Nationaal vermogen gestegen door grotere pensioenpot
Het vermogen van Nederland is sinds het begin van de crisis gegroeid. Dat komt vooral doordat het vermogen van pensioenfondsen en verzekeraars sinds 2008 met ruim 615 miljard euro groeide tot 1,7 biljoen euro in het derde kwartaal van 2015. Dat meldt CBS op basis van een vandaag voor het eerst gepubliceerd overzicht.
Het netto nationaal vermogen is het vermogen van de Nederlandse huishoudens, bedrijven en de Nederlandse overheid samen, ofwel de Nederlandse bezittingen minus de schulden. Dat vermogen bedroeg eind 2014 bijna 3,7 biljoen euro. Dat is 292 miljard euro meer dan eind 2008.
Het netto vermogen van Nederland is een combinatie van financiële bezittingen (zoals aandelen, obligaties en deposito’s) en materiële bezittingen, minus schulden. De waarde van die materiële of niet-financiële bezittingen (zoals vastgoed, wegen en machines) is sinds 2008 afgenomen. Dat kwam onder meer doordat onroerend goed minder waard werd nadat de woningmarkt inzakte. De stijging van het totaal is dus volledig het gevolg van de toename van die andere tak: het financiële bezit.
Financieel bezit
Het financiële bezit van Nederland ten opzichte van het buitenland wordt gemeten door de Nederlandse vorderingen en schulden in het buitenland van elkaar af te trekken. Het bedrag dat daar uitkomt is het zogeheten Nederlandse externe vermogen.
Dat externe vermogen lag eind 2008 48 miljard euro in de min: Nederland was het buitenland meer verschuldigd dan andersom. Maar aan het einde van het derde kwartaal van 2015 was het externe vermogen gestegen naar een overschot van liefst 568 miljard euro. Het gaat hier alleen om de vermogensposities ten opzichte van het buitenland: de binnenlandse vorderingen en schulden zijn in de berekening tegen elkaar weggestreept. Een lening van bijvoorbeeld een Nederlands bedrijf bij een Nederlandse bank is immers een schuld bij de ene partij (het bedrijf) en een even grote vordering bij de andere partij (de bank).
Door het nieuwe overzicht is nu per sector duidelijk welke vorderingen en schulden ze onderling en met het buitenland hebben, waardoor beter inzichtelijk wordt waar die stijging tussen 2008 en 2015 vandaan komt. De toename van het netto extern vermogen ligt vooral bij de pensioenfondsen, maar is daarom indirect naar de huishoudens terug te voeren.
Meer vermogen nodig door lage rente
Nederlandse huishoudens hebben sinds 2008 hun aanspraken op verzekeraars en pensioenfondsen sterk zien groeien. Eind september 2015 bedroeg dit bijna 1,5 biljoen euro, tegen 858 miljard euro eind 2008. Het gaat voor het merendeel om pensioenaanspraken. Die aanspraken staan hier voor het totale vermogen waarover verzekeraars en pensioenfondsen moeten beschikken om aan hun pensioenverplichtingen te kunnen voldoen.
De stijging in aanspraken komt vooral doordat de rekenrente gedaald is. Die rente vormt een maat voor het toekomstig rendement van pensioenfondsen en daarmee voor het benodigde vermogen dat de fondsen moeten aanhouden om toekomstbestendig te blijven. Hoe lager de rekenrente, hoe hoger het vereiste vermogen. Hoe hoger het vermogen, hoe hoger de huidige waarde van de pensioenaanspraken van huishoudens. Fondsen hebben de afgelopen jaren ook meer vermogen moeten aanhouden vanwege aanpassingen in de levensverwachting, maar de invloed daarvan is veel kleiner dan van de rentedaling.
Pensioenfondsen moeten sinds de crisis dus veel grotere vermogens aanhouden om aan de toekomstige verplichtingen te kunnen blijven voldoen. Het vermogen van pensioenfondsen en verzekeraars, die ook een deel van het pensioenvermogen beheren, steeg dus tussen eind 2008 en september 2015 met ruim 615 miljard euro naar 1,7 biljoen euro.
Toename vermogen
Er zijn een aantal factoren waardoor de vermogens van de fondsen sinds 2008 zijn gegroeid. Ten eerste daalde de kapitaalmarktrente na 2008 vrijwel onafgebroken. De obligaties die pensioenfondsen in handen hadden, werden meer waard. Dat kwam doordat de couponrente op oude obligaties hoger was dan de marktrente. Daarnaast stegen aandelenkoersen en werden buitenlandse beleggingen meer waard doordat de meeste buitenlandse valuta’s, zoals de Amerikaanse dollar, de Zwitserse frank en het Britse pond, in waarde stegen ten opzichte van de euro. Tot slot verhoogden fondsen hun premies en stegen pensioenuitkeringen niet mee met de inflatie of werd er zelfs op gekort.
Verzekeraars en pensioenfondsen beleggen lang niet alles zelf, maar brachten de voorbije jaren een deel van hun kapitaal onder bij beleggingsinstellingen, waardoor hun aanspraken op die instellingen stegen. De aanspraken van beleggingsinstellingen op het buitenland namen weer fors toe doordat ze het door de pensioenfondsen ingebrachte geld voor een groot deel buiten Nederland gingen investeren. Overigens zijn de directe beleggingen van pensioenfondsen in het buitenland ook toegenomen.
Omdat pensioenfondsen (en beleggingsinstellingen) nauwelijks financiële verplichtingen (schulden) in het buitenland hebben, heeft de groei van het pensioenvermogen een groot effect gehad op de toename van het externe vermogen.
Europese Unie
Een negatief extern vermogen geeft aan dat een land financieel kwetsbaar is. Het land heeft dan immers veel schulden in het buitenland, wat vaak gepaard gaat met langdurige rentebetalingen en aflossingen. Daarom heeft de Europese Commissie dit vermogen opgenomen in een scorebord dat macro-economische onevenwichtigheden bij landen moet meten. Het rapport daarover komt binnenkort uit.
Nederland heeft, gemeten naar de grootte van de economie, het hoogste netto extern vermogen van Europa. De omvang en opzet van het Nederlandse pensioenstelsel, dat tamelijk uniek is in Europa, is hier voor een belangrijk deel de oorzaak van. Overigens moet een hoog netto extern vermogen niet worden verward met de rijkdom van een land. Het gaat hier slechts om de financiële positie ten opzichte van het buitenland: binnenlands opgebouwd vermogen wordt niet meegeteld.