Koopkracht van werknemers in de zorg gestegen
- Koopkracht van werknemers in gezondheids- en welzijnszorg steeg in 2008-2012 elk jaar
- Zelfstandigen en pensioenontvangers leverden meeste koopkracht in
- Terugloop in bestedingen het grootst bij jongere huishoudens
- Vermogen van 65-plushuishoudens niet gedaald
De economische crisis die Nederland sinds eind 2008 in de greep heeft, heeft de huishoudens de afgelopen jaren in hun portemonnee getroffen. De koopkracht daalde in 2012 voor het derde jaar op rij. Bij werknemers was de ontwikkeling het minst ongunstig. Werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg gingen er zelfs op vooruit. Zelfstandigen en uitkeringsontvangers, vooral die met een pensioen, leverden het meest in. Verder daalden de bestedingen, het meest bij huishoudens met een hoofdkostwinner jonger dan 45 jaar. Anders dan bij de jongere leeftijdsgroepen slonk het vermogen van 65-plushuishoudens niet. Dit heeft het CBS vandaag bekend gemaakt naar aanleiding van het uitkomen van de publicatie Welvaart in Nederland 2014. Deze publicatie geeft een beeld van de verdeling en de ontwikkeling van het inkomen, de bestedingen en het vermogen van verschillende groepen in de samenleving.
Koopkrachtontwikkeling werknemers minst ongunstig
Als gevolg van de crisis liep de werkloosheid op, daalde de arbeidsparticipatie en werden meer mensen afhankelijk van een uitkering. Bij de werkenden hadden de zelfstandigen het zwaar te verduren. Zij werden al in 2009 met koopkrachtverlies geconfronteerd en zagen in 2012 hun koopkracht met 2,7 procent slinken. Werknemers boetten verhoudingsgewijs het minst in, alleen in 2010 en 2012 daalde hun koopkracht, met respectievelijk 0,2 en 0,4 procent. Deze afname komt vooral doordat de loonontwikkelingen vanuit de cao-afspraken achterliepen op de inflatie. Uitkeringsontvangers leverden fors aan koopkracht in. Zo zagen gepensioneerden hun koopkracht in 2012 voor de derde keer op rij dalen, met 1,2 procent, en gingen de bijstandsontvangers er 1,5 procent op achteruit.
Koopkracht bij werknemers in de zorg in de plus
Bij werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg ontwikkelde de koopkracht zich positief. Als gevolg van relatief gunstige cao-afspraken nam bij hen in de periode 2008-2012 de koopkracht elk jaar toe. Ook voor werknemers in het onderwijs en in de financiële dienstverlening ontwikkelde de koopkracht zich redelijk gunstig. Bij hen nam net als in de gezondheids- en welzijnszorg vooral in de beginjaren van de crisis de koopkracht fors toe. Zo steeg in 2009 in deze sectoren de koopkracht nog met respectievelijk 5,2, 3,2 en 3,7 procent. In de jaren daarna verminderde dat. Zo daalde de koopkracht van werknemers in het onderwijs vanaf 2011 en van werknemers in de financiële dienstverlening in 2012.
Bestedingen vooral teruggelopen bij jongere huishoudens
Tussen 2008 en 2012 namen de gemiddelde bestedingen van huishoudens, gemeten in prijzen van 2012, af van 33,8 duizend euro naar 31,6 duizend euro. Gecorrigeerd voor de prijsontwikkeling krompen de uitgaven van huishoudens in 2008-2012 met 7 procent.
De daling komt vooral voor rekening van jongere huishoudens. Zo daalden tussen 2008 en 2012 de reële bestedingen bij huishoudens met een kostwinner tot 45 jaar met ruim 13 procent. Bij huishoudens met een kostwinner van 45 tot 65 jaar was de daling met bijna 2 procent minder. De 65-plushuishoudens daarentegen, gaven juist 4,4 procent meer uit aan goederen en diensten. Dit komt vooral doordat in de periode 2008-2012 in de groep 65-plushuishoudens steeds meer jongere generaties instroomden, die vaker een aanvullend pensioen hebben en daardoor meer koopkracht dan oudere generaties. Deze toename is een direct gevolg van de gestegen arbeidsparticipatie onder vrouwen.
Geen terugval in vermogen voor de groep 65-plussers
Het doorsnee vermogen van huishoudens daalde van 51 duizend euro in 2008 naar 27 duizend euro in 2012. Dit komt vooral door waardevermindering van de eigen woning. Bijna zes op de tien huishoudens hebben een eigen woning. Door het instorten van de woningmarkt nam in 2008-2012 de doorsnee-waarde van de eigen woning af van 256 duizend euro naar 231 duizend euro. Tegelijkertijd nam in deze periode de hypotheekschuld van eigenwoningbezitters toe: van 143 duizend naar 163 duizend euro.
De algehele daling in vermogen komt uitsluitend voor rekening van huishoudens in de leeftijdsgroepen van 25 tot 65 jaar. De groep huishoudens met een kostwinner van 65 jaar en ouder bleef, gemiddeld bezien, verschoond van een terugval in vermogen. Deze leeftijdsgroep kent al geruime tijd een groeiende instroom van eigenwoningbezitters die hun hypotheek grotendeels hebben afgelost. Dit heeft het negatieve effect van de waardevermindering van de eigen woning op het gemiddelde gecompenseerd.