Dierlijke mest en mineralen 2001
Mestproductie daalt door kleinere veestapel
In de periode 1994-2001 is de mestproductie (dunne en vaste mest) door de Nederlandse veestapel met bijna 10 procent gedaald. Bijna tweederde van deze daling is het gevolg van inkrimping van de rundveestapel. De vermindering van de hoeveelheid varkensmest bepaalde de daling voor bijna een derde. In 2001 was de mestproductie met 74 miljoen ton vrijwel gelijk aan de mestproductie in 2000. Een lichte stijging van de hoeveelheid rundveemest werd gecompenseerd door een afname bij varkensmest (ruim 5 procent) en pluimveemest (ruim 7 procent). De ziekte mond- en klauwzeer (mkz) in 2001 heeft weinig invloed gehad op de landelijke mestproductie.
Mestproductie, 1980-2001
Stikstofuitscheiding hoger bij rundvee, lager bij pluimvee en varkens
Na 1993 vertoont de stikstofuitscheiding een dalende trend. In 2001 bedroeg de stikstofuitscheiding door de Nederlandse veestapel 521 miljoen kg, bijna een kwart minder dan in 1993.
Van de totale stikstofuitscheiding was 63 procent afkomstig van rundvee. De stikstofuitscheiding door rundvee (inclusief vleeskalveren en vleesstieren) bedroeg 328 miljoen kg, bijna 3 procent meer dan in 2000. Voor een deel komt dit door het hogere aandeel weidegras in het ruwvoerrantsoen ten koste van snijmaïs en graskuil.
In de landbouwtelling van 2001 werden meer melk- en kalfkoeien en jongvee jonger dan één jaar geteld dan in het jaar daarvoor. Bij vleeskalveren daarentegen was er sprake van een daling. Per saldo nam de rundveestapel uitgedrukt in grootvee-eenheden toe met 1,9 procent (ongecorrigeerd voor het aantal geruimde runderen als gevolg van de mkz-crisis). De toename van het aantal melk- en kalfkoeien werd veroorzaakt door beperking van de vervoersmogelijkheden ten tijde van de mkz-crisis. Hierdoor konden minder dieren worden afgevoerd naar de slachthuizen. Omdat de landbouwtelling een momentopname betreft, kan het aantal dieren in de loop van 2001 weer zijn normale omvang hebben aangenomen, zonder dat dit blijkt uit de cijfers voor 2001. In 2002 is het aantal melk- en kalfkoeien weer afgenomen. Bij de berekening van de mineralenuitscheiding is rekening gehouden met het aantal geruimde runderen.
In 2001 was de stikstofuitscheiding door varkens (113 miljoen kg) 5 procent lager dan het jaar ervoor. De daling werd veroorzaakt door afname van de varkensstapel en door vermindering van de hoeveelheid stikstof in het voer. De stikstofuitscheiding door pluimvee nam bijna 7 procent af ten opzichte van 2000 tot 60 miljoen kg. Net als bij varkens wordt ook bij pluimvee de daling veroorzaakt door een combinatie van minder dieren en lagere stikstofgehalten in het voer.
Door vervluchtiging van ammoniak en overige stikstofverbindingen en de afbraak van organische stof is de hoeveelheid stikstof in de mest op het moment van uitrijden of toepassen niet gelijk aan de stikstofuitscheiding. Door middel van metingen en modelberekeningen zijn de gasvormige stikstofverliezen gekwantificeerd en vanaf 1999 toegepast bij de berekening van de hoeveelheid stikstof in de mest. Tot en met 1998 is alleen met ammoniakverliezen rekening gehouden. Het verschil in gasvormig verlies met eerdere berekeningen bedraagt ongeveer 40-50 miljoen kg stikstof: 7 à 9 procent van de totale stikstofuitscheiding. Dit betekent dat de berekende hoeveelheid stikstof in de mest na 1998 niet zonder meer vergelijkbaar is met die van eerdere jaren.
Stikstof- en fosfaatproductie, 1980-2001
Fosfaatuitscheiding op niveau begin jaren 70
In 2001 produceerde de Nederlandse veestapel 185 miljoen kg fosfaat. Dit is vrijwel gelijk aan de hoeveelheid in 2000. Sinds 2000 ligt de uitscheiding van fosfaat weer op het niveau van begin jaren zeventig, bijna 30 procent onder die van het ‘topjaar’ 1986.
Jaarlijks is iets meer dan de helft van de fosfaatuitscheiding afkomstig van rundvee. Ten opzichte van 2000 nam het aandeel van rundvee toe met 3 procent. Het aandeel van varkens en pluimvee in de fosfaatuitscheiding (42 procent) is groter dan het aandeel in de stikstofuitscheiding (34 procent).
Aandelen van de diergroepen in de fosfaat- en stikstofuitscheiding, 2001
Grote regionale verschillen
De gemiddelde stikstofuitscheiding bedroeg in 2001 ongeveer 275 kg/hectare cultuurgrond. De hoogste waarde werd bereikt in het Westelijk Peelgebied (790 kg/ha) en de laagste waarde in de Haarlemmermeer (29 kg/ha). De mestproductie en mineralenuitscheiding per hectare zijn het grootst op de zandgronden van Zuid, Oost en Midden Nederland. Hier worden niet alleen de meeste varkens en kippen gehouden, ook het aantal stuks rundvee per hectare is hier groter dan in de rest van Nederland. Mede onder invloed van de mestwetgeving is sinds het begin van de jaren tachtig de afvoer van dierlijke mest uit deze gebieden sterk toegenomen. Het mestgebruik is daarmee harder gedaald dan de mestproductie.
In 2001 daalden alleen in de provincie Gelderland de stikstof- en fosfaatuitscheiding ten opzichte van 2000. In deze provincie ligt het door de mkz-crisis zwaarst getroffen gebied Oostelijke Veluwe, waar als gevolg van de mkz-crisis het niveau van de stikstof- en fosfaatuitscheiding ongeveer tien procent lager lag. In dit gebied kwamen 17 van de 26 geconstateerde ziektegevallen voor.
Meer informatie
Het artikel Dierlijke mest en mineralen 2001 bevat meer achtergrondinformatie over de berekeningsmethodiek en de uitkomsten.