Voortgezet onderwijs
Het vwo is vooral bedoeld als vooropleiding voor het wetenschappelijk onderwijs en omvat zes leerjaren. Tot het vwo behoren de onderwijssoorten gymnasium (klassieke talen verplicht) en atheneum (klassieke talen als keuzevak).
De havo bereidt voor op het hoger beroepsonderwijs en heeft vijf leerjaren. Gediplomeerde havisten kunnen ook doorstromen naar het vijfde leerjaar van het vwo. Zowel bij het vwo als havo kunnen de leerlingen in de hogere leerjaren kiezen uit vier profielen: natuur en techniek, natuur en gezondheid, economie en maatschappij en cultuur en maatschappij. Elk profiel bevat gemeenschappelijke (profielonafhankelijke) vakken, verplichte (profielspecifieke) vakken en vrije vakken. Leerlingen kunnen ook een combinatie van profielen kiezen.
Het vmbo bereidt voor op het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), heeft een duur van vier jaar en kent vier onderwijsprogramma’s, leerwegen genoemd, die een voorgeschreven aantal vakken en een relatief vaststaand examenpakket hebben. Leerlingen kunnen kiezen uit de theoretische, de gemengde, de kaderberoepsgerichte en de basisberoepsgerichte leerweg.
● De theoretische leerweg geeft toegang tot een middenkaderopleiding (niveau 4) in het mbo. Geslaagden voor deze onderwijssoort kunnen ook doorstromen naar het vierde leerjaar havo.
● De gemengde leerweg is te beschouwen als een tussenvorm van de theoretische leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg, heeft hetzelfde niveau als de theoretische leerweg, maar heeft ook een beroepsgericht vak. De gemengde leerweg geeft toegang tot een middenkaderopleiding (niveau 4) van het mbo en afhankelijk van de school tot het vierde leerjaar havo.
● De kaderberoepsgerichte leerweg is de beroepsgerichte vooropleiding voor de vakopleiding (niveau 3) en de middenkaderopleiding (niveau 4) van het mbo.
● De basisberoepsgerichte leerweg is bedoeld als vooropleiding voor de basisberoepsopleiding (niveau 2) van het mbo.
Binnen het vmbo is het in alle vier leerwegen mogelijk om een indicatie voor leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) te krijgen. Dit onderwijs is bedoeld voor leerlingen met achterstanden of gedrags- en motivatieproblemen, die met extra begeleiding wel in staat zijn om een vmbo-diploma te behalen. In het vmbo (inclusief het lwoo) worden binnen elke leerweg vier sectoren onderscheiden: landbouw, techniek, economie en zorg en welzijn. Vanaf het schooljaar 2002/’03 is het op enkele scholen mogelijk om voor een combinatie van deze sectoren te kiezen.
Vanaf het schooljaar 2008/’09 kunnen vmbo-leerlingen in het kader van de experimentele ‘Leergang vmbo-mbo2’ in één leergang op dezelfde locatie de 2 hoogste leerjaren van de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo combineren met 2 jaren voltijd mbo op niveau 2. Op deze manier wordt bevorderd dat meer leerlingen het onderwijs met een startkwalificatie op mbo 2 niveau verlaten.
Al eerder bestond binnen de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo de mogelijkheid om een leerwerktraject of een assistentopleiding te volgen. Het leerwerktraject geeft een leerling, die door zijn leerstijl niet in staat is het reguliere programma succesvol te doorlopen, de mogelijkheid om door middel van een passende leerroute toch een vmbo-diploma te behalen. Bij een leerwerktraject gaat het om combinatie van leren en werken, dat wil zeggen een opleiding met minder theorie, maar meer praktijk. Bij een assistentopleiding kan een vmbo-leerling in de hoogste leerjaren van de basisberoepsgerichte leerweg een mbo-opleiding op niveau 1 volgen. Bij een succesvolle afronding van dit traject ontvangt hij of zij in plaats van een vmbo-diploma dan een mbo-diploma op niveau 1.
Het praktijkonderwijs is onderwijs in praktische en sociale vaardigheden, aansluitend op het basisonderwijs, dat bestemd is voor leerlingen die niet in staat zijn om een vmbo-diploma te behalen. Het beoogt leerlingen op te leiden voor zeer eenvoudig werk op de arbeidsmarkt. Stages zijn een essentieel onderdeel van het onderwijsprogramma. Leerlingen die het praktijkonderwijs verlaten, krijgen een getuigschrift.