesplitst in drie categorieën, te weten: 21 Detailhandel en horeca, 22 Openbare voorziening en 24 Bedrijfsterrein. Voorts is door het stedelijke karakter de uitwisseling met andere stedelijke vormen van bodemgebruik groot.
35 Overige openbare voorzieningen
Deze categorie gaat bijna in zijn geheel naar ‘Openbare voorzieningen’. Er is enige uitwisseling met ‘Vloei- en slibvelden’. Het betreft dan het watergedeelte van waterzuiveringsinstallaties voor zover groter dan 1 ha.
36 Sociaal-culturele voorzieningen
Rechtstreeks overgegaan naar categorie 23. Er sprake van enige uitwisseling met bos.
41 Spoor-, tram- en metrowegen
Tram- en metrowegen maken niet langer deel uit van deze categorie, maar spoorwegen in bedrijfsterrein zijn nu wel opgenomen in deze categorie. Dit verklaart de uitwisseling met 24 (bedrijfsterrein).
42 Verharde wegen
In de nieuwe werkwijze zijn uitsluitend de wegen opgenomen die in Top10vector van de TDN geclassificeerd zijn met de codes 200 tot en met 334. Deze wegen maken deel uit van het hoofdwegennetwerk. Door de gehanteerde breedte komt uitwisseling met vrijwel alle vormen van bodemgebruik voor.
43 On- en halfverharde wegen
Deze categorie wordt niet meer waargenomen en lost op in de aanliggende vorm van bodemgebruik.
44 Vliegvelden
Rechtstreeks overgegaan naar categorie 12.
51 Parken en plantsoenen
Water vallend in deze categorie werd voorheen tot land gerekend. Nu gaat dit water naar ‘Water met recreatieve hoofdfunctie’, voor zover voor 75 procent of meer vallend binnen deze categorie. Zo niet dan wordt het gerekend tot categorie 78.
52 Sportterreinen
Ook hier een rechtstreekse overgang naar de categorie 41. Met uitzondering van de waterpartijen die binnen deze categorie vallen, deze gaan naar categorie 75.
53 Dagrecreatie
Rechtstreeks overgegaan naar categorie 43.
Aaneensluiting van water kan met TOP10Vector beter worden geconstateerd, waardoor vanuit deze categorie enige oppervlakte aan ‘Water met recreatieve hoofdfunctie’ toegewezen wordt.
54 Volkstuinen
Rechtstreeks overgegaan naar categorie 42.
55 Verblijfsrecreatie
Rechtstreeks overgegaan naar categorie 44.
Verblijfsrecreatie ligt vaak in de nabijheid van bos en natuurlijk terrein. De relatief grote uitwisseling met deze categorieën is op die grond verklaarbaar.
61 Droog natuurlijk terrein
Droog natuurlijk terrein grenst vrijwel altijd aan bos. De uitwisseling met deze bos is op die grond verklaarbaar.
62 Nat natuurlijk terrein
Binnen nat natuurlijk terrein wordt water met behulp van TOP10Vector nauwkeuriger vastgesteld. Ook is de ondergrens van op te nemen water binnen nat natuurlijk terrein van 2 hectare verlaagd naar een ondergrens van 1 hectare. Hiermee is de wat ‘grotere’ uitwisseling met water verklaard.
71 Stortplaatsen
Rechtstreeks overgegaan naar stortplaatsen categorie 30.
72 Wrakkenopslagplaatsen
Rechtstreeks overgegaan naar categorie 31.
73 Begraafplaatsen
Rechtstreeks overgegaan naar categorie 32.
74/75 Bouwterrein
Deze twee categorieën zijn samengevoegd tot één categorie (34).
76 Overige gronden
Rechtstreeks overgegaan naar categorie 35. Strekdammen zijn objectiever vastgesteld, doordat de oppervlakte per strekdam uit TOP10Vector wordt afgeleid. Dergelijke objecten werden door hun geringe omvang voorheen vaak over het hoofd gezien.
81 t/m 84 Binnenwater
De categorieën behorende tot deze hoofdgroep zijn, zoals boven aangegeven, in de nieuwe indeling uitgebreid.
85 t/m 87 Buitenwater
Deze categorieën zijn rechtstreeks vernummerd, echter de Ooster- en Westerschelde zijn gesplitst in twee aparte categorieën.