Twee indicatoren voor het Nederlandse consumentenvertrouwen

Het CBS presenteert elke maand het Nederlandse consumenten­vertrouwen. Ook de Europese Commissie (EC) publiceert maandelijks het consumentenvertrouwen voor Nederland. De EC berekent voor alle landen van de Europese Unie (EU) op uniforme wijze het consumenten­vertrouwen met behulp van door de desbetreffende landen verzamelde data.

Verschillende uitkomsten

De uitkomsten van de CBS- en de EC-indicator over het consumentenvertrouwen verschillen van elkaar. Vooral de laatste vier jaar is er een duidelijk niveauverschil. Het EC-vertrouwen ligt aanzienlijk hoger dan het CBS-vertrouwen. Dit komt door verschillen in definitie, berekening en brondata. De ontwikkeling van de beide indicatoren is globaal wel hetzelfde. In dit artikel worden de verschillen toegelicht. Daarbij is gebruik gemaakt van de oorspronkelijk gemeten data (niet voor seizoeninvloeden gecorrigeerd).

Consumentenvertrouwen CBS en EC,
januari 1994 t/m februari 2006

Consumentenvertrouwen CBS en EC, januari 1994 t/m februari 2006

Definitie

Het eerste verschil komt voort uit de vragen waarop de indicatoren zijn gebaseerd. Van de in totaal zestien vragen uit het Consumenten Conjunctuur Onderzoek wordt een selectie gebruikt voor het berekenen van het consumentenvertrouwen. Voor de EC-indicator zijn dat alleen vragen die betrekking hebben op de verwachtingen voor de toekomst. Bij de indicator van het CBS worden ook de oordelen van de consument over de huidige situatie en de situatie in de afgelopen twaalf maanden meegenomen. De EC-indicator heeft echter vragen op meerdere gebieden; ook de werkloosheid- en de spaarverwachting worden hierin meegenomen.

De vragen

Het consumentenvertrouwen volgens de CBS-definitie is gebaseerd op de volgende vijf vragen:

  • Oordeel over de economische situatie in de afgelopen 12 maanden;
  • Oordeel over de economische situatie in de komende 12 maanden;
  • Oordeel over de financiële situatie in de afgelopen 12 maanden;
  • Oordeel over de financiële situatie in de komende 12 maanden;
  • Oordeel of het nu een gunstige tijd is voor het doen van grote aankopen.

De eerste twee vragen vormen samen het oordeel over het economisch klimaat. De laatste drie vragen vormen samen de koopbereidheid.

Het EC-consumentenvertrouwen is gebaseerd op de volgende vier vragen:

  • Oordeel over de economische situatie in de komende 12 maanden;
  • Oordeel over de financiële situatie in de komende 12 maanden;
  • Oordeel over de werkloosheid in de komende 12 maanden;
  • Oordeel over de mogelijkheid tot sparen in de komende 12 maanden.

De waarneming voor beide indicatoren is wel hetzelfde. Alle vragen van het Consumenten Conjunctuur Onderzoek worden maandelijks aan duizend huishoudens gesteld. Iedere maand worden hier nieuwe huishoudens voor geselecteerd. Het onderzoek wordt telefonisch gedaan in de eerste tien werkdagen van iedere maand. De vragen hebben betrekking op de economie in het algemeen en op de eigen financiële situatie. De consumenten kunnen antwoorden dat ze vinden dat het (iets) beter of slechter gaat, dat de situatie ongewijzigd is, of dat ze het niet weten.

Berekening

Behalve andere vragen is ook de berekeningswijze anders. Het CBS berekent het verschil tussen het percentage optimisten (beter) en het percentage pessimisten (slechter). Bij de Europese berekening wordt nog een onderscheid gemaakt tussen iets beter en beter cq. iets slechter en slechter. De consumenten die vinden dat het iets beter of iets slechter gaat, tellen slechts voor de helft mee. De consumenten die vinden dat de situatie ongewijzigd is of geen mening hebben, worden in beide berekeningen niet meegenomen.

Voorbeeld van de berekening1)

Economische situatie komende % van de
12 maanden, februari 2006: consumenten
 
Duidelijk verbeteren 7
Iets verbeteren 27
Ongewijzigd blijven 38
Iets verslechteren 12
Duidelijk verslechteren 9
Weet niet 7
   
CBS-berekening (7+27)-(12+9) 12
EC-berekening (7+0,5*27)-(0,5*12+9) 5

1)  De berekeningen zijn gebaseerd op onafgeronde data. Hierdoor kunnen kleine verschillen optreden.

