Religie in Nederland

1 Inleiding

Het religieuze landschap in Nederland is de afgelopen decennia sterk veranderd. Waar in 1960 nog rond ruim 80 procent van de bevolking katholiek of protestants (vooral hervormd, en een klein deel gereformeerd of anderszins) was, is dat nu geheel anders. De belangrijkste verschuiving is dat een meerderheid van de Nederlanders nu te kennen geeft niet te behoren tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering. De afnemende invloed van religie – ofwel secularisering (Stark en Iannaccone, 1994; Kregting, Scheepers, Vermeer en Hermans, 2018) – heeft hiertoe bijgedragen. Ook vond een proces van de-institutionalisering plaats: gelovigen gingen zich steeds minder schikken naar de traditionele voorschriften van hun kerkgemeenschap (Knippenberg, 1992; 2018). Een andere ontwikkeling is dat de diversiteit in religieuze stromingen fors is toegenomen (Van der Bie, 2009; Van Herten, 2009; Aarts, 2010). Dit geldt vooral voor de vele protestantse stromingen. Hoewel in 2004 de meeste hervormde, gereformeerde en lutherse kerken zijn verenigd in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), geeft desgevraagd nog steeds een aanzienlijk deel van de protestanten aan te behoren tot de Nederlands hervormde of gereformeerde kerken (Schmeets, 2019). Ook heeft de diversiteit een belangrijke impuls gekregen van de veranderende bevolkingssamenstelling. Niet alleen werd na de Tweede Wereldoorlog de toestroom van migranten groter, ze kwamen ook steeds meer uit verschillende landen (Jennisen, Engbersen, Bokhorst en Bovens, 2018). Dit zorgde voor nieuwe religies en religieuze stromingen, waaronder de islam en de immigrantenkerken.

Hoewel de invloed van religie in de Nederlandse samenleving is afgenomen, komt uit verschillende onderzoeken naar voren dat deze nog steeds een onderscheidende factor is voor diverse facetten van de leefsituatie, zoals de financiële positie en het vermogen (Arts, Otten en Lok, 2013), de sociale cohesie in de samenleving (De Hart, 2014; Putnam en Campbell, 2012; Schmeets, 2015; 2019; Huijnk, 2018), het geefgedrag (Bekkers, Schuyt en Gouwenberg, 2017), orgaandonatie (Schmeets en Peters, 2016) en het ervaren geluk (Coumans, 2014). Ook blijkt dat de religieuze betrokkenheid sterk verschilt tussen regionale gebieden en gemeenten (Schmeets, 2016).

In dit artikel wordt de religieuze betrokkenheid in Nederland beschreven voor de jaren 2018 en 2019. Speciale aandacht is daarbij voor de diversiteit van de religieuze stromingen, met name de protestantse. Eerst wordt in paragraaf 2 een aantal algemene ontwikkelingen van de religieuze betrokkenheid besproken: het behoren tot een geloofsgroep en het praktiseren van het geloof in zowel kerkelijk verband als daarbuiten. In paragraaf 3 komen de verschillen tussen de bevolkingsgroepen, zoals mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, en lager en hoger opgeleiden, aan bod. Daarna worden in paragraaf 4 de resultaten van de drie vraagstellingen in 2018 en 2019 met elkaar vergeleken waarmee tevens de religieuze diversiteit in beeld komt. Vervolgens wordt in paragraaf 5 besproken wie nog in God gelooft, wie niet, en wie daarover twijfelt. Het artikel sluit af met enkele conclusies.

De gegevens over religie zijn vooral ontleend aan het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn (S&W) waar in de periode 2012-2019 meer dan 61 duizend personen van 15 jaar of ouder aan hebben meegewerkt. De gegevens zijn verzameld met behulp van het internet, telefonisch en met een bezoek aan huis. In 2018 en 2019 is voor het eerst doorgevraagd naar een groot aantal, vooral protestantse, religieuze groepen en stromingen.