Effect euro op inflatie niet afzonderlijk te meten
De invoering van de euro als (chartaal) betaalmiddel heeft tot veel vragen en speculaties geleid over het gevolg ervan voor de inflatie. Een verandering van het prijspeil kan door zeer uiteenlopende oorzaken tot stand komen. Bij de vergelijking van de prijsniveaus van januari in enig jaar met die van december in het voorafgaande jaar wordt vaak gewezen op de invloed van belasting- en tariefwijzigingen, die veelal per 1 januari worden doorgevoerd. Ook verschijnselen als de winteruitverkoop en weersinvloeden op oogsten zijn rond de jaarwisseling van belang voor de ontwikkeling van de inflatie. Een analyse van achterliggende oorzaken van de inflatie, zoals loonstijgingen en verandering van concurrentieposities of van marges, waarin de invloed van elk van die oorzaken wordt gekwantificeerd, wordt in de regel niet door het CBS uitgevoerd.
Naast de genoemde oorzaken vormt de introductie van de euro respectievelijk het verdwijnen van de gulden als betaalmiddel een unieke gebeurtenis, die eveneens invloed kan hebben op het prijspeil. Bij vergelijking van prijsniveaus in 2001 en het niveau in januari 2002 is de vraag naar de omvang van deze effecten dan ook voor de hand liggend en begrijpelijk. De beantwoording van die vraag is echter niet goed mogelijk. De overgang van de gulden naar de euro kan immers heel verschillende gevolgen hebben gehad. Hierbij speelt de timing van prijsaanpassingen een belangrijke rol. Voor sommige leveranciers kan de euroconversie aanleiding zijn geweest om eerder uitgestelde prijsverhogingen in januari 2002 door te voeren, of om in deze maand juist vooruit te lopen op verwachte kostenstijgingen. Een ander gevolg van de conversie is de introductie van nieuwe psychologische of ronde (euro)prijzen. Dit proces van prijsaanpassingen lijkt overigens nog in volle gang te zijn. Ten slotte hebben sommige leveranciers van goederen en diensten bij de omrekening van guldens naar euro’s, wellicht ingespeeld op de verminderde transparantie van prijsontwikkelingen.
Alle genoemde effecten, zowel die van de overgang op de euro als de andere, kunnen zich in meerdere of mindere mate hebben voorgedaan. De omvang van de afzonderlijke effecten kan niet worden vastgesteld. Bovendien is niet duidelijk of er sprake is van tijdelijke of van permanente effecten. Het totale conversie-effect kan niet worden geïsoleerd van andere achterliggende oorzaken van prijsveranderingen.