De andere deelindicatoren van het consumentenvertrouwen worden op dezelfde manier berekend. De deelindicatoren worden gemiddeld om tot de totaalindicator te komen.

Brondata

Het derde verschil tussen beide indicatoren betreft de gebruikte data. Van oktober 1995 tot en met april 2000 waren de data voor de EC-indicator afkomstig van Bureau Intomart. Daarvoor en ook daarna gebruikte de EC data van het CBS. Het CBS heeft altijd de eigen data gebruikt.

Duidelijk effect definitieverschil

Het verschil in de vragen waarop de indicator is gebaseerd, heeft een duidelijk effect op het niveau van het consumentenvertrouwen. De vraag over sparen wordt alleen in de EC-indicator gebruikt. Deze deelindicator heeft voortdurend een hoge waarde. Hierdoor ligt het Europees geharmoniseerde vertrouwen hoger dan het Nederlandse vertrouwen. Het verschil wordt groter naarmate het vertrouwen lager wordt. Vooral de laatste vier jaar is dit verschil duidelijk te zien.

In onderstaande grafiek zijn de deelindicatoren die niet in beide indicatoren zitten, opgenomen. Ze zijn berekend volgens de CBS-rekenregels. De deelindicatoren die wel van beide indicatoren deel uitmaken, zijn niet weergegeven in de grafiek.

Deelindicatoren consumentenvertrouwen volgens CBS-berekening, mei 2000 t/m februari 2006

Deelindicatoren consumentenvertrouwen volgens CBS-berekening, mei 2000 t/m februari 2006

Extremere resultaten door andere berekening

Doordat het CBS ook de consumenten die vinden dat het iets beter of iets slechter gaat volledig meetelt, geeft de CBS-indicator doorgaans extremere resultaten. Dit is te zien bij de deelindicatoren die in beide indicatoren zijn opgenomen, zoals het oordeel over de financiële situatie in de komende twaalf maanden.

Deelindicator financiële situatie in de komende 12 maanden, januari 2001 t/m februari 2006

Deelindicator financiële situatie in de komende 12 maanden, januari 2001 t/m februari 2006

Het effect van de verschillende brondata

Het verschil in brondata heeft gevolgen voor het niveau van het consumentenvertrouwen. De CBS-cijfers lagen in de periode oktober 1995-april 2000 structureel lager dan de Intomart-cijfers die de EC gebruikte. In onderstaande grafiek staan de cijfers zoals gepubliceerd door de EC en de cijfers zoals ze geweest zouden zijn als de CBS-data ook voor de periode oktober 1995-april 2000 gebruikt waren. Het niveau van de Europese indicator is in deze periode hoger. De ontwikkeling gaat echter wel gelijk op.

Consumentenvertrouwen volgens Europese definitie en berekening, oktober 1995 t/m april 2000

Consumentenvertrouwen volgens Europese definitie en berekening oktober 1995 t/m april 2000

Tot slot

De Europese Commissie is in de loop van 2001 overgestapt op de huidige definitie en berekening van het consumenten­vertrouwen en heeft toen de gehele reeks herzien. Voor die tijd waren de CBS- en EC-indicator op deze punten gelijk. De reden van deze overstap was dat volgens de EC deze nieuwe indicator een iets betere indicatieve waarde heeft voor de Europese consumptie. Het CBS is hierin niet meegegaan uit continuïteitsoverwegingen en omdat de CBS-indicator, in het bijzonder de koopbereidheid, in het verleden een goede indicatieve waarde bleek te hebben voor de Nederlandse consumptie. Daarnaast zou de opbouw van het consumenten­vertrouwen uit de koopbereidheid en het oordeel over het economisch klimaat dan verloren gaan.

De beide indicatoren voor het consumentenvertrouwen hebben hun voor- en nadelen. Het voordeel van de EC-indicator is dat deze internationaal vergelijkbaar is. Het voordeel van de CBS-indicator is dat deze niet alleen gebaseerd is op de toekomstverwachting van de consument, maar ook het beeld van het heden en het sentiment over het verleden meeneemt. Hierdoor geeft de CBS-indicator een breder beeld en komt ook het effect van onverwachte gebeurtenissen tot uitdrukking. Ook zitten er in de CBS-reeks geen breuken door het overstappen op andere brondata.