Monitor sociaal domein nuttig beleidsinstrument voor gemeenten

/ Auteur: Masja de Ree
Oudere dame krijgt huishoudelijke hulp om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen
© Hollandse Hoogte / Patricia Rehe
De Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein (GMSD) is in 2015 gelanceerd in opdracht van het ministerie van VWS en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Aanleiding was de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo2015) waarmee gemeenten verantwoordelijk werden voor de ondersteuning van hun inwoners. Met de Monitor sociaal domein kunnen gemeenten zien hoeveel ondersteuning ze leveren, wat voor soort ondersteuning en aan wie. De kwaliteit van de cijfers is nu nóg beter door de intensievere betrokkenheid van het CBS daarbij.

Waardevol

Van woningaanpassing tot taxiritje naar de dagbesteding en van huishoudelijke hulp tot opvoedingsondersteuning: de gemeenten zijn tegenwoordig verantwoordelijk. Marije de Bruin, statistisch onderzoeker bij het CBS: ‘Met de Monitor sociaal domein hebben gemeenten goed in beeld hoe zij die ondersteuning inzetten, ook in vergelijking met andere gemeenten. Dat levert nuttige informatie op, want het beleid per gemeente verschilt sterk. Er zijn veel ontwikkelingen op het gebied van de Wmo die vragen oproepen. Dan is het heel waardevol om met cijfers te onderbouwen wat je als gemeente waarneemt en ervaart. Denk bijvoorbeeld aan een stijging van het aantal cliënten.’ Brenda de Zeeuw van de VNG: ‘Het CBS verrijkt onze gegevens met extra informatie waardoor wij meer inzicht krijgen.’

Bijzondere samenwerking

De Monitor sociaal domein is bijzonder vanwege de intensieve samenwerking tussen het CBS en de VNG. De Bruin: ‘Dit is echt een monitor voor gemeenten en door gemeenten. Het CBS doet de dataverzameling: twee keer per jaar benaderen we de gemeenten en leveren zij via een beveiligde route in een vast format gegevens aan over de geleverde ondersteuning. Wij doen een technische kwaliteitscontrole op de data en maken een spiegelrapport met een samenvatting van de door die gemeente aangeleverde gegevens, dat vervolgens teruggaat naar de gemeente.’ De gemeenten geven aan of de samenvatting in het rapport een realistisch beeld geeft. De VNG publiceert de gegevens uiteindelijk op waarstaatjegemeente.nl. Daarnaast zijn de cijfers terug te vinden op StatLine. De Zeeuw: ‘De VNG coördineert de halfjaarlijkse gegevensaanlevering en haalt de wensen bij gemeenten op. We hebben korte lijnen met de gemeenten waardoor het aanleveren van de data soepel verloopt.’

‘Het CBS verrijkt onze gegevens met extra informatie waardoor wij meer inzicht krijgen’

Steeds meer gemeenten doen mee

Sinds anderhalf jaar is het CBS intensiever betrokken bij de kwaliteit van de data. De Bruin: ‘We maken daartoe bijvoorbeeld vergelijkende analyses ten opzichte van voorgaande jaren en koppelen opvallende uitkomsten terug aan gemeenten.’ De Zeeuw: ‘Gemeenten geven zelf toestemming voor het publiceren van de data, maar een objectieve blik van het CBS op de kwaliteit van de data zorgt ervoor dat de data betrouwbaarder en beter vergelijkbaar zijn tussen de gemeenten onderling. Grote uitschieters of onregelmatigheden worden er op deze manier uitgehaald.’ Steeds meer gemeenten doen mee met de Monitor sociaal domein. ‘In het begin waren gemeenten terughoudend’, weet De Bruin. ‘Nu doen al 330 van de 355 gemeenten mee. Dat is een heel mooi resultaat dat het nut van de monitor onderstreept.’

Balans

De Monitor sociaal domein blijft zich ontwikkelen. De Zeeuw: ‘We onderzoeken op dit moment of we de monitoring van dakloosheid structureel kunnen opnemen. Ook zijn we al geruime tijd bezig met het ontsluiten van informatie over beschermd wonen. Hier zullen nog stappen in worden gezet de komende periode.’ De Zeeuw benadrukt het belang van een balans tussen het streven naar eenduidige landelijke data met voldoende zeggingskracht en tegelijkertijd aandacht voor de diversiteit aan onderliggende lokale beleidskeuzes in het sociaal domein: ‘Tenslotte is een deel van de nu aan te leveren gegevens niet verplicht. In de toekomst willen we ook de kwaliteit van deze gegevens verbeteren met het doel om zowel voor gemeenten als op landelijk niveau nieuwe betekenisvolle indicatoren te kunnen publiceren.’